GEMEENTE LEIDEN.
IjVgekomen stukke».
113
m i6i.
Leiden, 4 September 1948.
In Uw Vergadering van 2 Augustus j.l. werd, in verband met de ingediende amendementen, ons voorstel d.d. 22 Juli
1948 (Ingekomen Stukken No. 136) tot vaststelling van een verordening betreffende de gemeentelijke accountantsdienst
te Leiden aangehouden en de behandeling verdaagd tot de volgende vergadering van de Raad.
Als antwoord op deze amendementen delen wij U het volgende mede:
Amendementen Mr C. J. Woudstra
a. Art. 9 lid 1aan de woorden: „in het belang der gemeente
is" wordt toegevoegd het woord: „geweest".
b. art. 10 lid 2: de woorden: „in speciale gevallen, te zijner
beoordeling" vervallen.
c. art. 11 laatste regel: de woorden „de uitoefening'
worden gelezen: „de juiste uitoefening".
Amendement C. M. Stolp.
Artikel 5 van de verordening betreffende de gemeentelijke
accountantsdienst te Leiden wordt aangevuld en vervolgd
met lid 4:
4. Met betrekking tot de in het derde lid bedoelde takken
van dienst stelt de Dienst jaarlijks eveneens een bedrijfs
economisch rapport op. Hierop is verder de laatste zin van
lid drie van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
In lid 3 van artikel 5 wordt alleen gesteld dat de Gemeente
lijke Accountantsdienst jaarlijks een rapport opmaakt van
het onderzoek omtrent de in lid 1 bedoelde contröle van de
financiële administratie en van het geldelijk beheer van de
takken van dienst ten aanzien van welke artikel 252, lid 1,
van de gemeentewet is toegepast.
Het is echter zeer aan te bevelen dat Burgemeester en
Wethouders en de Raad elk jaar eveneens worden ingelicht
of het gevoerde beleid ook voldoet aan de bedrijfs-econo-
mische eisen welke moeten worden gesteld. Aangezien de
vroegere uitgebrachte rapporten niet hieraan voldeden en
dit als een grote lacune moet worden aangemerkt omdat
Burgemeester en Wethouders en de Raad dan niet beschikten
over de zo noodzakelijke gegevens of het gevoerde beleid en
beheer wel aan deze eisen voldeden stel ik de Raad voor
dit amendement aan te nemen. Lid 2 van art. 5 geeft m.i.
niet voldoende waarborgen dat Burgemeester en Wethouders
en de Raad ieder jaar over deze zo belangrijke gegevens
van de bedrijven beschikken.
Amendementen Th. B. J. Wilmer.
1. Art. 2, eerste lid wordt gelezen:
De dienst is ingesteld ten dienste van het aan het college
van Burgemeester en Wethouders opgedragen dagelijks
bestuur en van de gemeenteraad.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders.
a. Aangezien het zwaartepunt dient te worden gelegd op
„het belang" en niet op „de uitgaaf" komt ons de toevoeging
van het woord „geweest" niet juist voor.
b. De toevoeging van de woorden „in speciale gevallen,
te zijner beoordeling" heeft ten doel de Directeur van de
gemeentelijke accountantsdienst er aan te herinneren, dat
van de bedoelde bevoegdheid slechts een spaarzaam gebruik
dient te worden gemaakt. Op grond van deze overweging
menen wij, dat het aanbeveling verdient deze woorden te
handhaven.
c. Aangezien „de uitoefening" onzes inziens inhoudt dat
deze op de juiste wijze geschiedt, komt het ons beter voor
het woord „juiste" daar, waar het in artikel 11 van de
ontwerp-verordening voorkomt, te laten vervallen.
Wij zijn bereid dit amendement over te nemen, indien
de voorgestelde aanvulling niet ten gevolge heeft, dat voor
het onderwerpelijke onderzoek in de toekomst twee rapporten
zullen moeten worden samengesteld. In dit verband menen
wij de voorkeur te moeten geven aan een zodanige redactie
dat dit wordt voorkomen.
Daartoe waren in de voorlaatste zin van het 3e lid van
artikel 5 de punt achter het woord „op" te vervangen door
een komma en aan deze zin toe te voegen de woorden „waarin
de nodige aandacht aan de toestand van de takken van
dienst, in bedrijfseconomische zin, wordt besteed".
1. De door ons voorgestelde redactie sluit aan op artikel 209,
letter e, van de gemeentewet, hetwelk bepaalt, dat tot het
dagelijks bestuur der gemeente, aan burgemeester en wet
houders opgedragen, behoort het beheer der inkomsten en
uitgaven van de gemeente, voor zover dit niet bij of krachtens
de wet aan anderen is opgedragen. Volgens artikel 216 van
genoemde wet zijn burgemeester en wethouders voor dit
beheer aan de raad verantwoording schuldig en geven zij
hem te dien aanzien alle verlangde inlichtingen.
Afgezien van het feit, dat het inbreuk zou maken op de
goede vormen, is het derhalve in strijd met de gemeentewet,
dat de raad, met ter zijde stelling van burgemeester en
wethouders, zich tot de gemeentelijke accountantsdienst
zou wenden.
Aan de wens van de heer Wilmer ligt blijkbaar de gedachte
ten grondslag de raad mede profijt te doen trekken van de
diensten van de gemeentelijke accountantsdienst.
Wij menen, dat zulks reeds genoegzaam is verzekerd,
door het bepaalde bij artikel 216 der gemeentewet. Dit
neemt niet weg, dat wij er geen bezwaar tegen hebben aan
de wens van de heer Wilmer tegemoet te komen. Zulks zou
dan echter dienen te geschieden door aan het eerste lid
van artikel 2 een zin toe te voegen.
Wij stellen U voor deze als volgt te doen luiden:
De Dienst staat mede ten dienste van de raad, die te dien
einde aan Burgemeester en Wethouders kan verzoeken aan
hem een rapport van de Dienst betreffende een bepaalde
aangelegenheid over te leggen, indien Burgemeester en
Wethouders zulks niet uit eigen beweging gedaan hebben.