MAAN DAG 13 SEPTEMBER 1948.
185
Psychologisch onderzoek van leerlingen <ler
(Vos e.a.) lagere scholen.
hij zeer veel nut verwacht. Yele studenten het schijnt
vooral tegenwoordig het geval te zijn stranden tijdens
hun studie, doordat zij een verkeerde keuze hebben ge
daan of doordat zij niet voor de universitaire studie ge
schikt zijn. Het onderzoek moge voorlopig wat geld kosten,
het kan zowel de Staat als de gemeenschap en de betrokkene
zelf, die anders een verkeerd beroep zou hebben gekozen,
zeer veel geld besparen, meer geld dan nu voor het onderzoek
zal worden uitgegeven.
Hoewel spreker geen medicus is, komt het hem voor, dat,
zoals ook uit de hem verstrekte inlichtingen blijkt, een
onderzoek bij een kind op twaalfjarige leeftijd zeer
provisorisch is.
De aanleg van dat kind kan zich in de loop van de tijd
wijzigen; men moet dus aan een dergelijk onderzoek niet een
definitief karakter geven; dit onderzoek zal later herhaald
moeten worden en zal met zeer grote voorzichtigheid moeten
geschieden. Spreker ziet in dit voorstel slechts een voorlopig
begin, zoals hij uit de stukken begrepen heeft; dat juicht hij
toede definitieve uitwerking van dit verzoek zal later moeten
geschieden en de Baad zal verstandig doen de definitieve
uitwerking af te wachten, maar dit begin toe te juichen.
De heer Frohwein en spreker zijn voor dit voorstel ten zeerste
geporteerd.
De heer van Selmik zegt dat liet onderwerp van een psycho
logisch onderzoek in verband met de beroepskeuze hem reeds
vrij lang bezig gehouden heeft. Het is niet toevallig dat het
Pollege hierover zijn gedachten heeft laten gaan; de over
weging van deze zaak was reeds lang gaande; in tal van
plaatsen bestonden reeds bureaux voor beroepskeuze. Daarbij
had men dikwijls medewerking van de Gewestelijke Arbeids-
bureaux, soms ook van onderwijzend personeel en in enkele
gevallen ook van een psychologisch geschoold persoon.
Toch is in het algemeen het bezoek aan de bureaux voor
beroepskeuze maar zeer matig geweestdeze bureaux hebben
niet veel opgang gemaakt. Op grond van zijn ervaring heeft
spreker deze zaak dan ook op andere wijze aangepakt; bij
het onderwijs is hem nl. gebleken hoe dikwijls door de ouders
een verkeerde keuze werd gedaan, met het gevolg, dat na
verloop van enige tijd veel goede wil en veel arbeidslust ver
loren gingen en zelfs geheel vernietigd werden, alles als
gevolg van een foutieve beroepskeuze, terwij 1 overgang
naar een ander beroep, dat de betrokkenen beter past, vele
moeilijkheden oplevert. Iemand, wiens verwachtingen van
het leven eenmaal een flinke deuk hebben gekregen, komt
niet meer zo gemakkelijk in het goede spoor. Bovendien
is het thans een in materieel opzicht zeer remmende tijd,
waarin al het materiële zeer zorgvuldig en zeer zuinig moet
worden behandeld. Maar even zorgvuldig en even zuinig als
met het materiële moet men ook met het geestelijk kapitaal
van het Nederlandse volk omspringen. Weet men de geestelijke
mogelijkheden in onze jongeren op de zo juist mogelijke
wijze te richten, zodat zij op de juiste plaats komen, dan
zal van hen voor de gemeenschap het grootste nut worden
getrokken. Ook het levensgeluk van de betrokkenen zelf
wordt het meest gediend, wanneer zij genoegen hebben in
de taak die zij zelf kozen.
Voor de maatschappij is er dus veel aan gelegen, dat een
goede beroepskeuze plaats heeft. Het zou daarom gewenst
zijn, dat het kind de keuze deed, wanneer het een zekere
geestelijke ontwikkeling heeft verkregen, die wellicht om
streeks het 15de jaar wordt bereikt. In de tegenwoordige
maatschappij moet de keuze heel vaak op een ongunstiger
ogenblik worden gedaan, namelijk wanneer het kind de
zesde klasse van de lagere school verlaat en wel omdat het
onderwijssysteem, de school en de opleiding, er op gericht
zijn, dat de kinderen na zes jaar een school voor u.l.o., voor
middelbaar of voorbereidend hoger onderwijs of een ambachts
school kiezen, of het leven ingaan; daartussen is er nog
wel eens enige ruimte, riiaar in het algemeen moet de keuze
aan het einde der 6e klas worden gedaan. Gezien de ver
hoging van de toelatingsleeftijd in de loop van de laatste
jaren en gelet op het feit, dat de kinderen nogal eens een
klasse moeten doubleren, kan men zeggen, dat de gemiddelde
leeftijd van de kinderen, die de zesde klasse der lagere school
verlaten, 13 jaar is. Maar zelfs wanneer de keuze eerst zou
moeten worden gedaan op een leeftijd, waarop het met meer
zekerheid zou kunnen gebeuren, zou spreker de mening
delen, dat zij ter wille van de ontwikkeling van de bevolking-
juister geleid diende te worden. De adviseurs van de ouders
bij het doen van de keuze zijn thans heel dikwijls de leer
krachten, die de kinderen hebben leren kennen en enige
ervaring in het geven van adviezen hebben gekregen. Aan
vankelijk zijn deze adviezen gebaseerd geweest op de intuïtie
der leerkrachten. Niemand zal spreker willen bestrijden,
Psychologisch onderzoek van leerlingen der
(van Schaik e.a.) lagere scholen.
wanneer hij zegt, dat het baseren van een advies, aan
vankelijk op de intuïtie, later op de persoonlijke ervaring
niet de juiste methode is. Tot een onderwijzer, die moeilijk
heden in zijn klasse heeft, zal men niet zeggen, dat alleen zijn
intuïtie hem daarvoor een oplossing moet geven; zijn intuïtie
moet zoveel mogelijk door wetenschap worden gesteund.
Yele Raadsleden zullen misschien glimlachen, als spreker
zegt, dat psychologie wetenschap is. Het is ook wel mogelijk,
dat men een bewering van psycholoog A stelt tegenover een
bewering van psycholoog B, maar in de Raad heeft men
ervaren, dat hetzelfde geldt voor meningen van juristen.
Ondanks, misschien zelfs door deze ervaring, is spreker tot
de gedachte gekomen, dat het zeer belangrijk is, de leer
krachten, die zulk een belangrijke taak vervullen bij de
beroepskeuze door de kinderen, naast hun persoonlijke
intuïtie en ervaring, ook de wetenschap bij te brengen, die
bij de beroepskeuze van groot belang kan zijn. De commissie
heeft dus een poging gedaan om scholing te geven aan hen,
die in de practijk bij de beroepskeuze zo'p belangrijke rol
vervullen. Deze gedachte is door de commissie van spreker
overgenomen. Door de samenstelling der commissie is een
samenwerking ontstaan tussen de Gemeentelijke Genees
kundige Dienst (G.G.D.), de Schoolartsendienst, de dienst
van prof. 'arp en de hoogleraar in de psychologie prof.
Chorus, die hier zijn eigen laboratorium gaat stichten, welke
samenwerking voor dit werk een belofte inhoudt. Meer ziet
spreker er echter op het ogenblik niet in; er is misschien
gedacht dat dit seminarium een zeer weidse instelling zou
worden; het is mogelijk dat men er te veel achter gezocht
heeft. Dit seminarium is dus de naam voor de opleidings
cursus voor een aantal onderwijzers, die kunnen mede
werken tot het juister bepalen van de beroepskeuze. Dan
ziet men deze zaak in de juiste proporties.
De heer Knuttel heeft volkomen gelijk, wanneer hij een
verschil ziet.tussen het door deze commissie aan het College
uitgebracht rapport en de formulering van het voorstel van
het College. Aan het slot van het rapport van de commissie
wordt mededeling gedaan van het gehele plan van de com
missie tot uiteindelijke instelling van een psychologisch
onderzoek voor de kinderen van de zesde klasse van de lagere
scholen; dit werk zal echter beginnen met een opleiding
van de leerkrachten. Deze opleiding tot „assistent" van de
psycholoog zal 12 maanden duren. Zij zullen dan niet
zelfstandig werken, maar onder leiding van prof. Chorus en
misschien onder leiding van dr Bazuin, de schoolarts. Hier
wordt dus niet een dienst gestichthier ontstaat iets, waaruit
misschien een dienst kan groeien, maar het is nu nog te vroeg,
hierover reeds een positief oordeel te hebben. De Raad stelt
dus geen dienst in, maar stelt prof. Chorus in de gelegenheid
iets in het belang van de Leid se jeugd en van de Leidse
bevolking te bereiken. Dit zal zijn een Stap op een weg,
die hopelijk verder gevolgd zal kunnen worden; het is goed die
stap te doen. Dit bedrag van 1.000.zal ten dele bestemd
worden voor drukwerk. De Raad begrijpe, dat hiermee
bedoeld wordt de schriftelijke aanwijzingen van weten
schappelijke aard voor de leerlingen van het seminarium.
Deze leerlingen worden daardoor geoefend in de wijze,
waarop zij dè kinderen moeten waarnemen, en wat zij van hen
moeten noteren. De verwerking van deze notities met behulp
van het wetenschappelijke gedeelte der commissie zal een
goed resultaat kunnen hebben.
De 1.000.zullen verder worden bestemd voor het
honorarium van de hoogleraren of leraren, die de onder
wijzers de hiervoor nodige opleiding zullen geven. Op dit
ogenblik kan spreker niet zeggen, of dit voorstel door andere
zal worden gevolgd. Wel kan hij de Raad de verzekering
geven, dat het de bedoeling van de commissie is, de opleiding-
van 10 of 12 leerkrachten (het hangt er van af, hoevelen
zich aanmelden; spreker verwacht niet, dat het van elke
school één leerkracht zal zijn) ter hand te nemen.
Spreker stelt zich voor, de Commissie voor het Onderwijs,
wanneer de opleiding is aangevangen, daarover inlichtingen te
verstrekken.
De heer Knol is van mening, dat de leerlingen van de zesde
klasse der lagere school moeten worden onderzocht op de
wijze, welke door de Wethouder is aangegeven. In verband
met hetgeen verschillende psychologen en paedagogen hebben
betoogd heeft spreker gewezen op een feit, dat van ontzettend
grote betekenis is en door het veronachtzamen waarvan
schatten van geluk en maatschappelijk kapitaal kunnen
verloren gaan. Een zelfde keuze-tijdperk schijnt namelijk
te zijn het 15e en 16e levensjaar of, zoals Karschensteiner
het noemt: „de Seelische Zentralitat". Het is daarom gewenst,
dat ook aandacht wordt geschonken aan de leerlingen van
de middelbare scholen en aan hun ouders voorlichting wordt