MAANDAG 2 AUGUSTUS 1948. 169 Stichting van een school voor u.l.o. aan de (D. J. van Dijk e.a.) Adriaan Pauwstraat. 73 dier wet genoemd, en daarom zal de Eaad zijn steun aan het praeadvies kunnen geven. Indien de wet in dit geval ruimte liet om medewerking te weigeren, zou spreker er prijs op stellen mede te delen, dat hij dit gaarne zou doen op grond van het feit, dat de leerlingen Van de hierbij betrokken school, die aan de grens van de gemeente Oegstgeest zal komen te liggen, voor het merendeel uit die gemeente komen, zodat met deze school in de eerste plaats een belang van Oegstgeest en in de tweede plaats een Leids belang wordt gediend. De kosten van deze school komen geheel voor rekening van de gemeente Leiden. De kosten worden hogerook het meerdere komt voor rekening van deze gemeente. Het is duidelijk, dat de kleinere gemeente hier profiteert van de grotere gemeente; immers: een school in een grotere gemeente trekt betere leerkrachten tot zich dan een school in een kleinere gemeente. Spreker vraagt, of er niets kan worden gedaan, opdat deze financiële last met op deze wijze onrechtvaardig verdeeld blijft. De heer Woudstra begrijpt de opmerkingen van de heer D. J. van Dijk niet goed. Het gemeentebestuur heeft steeds betoogd, dat Leiden een centraal gelegen plaats is, daarom goede onderwijsinstellingen in een voldoend aantal moet hebben om zoveel mogeüjk leerlingen uit de omtrek tot zich te trekken. De heer van Dijk heeft nooit het tegendeel beweerd; nu hij deze opmerkingen maakt, zou spreker deze zaak gaarne even in algemeen verband gesteld willen zien, nl. in verband met de positie van Leiden als onderwijs centrum. De heer van Schaik zegt, dat Waar deze aanvrage van dit schoolbestuur aan alle wettelijke eisen voldoet, er geen enkele mogelijkheid bestaat om op grond van de een of andere wettelijke bepaling of van een precedent de gevraagde medewerking te weigeren; alle beschouwingen op dit punt zijn dus overbodig. Ook een verdeling van de kosten tussen de gemeenten Leiden en Oegstgeest is niet mogelijk. Op sprekers vraag hoe dit schoolbestuur er toe gekomen is deze school binnen de gemeente Leiden te vestigen (immers, deze school zal toch hoofdzakelijk kinderen uit Oegstgeest en nog verder van Leiden gelegen gemeenten opnemen), is hem door het school bestuur medegedeeld, dat Leiden veel dingen heeft, die het aan trekkelijk maken deze school hier te vestigen. Het is nu wel voor het gemeentebestuur van Leiden buitengewoon aan genaam dit te horen, echter niet in de eerste plaats in verband met de wenselijkheid om Leiden tot een onderwijs-centrum te maken, zoals de heer Woudstra opmerkte, welke wense lijkheid spreker overigens volkomen onderschrijft; Leiden moet inderdaad voor de omgeving het onderwijs-centrum zijn. Dit geldt evenwel voor de verschillende soorten van onderwijs niet in dezelfde mate en althans voor het uitgebreid lager onderwijs niet in de allersterkste mate; immers, in de regel heeft elke gemeente van tenminste 10.000 inwoners haar eigen scholen voor uitgebreid lager onderwijs. In verband met haar aantal inwoners zal dus ook de gemeente Oegstgeest tot stichting van een eigen school voor uitgebreid lager onderwijs kunnen overgaan. Uit het feit nu, dat dit school bestuur, dat te Oegstgeest gevestigd is, deze nieuwe school binnen de gemeente Leiden wil vestigen, blijkt dat het gaarne wil aanleunen tegen zijn grote buur, de gemeente Leiden. Dit wijst er op, dat gemeenten, die zo dicht bij een grote stad liggen, eigenlijk gaarne van de gemakken, die deze stad oplevert, profiteren, maar de kosten daarvan in dit geval de stichtingskosten Van deze nieuwe school op die grote stad afwentelen. De enige oplossing, die in dit geval mogelijk is, zou zijn het wat dichter aanhalen van de band tussen de gemeenten Leiden en Oegstgeest. Wettelijk is dus aan alle vereisten voldaan. Het school bestuur heeft willen profiteren van de gemakken die Leiden oplevert. Men bedenke overigens, dat d,e inwoners van Oegst geest op deze wijze bezig zijn zich zelf te doen annexeren. De heer D. J. van Dijk zegt, dat de Wethouder slechts een schrale troost en schrale perspectieven biedt in zijn betoog. Op de opmerking van de heer Woudstra, inzake de positie van Leiden als onderwijs-centrum, antwoordt spreker dat een school voor uitgebreid lager onderwijs voor een stad nu eenmaal niet als trekpleister kan dienen. Stichting van een school voor uitgebreid lager onderwijs ligt derhalve niet in de algemene lijn, aangegeven do:>r de uitspraak, dat Leiden een centrum van onderwijs moet worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V erlening bijdrage aan „Mathesis Scientiarum Genitrix" (D. J. van Dijk e.a.) in de lierstelkosten van leslokalen. XlXa. Voorstel inzake liet beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van het verlenen van een bijdrage aan het Genoot schap „Mathesis Scientiarum Genetrix" in de kosten van herstel van enige leslokalen. (143) XX. Voorstel inzake de aankoop van een perceel grond aan de Julianastraat, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie K no. 47511. (131) XXI. Voorstel tot bet beschikbaarstellcn van een strook grond, gelegen aan de Alexanderstraat, kad. bekend Gemeente Leiden, Sectie K nis. 3715 (ged.), 4356 (god.) en Sectie X no. 1103 (ged.), aan de Stedelijke Fabrieken van Gas en Eleetrieiteit. (132) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XlXa tot en met XXI besloten. XXII. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden in verband met de voorlopige afstand van enige schilderijen aan deze gemeente door de Stichting Het Nederlands Kunstbezit. (133) De heer D. J. van Dijk acht de zinsnede in het Ingekomen Stuk: „Aangezien het hier betreft een, hopelijk blijvende, ongemeen rijke aanwinst voor het museum", niet juist, gezien het feit, dat deze schilderijen in de meeste gevallen om algemeen bekende redenen niet meer aan hun vroegere eigenaren kunnen worden teruggegeven. De Voorzitter zegt, dat er toch nog altijd een mogelijkheid is. De heer I). J. van Dijk hoopt juist daarom, dat het geen blijvende aanwinst zal zijn. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIII. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden voor het aanschaffen van een eleetrenecplialograaf ten behoeve van de gestichten „Endegeest" e.a. (134) XXIV Voorstel tot het wijzigen van het Raadsbesluit van 26 April 1943 betreffende de salarisregeling voor het onder wijzend personeel bij het openbaar kleuteronderwijs. (135) XXV. Voorstel inzake het opnemen van de boeken en de kas van de Gemeente-Ontvanger. (136) XXVI. Voorstel inzake de aanwijzing van een boekhoud kundige, bedoeld in artikel 265 van de Gemeentewet. (136) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXIII tot en met XXVI besloten. De lieren Kortmann en Knuttel zijn inmiddels ter ver gadering gekomen. XXVII. Voorstel tot het vaststellen van een verordening betreffende de gemeentelijke accountantsdienst. (136) De Voorzitter stelt allereerst aan de orde: de motie van orde van de heren Knol en Riedel om deze ontwerp-verordening terug te wijzen naar de Commissie voor de Financiën en de behandeling te verdagen tot de volgende Raadsvergadering. De Voorzitter doet de voorstellers van de motie van orde opmerken, dat het niet op de weg van de Raad ligt, de ver ordening naar de Commissie voor de Financiën terug te wijzen en neemt aan, dat de voorstellers hebben bedoeld de Raad uit te nodigen aan de Voorzitter te verzoeken het agendapunt aan te honden en Burgemeester en Wethouders te vragen, het Ingekomen Stuk naar de commissie terug te zenden. De commissiën zijn commissiën van bijstand ten behoeve van het College en niet van de Raad. De heer Knol wijzigt de door de heer Riedel en hem inge diende motie van orde in deze zin, dat ze thans strekt om de behandeling van dit agendapunt aan te houden en om Bur gemeester en Wethouders te verzoeken deze ontwerp-ver ordening terug te zenden naar de Commissie voor de Financiën. Naar sprekers mening zou het aanbeveling verdienen deze ontwerp-verordening terug te wijzen naar de Commissie voor de Financiën. De verordening is reeds min of meer uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 3