188 MAANDAG 13 SEPTEMBEB 1948. Vaststelling verordening betreffende de gemeentelijke (Woudstra e.a.) accountantsdienst. Artikel 9 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 10, waarbij tevens aan de orde komt het amendement van de heer Woudstra op dit artikel. De heer Woudstra kan ermede accoord gaan dat het recht van de directeur van de Gemeentelijke Accountantsdienst tot toegang tot alle bureaux, terreinen enz. buiten de bureau uren beperkt blijft tot speciale gevallen. Spreker deelt de opvatting van het College, dat deze beperking gewenst is om de directeur er aan te herinneren dat hij van deze bevoegdheid slechts een spaarzaam gebruik zal maken. Volgens de voor gestelde tekst echter staan die „speciale gevallen" ter beoor deling van de directeur. Volgens spreker moet ook het College kunnen beoordelen of van de bevoegdheid een spaarzaam gebruik wordt gemaakt. Het College kan te dien opzichte van mening verschillen met de directeur. Uit de redactie, voorge steld door het College, zou volgen, dat de directeur zou kunnen zeggen: u hebt daarmede niets te maken, het is te mijner be oordeling. Spreker acht het gewenst, dat het College de bevoegdheid heeft te verklaren, dat naar de mening van Burgemeester en Wethouders de directeur een onjuist gebruik van zijn be voegdheid heeft gemaakt. De heer Vos vindt de gehele redactie lichtelijk verwarrend. De vermelding, dat sprake moet zijn van speciale gevallen, kan er op duiden, dat de directeur niet het recht heeft elke dag na de bureau-uren binnen te gaan, maar dit alleen mag doen, wanneer hij daarvoor een bijzondere reden aanwezig acht. Die bijzondere reden staat echter „té zijner beoordeling". Men zou dus ook kunnen zeggen: de directeur heeft desge wenst toegang. Het artikel zegt evenwel ook „na overleg met het betrokken hoofd van dienst". Het is voor spreker niet duidelijk, wie nu beslist. Of het een speciaal geval is, staat niet ter beoordeling van het betrokken hoofd van dienst, maar mag dit hoofd wel zeggen: gij moogt niet binnenkomen! Dat wil de heer Woudstra, maar spreker is daar niet voor, omdat dan het zelfstandige karakter van de gemeentelijke accountantsdienst wordt aangetast. De dienst moet kunnen zeggen: daar doet zich iets raars voor, ik wens er binnen te gaan. Spreker zou er eigenlijk voor zijn, de woorden „n,a overleg met het betrokken hoofd van dienst" te schrappen. De directeur van de gemeentelijke accountantsdienst dient z.i. zelfstandig te beoordelen of het gewenst of noodzakelijk is toegang buiten de bureau-uren te verlangen. De heer Knuttel kan zich ten dele met het betoog van de heer Vos verenigen. Ook spreker vindt de woorden „na overleg met het betrokken hoofd van dienst" niet gelukkig, omdat zij de mogelijkheid van een soort van tegenover elkaar staande standpunten insluiten. Spreker gevoelt meer voor de woorden „na kennisgeving aan het betrokken hoofd van dienst". Het hoofd van dienst moet er kennis van dragen, ook wanneer de gemeentelijke accountantsdienst op een buiten gewoon uur bij een afdeling een onderzoek wil instellen. De heer Wilmer vestigt er de aandacht op, dat er staat: „na overleg" en niet „in overleg". De directeur blijft na het overleg met het betrokken hoofd van dienst volkomen be voegd over het speciale van bet geval te oordelen. De heer Knetscli zegt, dat er speciale gevallen kunnen zijn, waarin het ongewenst is, dat de directeur moederziel alleen komt. In het eerste lid van het artikel staat„De Directeur als mede de aan de Dienst verbonden ambtenaren"in het tweede lid zijn de ambtenaren uitgeschakeld. Is het niet gewenst, vraagt spreker, in het tweede lid te vermelden, dat de Direc teur zich zo nodig kan doen vergezellen door aan de Dienst verbonden ambtenaren! De heer van der Kwaak zegt, dat een van de eigenschappen van het hoofd van deze dienst zal moeten zijn een tactvol optreden; deze eigenschap zal wel van zeer groot belang zijn, wanneer de directeur van de Gemeentelijke Accountantsdienst op een gegeven ogenblik op een bepaald punt zal moeten gaan ingrijpen. De Directeur moet toch op een gegeven ogen blik het recht hebben om in een zaak flink door te tasten en dan moet het niet mogelijk zijn, dat hij zou moeten gaan rede twisten over de vraag, of dat een speciaal geval is. Het prestige van de directeur brengt ook mede, dat hij niet te spoedig alarm slaat, gezien de mogelijkheid, dat het een loos alarm zou zijn. De heer Vos wijst er in zijn toelichting op zijn amendement op, dat de directeur van deze diensteen Vaststelling verordening betreffende de gemeentelijke (van der Kwaak e.a.) accountantsdienst; e.a. zelfstandige positie inneemt; naar de menig van het Ooilege moet die zelfstandige positie van de directeur ook zeker tot uitdrukking komen in diens bevoegdheden in dit opzicht; het College acht het derhalve niet juist, van hem te eisen dat li ij, alvorens ergens in te grijpen, overleg pleegt met het College, wanneer hij kan optreden. Het College heeft na zorg vuldige overweging gekozen de uitdrukking „na overleg met het betrokken hoofd van dienst". De heer Knetscli vraagt, waarom de directeur van de Gemeentelijke Accountantsdienst zich bij zijn bezoeken aan gemeentelijke diensten enz. niet mag doen vergezellen door zijn ambtenaren. De heer van der Kwaak zegt, dat hij daartoe wel degelijk bevoegd is, nl. krachtens het eerste lid van art. 10; volgens dit lid hebben alle ambtenaren, die aan de Gemeentelijke Accountantsdienst verbonden zijn, recht van toegang tot de gemeentelijke diensten enz. De heer Woudstra zegt, dat het eerste argument van de heer van der Kwaak is een argumentum ad personam, een argument dat slaat op de persoon van de directeur. Dit is een onjuiste wijze van redeneren, omdat men bij de benoeming van een directeur zich vergissen kan in de persoon. Men moet deze kwestie van stonde aan zo zakelijk mogelijk stellen. Wanneer over de wijze van optreden van de directeur van de Accountantsdienst verschil van mening ontstaat, b.v. tussen deze directeur en een hoofd van dienst, hetgeen zeer gemakkelijk kan plaats hebben, en het College meent dat de Directeur zijn bevoegdheid te buiten gegaan is, met andere woorden dat de Directeur iets als een speciaal geval beschouwd heeft, hetgeen volgens het College geen speciaal geval is, heeft het College dan de bevoegdheid, de Directeur ter verant woording te roepen over de vraag, of dit een speciaal geval was De heer van dei' Kwaak zegt, dat dit volgens het College in de verhouding van het College tot de diensthoofden altijd mogelijk moet zijn. Het is ondenkbaar, dat het hoofd van dienst zou zeggen: daarmede hebt gij niets te maken, dat staat uitsluitend te mijner beoordeling. De heer Woudstra is tevreden met het antwoord, dat het College in geval van geschil het optreden van de directeur beoordeelt. De Voorzitter doet opmerken, dat de Directeur onderge schikt aan het College is. De heer Woudstra antwoordt, dat hij deze interpretatie in de stukken opgenomen wenste te zien en trekt nu zijn amendement in. De Voorzitter constateert dat het amendement van de heer Woudstra op art. 10 is ingetrokken. Artikel 10 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 11 en 12 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXIII. Praeadvies op hel voorstel-Lombert en op hel adres van de woningbouwvereniging „Eensgezindheid" inzake het bebouwen van het terrein van de v.m. Leidse Katoenmaat schappij aan de Herengracht. (164) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op voorstel van de Voorzitter besloten, dit agendapunt aan te houden tot een volgende vergadering. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Oijen vraagt wanneer de nieuwe salaris regeling van het gemeente-personeel ter behandeling in de Baad zal komen. De heer Menken zegt, dat het College, wetende wat er leeft onder het personeel en misschien ook onder de Baadsleden, het van belang acht reeds nu mede te delen, dat het hoopt in de eerste te houden Baadsvergadering in October de salaris- voorstellen aanhangig te maken. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de Vergadering. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 14