216 MAANDAG 22 NOVEMBER 1948. Verlenen van subsidies aan diverse instellingen, (van Scliaik e.a.) bereikt worden door de Gemeentelijke Accountantsdienst; er wordt een plan opgesteld tot reorganisatie van de admini stratie van deze Stichting Iv. en O.; deze zal in geheel nieuwe banen geleid worden, in overeenstemming met de eisen, die aan een up to date administratie gesteld kunnen worden; het geven van aanwijzingen hiervoor is aan de Gemeentelijke Accountantsdienst zeer goed toe te vertrouwen. Voor het brengen van een subsidie voor de Stichting K. en O. van 12.000.voor 1948/1949 op de begroting bestaat een bijzondere reden, nl. deze, dat het verenigingsjaar voor de Stichting voor Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning loopt van September tot September; spreker zal trachten het verenigingsjaar voor deze Stichting te doen samenvallen met het kalenderjaar; na doorvoering van deze financieel- administratieve hervorming zal het ook veel gemakkelijker zijn, het subsidie per kalenderjaar te bepalen. Het niet samenvallen van kalenderjaar en verenigingsjaar heeft altijd moeilijkheden opgeleverd; dit zal waarschijnlijk ook in 1949 nog het geval zijn; pas in 1950 zal men een subsidie kunnen vaststellen, dat voor één kalenderjaar geldt en niet over twee jaren moet worden verdeeld, zoals nu nog moet geschieden. Dit subsidie zal dus gelden voor September 1948 tot Septem ber 1949, het jaar waarover door de Stichting ook een be groting is ingediend en waarop ook het rapport van de Accountantsdienst betrekking had. Van de voorgestelde subsidie ad 12.000.is f 2.000.bestemd voor het tijdvak September 1948 tot en met December 1948 en 10.000. voor het tijdvak Januari 1949 tot September 1949. Dit is ook geheel in overeenstemming met de gang van zaken, zoals deze verleden jaar was; daartegen is toen door niemand bezwaar gemaakt; vooral waar het tijdvak en het werk zo overzichtelijk zijn als bij deze Stichting, acht spreker dit niet in het minst bezwaarlijk; spreker ziet niet in welke ernstige hinder het oplevert dat de begroting en het subsidie ge durende 1948 en 1949 nog niet met elkaar samenvallen; dit is nog een gevolg van achterstand bij het opmaken van de gemeentebegrotingen. Dit herstelt zich spoedig. Spreker ontraadt daarom aanneming van het amendement-Wilmer, maar deelt zijnerzijds mee dat het te verwachten is, dat in 1950 de begroting en het subsidie voor hetzelfde tijdvak zullen gelden; te beginnen met 1950 zal dus het subsidie per kalenderjaar gegeven worden en niet meer gesplitst behoeven te worden over twee verschillende kalender jaren. Spreker stelt zich voor, de gedachte die de heer Woudstra heeft geuit en die inderdaad overweging verdient, in het College te bespreken en te zien, wat in deze te doen is. De heer Knol betreurt het iets te moeten zeggen, dat hij niet prettig vindt. Uit de besprekingen in de Raad is ge bleken, dat de Raadsleden de rapporten van de Gemeentelijke Accountantsdienst in het algemeen met grote kiesheid zouden bespreken en geen daarin vermelde namen zouden noemen. Spreker wenst uitdrukkelijk te constateren, dat hij geen enkele naam heeft genoemd. Het is ook niet waar, dat spreker op enige vereniging heeft gedoeld, want de Accountantsdienst heeft ook iets gezegd van een andere vereniging dan de Stichting K. en O. Het spijt spreker, dat men aan de tafel van Burgemeester en Wethouders begonnen is met namen te noemen. Spreker meent, dat dit te minder juist is, nu de Raadsleden in het algemeen hebben gezegd, dat zij de rapporten van de Accountantsdienst min of meer vertrouwe lijk zouden behandelenspreker is te veel met het accountants- wezen bekend om daaraan niet de hand te houden. Wat spreker van de leden-administratie heeft gezegd, stemt niet overeen met het antwoord van de Wethouder. Uit het accountantsrapport blijkt, dat er andere bezwaren zijn dan alleen die met betrekking tot de ledenlijst; het gaat over een slechte leden-administratie. De Raadsleden, die de rap porten hebben gelezen, weten wel wat spreker bedoelt. Hierover moet men thans niet nader spreken; dat behoeft ook niet. Een controle dient niet om iemand op de een of andere wijze onaangenaam te zijn, maar wel om zoveel mogelijk te voorkomen, dat er onregelmatigheden plaats vinden. Het is dus zeer noodzakelijk, dat er controle is en dat men weet, dat er wordt gecontroleerd. Het gaat om geld van de gemeente en per slot van rekening zal aan het einde van elk exploitatiejaar precies moeten worden nage gaan, hoe groot het tekort is en of het geven van subsidie is verantwoord. Is het tekort kleiner, dan dient de subsidie te worden verminderd. Spreker kan zich niet verenigen met het amendement van de heer Wilmer. Wat de heer Wilmer wenst is voor de administratie van de gemeente te moeilijk. Een vereniging als de Stichting K. en O., die eigenlijk een seizoenbedrijf heeft, moet weten, waarop zij per jaar kan rekenen; het Verlenen van subsidies aan diverse instellingen. (Knol e.a.) moeilijke daarbij is, dat de uitgaven niet gelijkelijk over het gehele jaar worden verdeeld, een feit, trouwens bij elk seizoenbedrijf te constateren. Spreker heeft geen bezwaar tegen het bedrag van de subsidie, dat voor de Stichting K. en O. wordt voorgesteld, en acht het ook juist en vanzelfsprekend, dat door de gemeente alleen vergoed zal worden het nadelig saldo op de zuivere exploitatierekeninger mogen door de Stichting geen reserves worden gevormd. Het stamkapitaal mag blijven bestaan, maar de Stichting heeft niet het recht reserves te vormen. De heer Frohwein wijst er op dat de heer Knol enerzijds vreest dat het eigenlijke particulier initiatief ten gunste van de Stichting K. en O. verloren zal gaan maar anderzijds bepleit het denkbeeld, dat geen reserves gevormd zullen mogen worden. Bij het subsidie van 12.000.wordt echter uitgegaan van het standpunt, dat de helft van de ontvangsten mag worden gereserveerd. Dit betekent dus dat het parti culier initiatief niet gedood zal worden. Mogen geen reserves gekweekt worden, dan kan de heer Knol het ook niet eens zijn met het bedrag van 12.000. De heer Wilmer heeft de indruk, dat er bij de Raad een zekere vrees bestaat dat door sprekers amendement de activiteit van de Stichting voor Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning beknot z?l wordenspreker gevoelt die vrees, als bij de Raad bestaande, hoewel ze ongegrond is. Volgens de heer Knol moet deze Stichting weten waaraan zij in haar werkseizoen toe is. Maar die andere gesubsidieerde verenigingen en instellingen dan? Die verkeren toch ook in precies hetzelfde geval? De Vereniging Zuigelingen- en Kleuterzorg b.v. moet toch ook met haar werkzaamheden beginnen, terwijl over haar subsidie pas in Maart 1949 zal worden beslist. Spreker is tenslotte echter nuchter genoeg om meer waarde te hechten aan een toezegging van de Wethouder dan aan een verworpen amendement. Spreker wil de toezegging van de heer van Scliaik, dat vanaf 1950 voor de Stichting K. en O. het verenigingsjaar zal samen vallen met het kalenderjaar en dat dan ook de begroting van de Stichting zal lopen over het kalenderjaar, enigszins zien uitgebreid en de Wethouder verzoeken, deze Stichting te behandelen zoals alle andere verenigingen en instellingen, zodat ook deze Stichting met de vaststelling van haar subsidie zal moeten wachten tot de aanneming van de gemeente begroting. De heer A. van Dijk, die moeilijk nader kan ingaan op de opmerkingen van de heer van Schaik over de bestuursvorm van de Stichting K. en O., omdat sommige dingen vertrou welijk moeten worden behandeld, meent, dat de accoun tantsdienst onmogelijk een dergelijke organisatie had kunnen aantreffen, indien de directeur een commissie in de vorm van een dagelijks bestuur boven zich had, waaraan hij verantwoording schuldig was. Wanneer een bestuur te groot is, bestaat het gevaar, dat het ene lid van het andere verwacht, dat hij de noodzakelijke regelingen zal treffen. Spreker is nog niet bevredigd door de toezegging van de heer van Schaik met betrekking tot de culturele verenigingen. Wanneer spreker zegt, dat hij de Stichting K. en O. een zeer verdienstelijke instelling vindt, betekent d't nog niet, dat hij haar op zo'n hoog platform plaatst, dat hij haar de con trole over alle culturele verenigingen wenst toegekend te zien. Spreker had gehoopt, dat de heer van Schaik iets meer zou toezeggen en geeft de Wethouder in overweging een gemeentelijke culturele commissie te benoemen, die naast de Stichting K. en O. iets te zeggen zal hebben over de vraag, of bepaalde culterele verenigingen in Leiden voor toekenning van subsidie in aanmerking komen. De heer van Schaik zou de schuldige zijn, indien van de zijde van het College iets was gezegd, dat even te ver ging in verband met de reserve, die de Raad zich in het algemeen met betrekking tot de rapporten van de Accountantsdienst heeft opgelegd. Spreker heeft o.a. als voorbeeld genoemd moeilijkheden met een ledenlijst en een bepaalde stichting, waarbij die moeilijkheden aanwezig waren. Het spijt spreker, indien hij daarmede te ver is gegaan; hij meende echter, dat het voor het duidelijk maken van de zaak niets anders kon. Als antwoord op de vraag van de heer Wilmer deelt spreker mede, dat het van 1950 af mogelijk zal zijn de subsidie aan de Stichting K. en O. telkens voor één jaar te verlenen. Aan de toezegging, door de heer A. van Dijk gevraagd, is spreker op het ogenblik nog niet toespreker wil wel nagaan, of er in die richting iets te doen is. De heer Wilmer trekt zijn amendement in.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10