182 MAANDAG 13 SEPTEMBER 1948. Bouw van montagewoningen ten Zuidwesten (Jongeleen.) van de Lage Morsehweg. de prijs bij de normale bouw 32.50 per m3 mag bedragen en de prijs bij de montagebouw 45.per m3 mag zijn, en 'wanneer hij daaraan dingen vastkoppelt, die spreker niet zou willen zeggen en ook niet zou willen onderschrijven, b.v. dat hierbij tegenstrijdige belangen aan de orde zijn. Spreker kan dit alleen maar zó opvatten, dat deze firma van Regeringswege wordt bevoordeeld, op geoorloofde wijze; deze suggestie zat er althans in. De heer van Iterson weet dat op het ogenblik in vier of vijf verschillende fabrieken in Nederland proefnemingen inzake de fabricage van montage woningen plaats hebben. De betonwoningen, die de Arkelse fabriek maakt, in welke fabriek volgens ontvangen mede delingen een bedrag van ver over het millioen is geïn vesteerd, zullen, de eerste althans, niet goedkoop zijn. De prijs per m3 van de korrelbeton-woningen is nog niet bekend, omdat men nog niet weet, met welke snelheid de woningen met toepassing van dit systeem gemonteerd zullen kunnen worden. Spreker had verwacht, dat de heer van Iterson, die toch woningbouw wil waarmede spreker van harte instemt dit voorstel zou hebben toegejuicht en dat hij ingestemd zou hebben met de door het Ministerie van Wederopbouw ter be vordering van de woningbouw ondernomen proefnemingen. Deze jonge fabriek, voor welke dit een experiment is, heeft aan de Regering een opdracht van tenminste 1.000 woningen gevraagd, omdat zij anders onmogelijk aan dit systeem kan beginnen. Deze fabriek heeft reeds zeer vele en ook zeer kostbare proefnemingen gedaan; elk systeem montagebouw vereist zeer vele en zeer kostbare experimenten en zeer veel voorbereidend werk; voor elk onderdeel van een woning moeten tenminste 20 tekeningen gemaakt worden. De Rege ring doet op het ogenblik alle moeite om de fabrieken tot montagebouw te brengen. Verscheidene fabrieken van betonnen artikelen weigeren echter zich te begeven op het gebied van de montagebouw, maar blij ven liever rioolbuizen produceren, omdat ze daarvoor de mallen hebben. Spreker weet dat de heer van Iterson een groot voorstander is van woningbouw; dat is bij verschillende voorstellen gebleken, maar wanneer spreker zovele bezwaren zou hebben tegen deze montagewoningen als de heer van Iterson op noemde, dan zou hij, niettegenstaande de grote woningnood die er is, tegen dit voorstel stemmen. De heer van Weizen beschouwt de op dit voorstel uitge oefende critiek als critiek op het Mb Rterie van Wederopbouw en op het Regeringsbeleid. Evenals de heer van Weizen vreest spreker, dat de levens duur van de montagehuizen korter zal zijn dan die van nor male huizen en dat de montagewoningen in financieel opzicht een groter nadeel voor de gemeente en het Rijk zullen blijken te zijn dan de normale woningen. Dit vormt ook sprekers bezwaar tegen de montagebouw. Men heeft nu eenmaal een systeem gekozen en wil dit toegepast zien. Spreker neemt niet aan, dat de woningen op verschillende punten, b.v. wat het doordringen van geluiden betreft, zo slecht zullen zijn als verschillenden het voorstellen. Het te gebruiken materiaal is van prima kwaliteit. Spreker heeft zeer veel vertrouwen in dit systeem, dat getuigt van grote degelijkheid; hij heeft verschillende plaatsen en fabrieken bezocht, maar nog nergens anders die degelijkheid en dezelfde deskundig heid aangetroffen. Ook de leden der Commissie van Fabricage (met uitzondering van de heer Hendriks, die bij het bezoek aan de fabriek niet tegenwoordig was) waren het hierover eens, gelijk bleek in de vergadering, die spreker met de commissie na het bezoek aan de fabriek heeft gehouden in het café De Hommel te Utrecht. Bij de demonstratie van de onderdelen in de fabriek bleek de kapconstructie het gewicht van de heer van Iterson en spreker gemakkelijk te kunnen dragen. Op de kwaliteit van de onderdelen is dan ook geen critiek uitgeoefend. De korte opmerking, die de heer Hendriks heeft gemaakt, had spreker zelf graag willen maken. Het is buitengewoon moeilijk, aan de hierbij betrokken fabrikante te vragen, de verklaring, welke de heer Frohwein wenst te ontvangen, zwart op wit te geven. Bij de bouw van woningen werken allerlei factoren mee, die men niet in de hand heeft. Oorspronkelijk ging het om de levering van 65 woningen, waarvan de bouw op 1 October 1948 zou aanvangen en die 1 Februari 1949 gereed zouden zijn. Inmiddels heeft het College dit aantal weten op te voeren tot 120. Wanneer men bezig is zoveel mogelijk woningen toegewezen te krijgen, dan moet men anderzijds er voor waken, het de fabriek niet te moeilijk te maken. Deze firma wil wel haast maken, want zij wil de bouwelementen, die zij klaar heeft, wel gaarne naar het bouwterrein brengen; zij wil deze direct plaatsen, en niet opslaan; dat zou ten nadele van de elementen zijn en bovendien duur. Ilouvv van montagewoningen ten Zuidwesten (Jongeleen e.a.) van de Lage Morsehweg. Op de vraag van de heer Frohwein, wanneer deze woningen geheel gereed zullen zijn, kan spreker geen concreet antwoord geven; men kan echter wel verzekerd zijn, dat deze bouw zeer snel zal verlopen. Op de rede van de heer Schriller gaat spreker niet diep in; de heer Schüller bestreed in zijn rede in hoofdzaak de heren Lombert en van Iterson. Ook de heer Schüller had bezwaren tegen het woningtype. Daarover bestaat echter geen verschil van mening. Desondanks meent het College toch, hoewel het er niet warm voor loopt, dit voorstel tot de bouw van 120 montagewoningen te mogen doen. Wanneer spreker voor 1949 voor de gemeente Leiden nogmaals een dergelijk aantal montagewoningen, en zelfs het dubbele aantal, zou kunnen verkrijgen, dan zou hij, ondanks zijn bezwaren, niet schromen daartoe het voorstel te doen. De heer Lombert is zich niet bewust dit ook in antwoord op de opmerkingen van mevrouw Braggaar en van de heer Schiiller dat hij veel critiek heeft geoefend op het plan tot de bouw van deze 120 montagewoningen. Sprekers bezwaren tegen dit plan worden gedeeld door de Wethouder en door mevrouw Braggaar, en spreker ziet niet in dat hij in de Raad niet tot uiting zou mogen doen komen de be zwaren, die ook in de Commissie van Fabricage reeds geuit zijn. Spreker is het niet eens met de heer Hendriks, die het nu plotseling zo eens is met de Wethouder en volgens wie de leden van de Commissie de bezwaren, die zij in de boezem van de Commissie naar voren hébben gebracht, hier niet zouden mogen uiten. Spreker betreurt het dat de Wethouder in zijn betoog de poli tiek er weer bij gehaald heeft, nl. door te spreken van Ministers van een bepaalde richting; dat had hij niet moeten doen; spreker geneert er zich heus niet voor om, wanneer dit nodig mocht zijn, ook op de Ministers van zijn eigen richting critiek uit te oefenen. Spreker is echter begonnen met de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting eerherstel te brengen; aanvankelijk heeft spreker ernstige critiek op deze Minister uitgeoefend, menende dat de beslissingen, die genomen waren door de Directies van de Wederopbouw en de Volksbuis- vesting, in overeenstemming waren met de zienswijze van de Ministerspreker was toen nog niet bekend met de omstandig heid, dat de beslissingen van die instantie in strijd waren met de uitspraken van de Minister; ook deze loopt op tegen eep walgelijk bureaucratische manier van optreden van de betrokken dienst; de uitspraken van de Minister zijn lijnrecht in strijd met de door de Centrale en de Provinciale Diensten van de Wederopbouw gegeven voorschriften. Spreker heeft zelfs erkend, dat de Minister naar het schijnt veel minder ver gaat in de richting van de afbraak van de volkshuisvesting dan de instanties in Den Haag. Spreker ontkent ten stelligste de juistheid van de bewering van de heer Schüller, dat spreker bij deze zaak dingen heeft betrokken, die er niets mede te maken hebben. Het gaat bij spreker wel degelijk om de vraag, of met de belangen van de grotere gezinnen rekening zal worden gehouden; de vraag, of het montagebouw dan wel normale bouw zal zijn, doet hieraan niets af. Volgens de heer Schüller zou spreker die vraag moeten stellen, wanneer weer op normale wijze kan worden gebouwd. Dit zou echter een uitstel „tot Sint Juttemis en Sint Jan met een jaar er an" zijn, want ook de heer Schüller kan niet zeggen, wanneer die tijd zal zijn aangebroken. Het betoog van de heer Schüller slaat als een tang op een varken, want ook bij de montagebouw kan men rekening houden met de belangen van de grote gezinnen. Het was mogelijk bij het plan van deze 120 woningen op de hoeken van de straat grotere woningen te projecteren. Wanneer de heer Schüller zich beroept op wetenschap, verkregen in de Commissie van Fabricage, herinnert spreker hem er aan, dat in de commissie aan de Wethouder.is gevraagd er bij de firma in Amersfoort naar te informeren, of het verschil in prijs met de grotere woningen inderdaad, naar men veronderstelde, slechts 300.bedroeg; men heeft het Verschil zó gering gevonden, dat men meende ook de grotere woningen te kunnen vragen. Spreker herhaalt zijn verklaring, dat de dienst voor de Wederopbouw en Volkshuisvesting in Den Haag heeft gezegd, dat geen woningen met meer dan 260 m3 inhoud mogen worden gebouwd. De Wethouder heeft wel gezegd, dat, indien men het plan van de 103 woningen en dat van de 294 woningen te zamen beschouwt, de verhouding met betrekking tot de woningen voor de grotere gezinnen gunstiger is geworden, maar eerlijkheidshalve zal hij moeteü erkennen, dat dit is geschied ten koste van het gehele blok. De maximum inhoud der woningen van het plan der 294 woningen is 205 m3; voegt spreker het plan van de 103 woningen er bij, dan is de ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 8