MAANDAG 13 SEPTEMBER 1948.
183
Bouw van montagewoningen ten Zuidwesten
(Lombert e.a.) van de Lage Morschweg.
middelde inhoud 236 m3, terwijl de maximum inhoud volgens
de ministeriële bepalingen 260 m3 mag zijn.
Spreker betreurt het, wanneer het woningpeil moet worden
verlaagd, maar gelooft, dat hier gèen verschil van regerings
beleid is te zien; hij kan zich moeilijk indenken, dat, wanneer
de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting aan de
provinciale instanties toestaat woningen met een maximum
inhoud van 260 m3 te laten bouwen, de Minister van Financiën
dit verbiedt.
Het gaat in dit opzicht niet zozeer tegen het Regerings
beleid als wel tegen de bureaucratie bij de Centrale en de
Provinciale Diensten van de Wederopbouw en de Volkshuis
vesting in Den Haag. Men moet het College nu eens een
definitieve uitspraak laten doen, wie gelijk heeft, de Minister
of de Dienst van de Wederopbouw, die veel minder toestaat.
Hoe denkt het College daarover?
Spreker heeft met zeer veel genoegen gehoord de toezegging
van de Wethouder, dat hij zoveel mogelijk voor de grote
gezinnen zal opkomen; spreker is overtuigd dat de Wethouder
dat doen wil, maar wanneer de Dienst van de Wederopbouw
in Den Haag deze voorstellen niet goedkeurt, komt er niets
van terecht, al wil de Wethouder dit ook nog zo krachtig.
Spreker vraagt hierop een antwoord van de Wethouder.
De heer Frohwein is zeer verrast door de mededeling van
de Wethouder, dat 65 woningen aanbesteed zijn en dat met
de bouw daarvan op 1 October a.s. begonnen zal worden;
zowel de heer Vos, sprekers fractiegenoot, als spreker zelf
vinden dat zeer snel. Het College heeft dan met zijn voorstel
tot de bouw van 120 montagewoningen een zeer gelukkige
greep gedaan.
Waar het hier montagewoningen betreft, kunnendaarin
in feite door de Raad geen veranderingen worden aangebracht.
Men bekorte daarom de beraadslaging over dit voorstel.
De heer van Iterson betreurt de verklaring van de heer
Hendriks, dat hij volkomen achter dit voorstel staat. De
heer Hendriks kan de bezwaren, aan dit type woningen ver
bonden, niet beoordelen, aangezien hij bij de bezichtiging
van de fabriek en van de bouwelementen daarvan niet aan
wezig is geweest. Een montagewoning is een surrogaat
woning in vergelijking met de traditionele woning; een
baksteen-woning met deze elementen indeling is ook een
surrogaat, doch slechts voor de helft. De quaestie van de
beton- of korrelbetonwoningen, waarover de Wethouder sprak,
is hier niet terzake. Sprekers critiek was niet gericht tegen
het College; hij heeft in het geheel geen critiek uitgeoefend
op Burgemeester en Wethouders. Wanneer spreker critiek
zou gehad hebben op het College, zou hij hebben moeten
vragen, of het College de huizen ter plaatse gezien had. Bij
de behandeling van de begroting voor 1948 heeft spreker
dan ook gewezen op de in andere gemeenten op het gebied
van de woningbouw bereikte resultaten, welke gemeenten
wel een voldoende aantal woningen hebben toegewezen
gekregen en gebouwd en zodoende niet tot de bouw van
montagewoningen behoefden over te gaan.
De heer Jongeleen had begrepen, dat de heer Lombert de
hierbij betrokken Minister naar voren had gebracht. Spreker
heeft daartegenover gesteld, dat het door de heer Lombert
gestelde percentage van 7 voor de woningen voor grotere
gezinnen bij beide plannen wordt bereikt, al is spreker het
met de heer Lombert eens, dat er meer woningen voor grote
gezinnen moeten komen. Spreker is het niet met de heer
Lombert eens, wat betreft het aantal m3 en hij heeft gezegd,
dat niet altijd het aantal kubieke meters, maar de indeling
der woning de doorslag geeft bij de beantwoording van de
vraag, of de woning geschikt is voor een groot gezinhet
is mogelijk, dat een woning van 270 m3 slechts geschikt is
voor een gezin met drie kinderen, terwijl een anders ingedeelde
woning van 250 m3 plaats biedt voor een gezin met meer
kinderen.
De heer Lombert heeft gelijk, wanneer hij betoogt, dat
het volgens de tekening mogelijk zou zijn geweest, op de
hoeken van de straat woningen voor grote gezinnen te bouwen.
Geen van de bij de bespreking aanwezige leden der Commissie
van Fabricage was er van overtuigd, dat men voor een slechts
300.hogere prijs, woningen met een inhoud van meer dan
300 m3 zou kunnen krijgen. Achteraf is gebleken, dat de eind-
woningen van 260 m3, gezien de eindgevel en de constructie,
300.duurder zouden zijn dan de tussenliggende woningen.
De tekening was op dit punt een beetje misleidend. De
firma kan de grotere woningen wel bouwen in een ander,
maar niet in dit plan.
Men meende, dat geen veranderingen in dit plan konden
worden aangebracht. Wij hebben uit en ter na getracht,
Bouw van montagewoningen ten Zuidwesten
(Jongeleen e.a.) van de Lage Morschwege.a.
zegt spreker, enkele veranderingen aangebracht te krijgen,
wat betreft het optrekken van de gevel en een flauwer maken
van de helling van het dak, waardoor de eerste verdieping
geriefelijker zou worden. Hoewel spreker geen enkele toe
zegging in die richting wenst te doen, kan hij wel verklaren,
dat de onderhandelingen op dit punt nog niet zijn geëindigd
en het niet onmogelijk is, dat deze veranderingen alsnog
worden aangebracht. Spreker heeft deze mededeling niet in
het Ingekomen Stuk laten opnemen, ten einde geen ver
keerde verwachtingen te wekken. Er bestaat echter een kleine
kans, dat de gevel wordt opgetrokken tot de dakkap van
de dakkapel.
Volgens de heer van Iterson kan de heer Hendriks geen
oordeel uitspreken, omdat deze niet aan het bezoek aan de
fabriek heeft deelgenomen. De heer van Iterson heeft dit
wel gedaan, maar heeft weinig critiek op hetgeen hij daar
heeft gezien.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXXII. Voorstel inzake het beschikbaarstellen van gelden
ten behoeve van straataanleg in verband met de bouw van
120 montagcwoningen ten Zuid-Westen van de Lage Morsch
weg. (163)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
XX. Voorstel inzake bel verbogen van het voor de ver
bouwing en de restauratie van de Stadstimmerwcrf beschikbaar
gestelde eredict. (151)
De heer van Iterson verheugt zich dat de quaestie van de
restauratie van de Stadstimmerwerf weder aan de orde komt,
niet omdat een aanvullend crediet nodig is, maar omdat
spreker thans gebleken is, dat zijn opmerking inzake toe
kenning van een Rijksbijdrage ingevolge de „Premieregeling
woning-verbetering en -splitsing", welke bijdrage thans
ƒ3.600.blijkt te zullen bedragen, bij het oorspronkelijk
voorstel tot restauratie van de Stadstimmerwerf toch wel
juist is geweest. Enerzijds is het voor een Raadslid ver
blijdend dit te lezen, hoewel het aangenamer zou zijn geweest,
wanneer dergelijke resultaten ook op een andere wijze dan
thans geschied is ter kennis van degenen, die die opmerking
hebben gemaakt, gebracht worden
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIn. Voorstel te bepalen, dat de herziening van liet plan
van uitbreiding voor een deel der gemeente, gelegen in de
Rodenhurgerpolder, voorbereid wordt. 166)
De heer Hendriks vraagt welke dringende oorzaken er toe
geleid hebben, dat deze herziening in een jaar tijds niet tot
stand is kunnen komen.
De heer Jongeleen zegt dat een van de redenen daarvan
is gelegen in het feit, dat de Dienst van Gemeentewerken
overbelast is. Voorts is men het nog niet geheel eens over de
veranderingen, die ten aanzien van de Rodenburgerpolder
zullen moeten worden aangebracht.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIII. Voorstel tot liet aangaan van een overeenkomst met
de provincie Zuid-Holland inzake groiidrniling nabij de
Zoeterwondse weg. (154)
XXIV. Voorstel inzake bet aankopen van de percelen,
kad. bekend gemeente Leiden, sectie C, Xo. 1103, 1710. 1700
en 1016 aan de Weverstraat. (155)
XXV. Voorstel tot liet wijzigen:
a. van de gemeentebegroting, dienst 1946;
li. van de .begroting van het Grondbedrijf, dienst 1946. (156)
XXVI. Voorstel tot het wijzigen van de gemeentebegroting,
dienst 1947. (157)
XXVII. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleningen
gedurende liet vierde kwartaal 1948. ('50)