MAANDAG 28 JUNI 1948. 161 Voorstel inzake het bouwen van woningen tussen het (Woudstra e.a.) verl. v. d. Julianastraat en de Lusthollaan. Spreker begrijpt niet, dat men de verantwoordelijkheid durft aanvaarden voor de bouw van moderne krotten. Wanneer hetgeen hier geboden wordt inderdaad zo slecht is, dan moet men de moed hebben om te zeggen: neen. Het zal dus met die krotten waarschijnlijk nog wel iets mee vallen. Spreker wijst echter op het moderne schandaal, door de heer van Iterson naar voren gebracht, dat in een huis van twee kamers met een zolder vier gezinnen wonen. Door het plan nu komt er verruiming van de woongelegenheid. Het is zeer goed mogelijk, dat bezuiniging op de uitvoering van deze woningen nodig is in verband met de financiële toestand; ook de tegenwoordige Regering loopt tegen die noodzaak van bezuiniging te pletter, evenals vroegére Regeringen. Spreker kan zich deze toestand wel indenken; spreker wil alleen bij hen, die van „moderne krotten" spreken, wat meer ruggegraat hebben, zodat zij nu eens neen durven zeggen. De heer D. J. van Dijk kan het natuurlijk wel eens zijn met de heer Lombert; het verheugt spreker persoonlijk, dat de heer Lombert dit alles met zovele woorden uitge sproken heeft; men kan er urenlang over spreken, dat het jammer is, dat niet veel eerder met deze dingen rekening gehouden is, maar het is nu eenmaal zo. Dit plan betekent natuurlijk nu eenmaal een positieve achteruitgang; niemand zal dit beter beseffen dan het College en dan de heer Jongeleen zelf. Men staat hier echter voor een keuze en dan is spreker het met de heer Woudstra eens: indien die woningen werkelijk zó slecht zijn, dat het absoluut moderne krotten moeten worden genoemd, dan moet men dit plan onder geen voor waarde aanvaarden. Men moet echter in deze afgaan op het advies van de Commissie van Fabricage, die op haar beurt verschillende instanties heeft gehoord en die ook persoonlijke onderzoekingen heeft doen instellen en waar het advies van deze Commissie strekt tot aanvaarding van dit plan, moet de Raad zich op het standpunt stellen, dat het wel zeer te betreuren is, dat op het ogenblik de plannen niet kunnen worden uitgevoerd, zoals die oorspronkelijk door de gemeente Leiden zijn ingediend, maar dat men tenslotte toch dit gewijzigde plan moet aanvaarden, zulks met het oog op de reusachtige woningnood die er heerst. Spreker gelooft ook wel, dat de heren Schüller en Lombert in hun enthousiasme voor de goede zaak een ietwat te somber geluid hebben doen horen, al erkent spreker, dat bij dit plan een achteruitgang is te constateren. Spreker betreurt echter zeer, dat de heer Lombert op een gegeven ogenblik dat is echter geen wonder, gezien de verkiezingen die op 7 Juli a.s. zullen plaats vinden een kleine aanval gedaan heeft op de Partij van de Arbeid, en meer speciaal op de uitdrukking „onze Ministers" in een pamflet van die partij. Spreker acht die uitdrukking „onze Ministers" ook niet geheel juist, maar hij kan daarvan wel een kleine verklaring geven, nl. deze, dat het Kabinet op het ogenblik wordt gevormd door de Katholieke Volkspartij en de Partij van de Arbeid en dat sinds „onze Ministers" daarin zitting hebben, in de landspolitiek in elk geval toch geld gevonden is voor de sociale zorg. En wanneer er dan van communistische zijde een toespeb'ng gemaakt wordt op de toekomst, dan zegt spreker laat men dan toch die toekomst afwachten. De Kominform heeft pas vergaderd en misschien komt men dan in een land, waar er woningoverschotten zijn zonder dat er zelfs gebouwd behoeft te worden. Volgens de heer van Iterson zal men in de toekomst steeds meer in de hoogte moeten bouwen. Men zal echter speciaal in een stad als Leiden zeer voorzichtig moeten zijn met het neerzetten van dergelijke hoge gebouwen en zeer nauwkeurig moeten bepalen, waar dergelijke gebouwen passen. Speciaal op deze plaats zouden de oorspronkelijke plannen veel beter passen dan deze bouw in drie woonlagen. De. heer Jongeleen vangt aan met een woord van dank aan de heer Lombert, voor de steun, door deze aan dit voorstel van spreker verleend; voor de zoveelste maal is het de heer Lombert geweest, die een voorstel van spreker ondersteund heeft, niet omdat hij spreker zo'n aardige jongen vindt of omdat hij volledig instemt met deze plannen, maar omdat dit voorstel althans het op dit ogenblik bereikbare behelst. Het is toch typerend, dat de heer Lombert het enige lid van de Commissie van Fabricage is, dat al heeft ook hij wel enige critiek het voor dit voorstel opgenomen heeft. Het is toch eigenaardig, dat dergelijke voorstellen, die telkens aan de orde komen en die lang en breed in de Com missie besproken worden, juist bij de leden van die Commissie altijd zoveel critiek ontmoeten. Spreker staat niet op het standpunt dat een Raadslid, dat lid is van de Commissie Voorstel inzake het bouwen van woningen tussen het (Jongeleen.) verl. v. d. Julianastraat en de Lusthoflaan. van Fabricage, om die reden in de Raad over die voorstellen moet zwijgen; dan zou men van de behandeling in de Raad een paskwil maken, maar hij acht het toch typerend, dat het bij de voorstellen, die afkomstig zijn van spreker, vrijwel altijd de leden van de Commissie van Fabricage zijn, die daarover spreken. Bij alle dank en waardering voor de steun, door de heer Lombert aan sprekers voorstel verleend, kan spreker toch niet geheel en al met het betoog van de heer Lombert in stemmen, wat betreft een deel van zijn bestrijding van het artikel in de Leidse Courant van 22 Juni jl. van de heer Wilmer. Spreker kan daarop tot zijn spijt niet verder ingaan op het ogenblik; vermoedelijk zal de schrijver van dat artikel op deze quaestie bij de volgende begroting wel terugkomen; het gaat in concreto om dit voorstel tot de bouw van arbeiders woningen en spreker moet tot zijn spijt al hetgeen daarbij ter sprake is gebracht laten rusten; het zou niet goed zijn wanneer hij in zou gaan op de politieke zijde van dit vraag stuk, die ook ter sprake is gebracht, al zou spreker ook gaarne eens zijn mening hebben gezegd over de critiek, die door de heer Lombert op de hogere instanties terzake is geoefend. Inderdaad is de kubieke inhoud van deze woningen ver minderd dit is echter niet alleen uit financiële overwegingen geschied; een nog veel dringender reden daartoe dan de financiële overwegingen werd gevormd door het zeer ernstige tekort aan materialen, waarmede men op het ogenblik in Nederland heeft te worstelen. Spreker heeft zich met hand en tand tegen de door de hogere instanties gewenste wijzi gingen verzet en wanneer het College tenslotte toch met dit voorstel gekomen is, dan is dit omdat het College rekening heeft gehouden met de zeer slechte materialenpositie in Nederland. De productie van de steenfabrieken is op het ogenblik reeds een jaar vooruit verkocht; dakpannen kunnen slechts besteld worden met een levertijd van 10 a 12 maanden; de houtpositie is zeer slechtbeton kan niet toegepast worden, omdat er geen betonijzer is. Dit voorstel nu is een poging om ondanks deze tekorten toch woningen te bouwen, al zijn deze wat kleiner dan vroeger. De architect en de Dienst van Gemeentewerken hebben alles gedaan om toch nog met een voorstel te komen, dat ook voor spreker nog aanvaardbaar is. Voorts is er een tekort aan bouwvakarbeiders; bij elke bouw moet overleg gepleegd worden om te trachten de arbeiders hier te krijgen. Ook bij de bouw die aan de gang is, heeft de aannemer te worstelen met een tekort aan arbeiders. Volgens de heer Vos stagneert de woningbouw wegens de te vele ambtelijke bemoeiingen daarmede, maar hoe wil de heer Vos dan laten bouwen? Wil hij dan, dat gebouwd wordt zonder dat leiding wordt gegeven bij de verdeling van de schaarse producten? Wanneer op het ogenblik alle materialen zouden worden vrijgegeven, hetgeen voor een deel reeds is geschied, zou men een gevecht om de materialen krijgen en de brutaalsten zouden misschien een zeker deel er van krijgen, om nog maar te zwijgen van de prijzen, die dan berekend zouden worden; dan zou men inderdaad de zwarte handel ook op dat terrein in de hand werken; dan zouden de ver schillende gemeenten tegen elkaar gaan opbieden; de ge meenten die het verst van de fabrieken verwijderd liggen, hebben nu reeds moeilijkheden. Men kan tegenstander zijn van bemoeiingen van de Overheid en van ambtenaren, maar men moet er rekening mee houden, dat tenslotte hier van boven af een regeling moet worden getroffen. De heren Vos en Wilmer hebben beiden hun ongerustheid over dit voorstel uitgesproken, omdat dit een voorstel in principe is. Spreker begrijpt niet, waarover zij zich ongerust maken; er is hier niets veranderd vergeleken bij andere, soortgelijke voorstellen, die hier reeds vroeger ter tafel ge bracht zijn; bij aanneming van dit voorstel gaan volgende week de tekeningen weg; pas wanneer deze woningen vol tooid zijn, krijgt de Raad een definitief besluit te nemen, ook omtrent de afmetingen. Zo is het hier altijd gegaan. Zo heeft de Raad destijds besloten tot de bouw van 82 woningen; deze woningen zijn allang afgebouwd en bewoond, maar de definitieve afrekening heeft nog altijd niet plaats gehad. Voorts maakt de heer Vos zich ongerust over de wijziging van het uitbreidingsplan, die nog zal moeten plaats hebben. Het College moest dit voorbehoud maken, omdat er wijziging is gekomen in het aantal te bouwen woningenvanzelfsprekend moest het College dit voorbehoud ten aanzien van het plan „Leiden-Noord" maken, omdat het thans aanhangige plan, door het ontworpen type B, van dit uitbreidingsplan afwijkt. Men behoeft zich ook niet ongerust te maken over het feit, dat de gehele onteigening nog niet uitgesproken isook zonder dat een uitbreidingsplan is goedgekeurd, krijgt een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 9