MAANDAG 28 JUNI 1948.
157
Voorstel inzake het bouwen van woningen tussen het
(Lombert.) verlengde van de Julianastraat en de Lusthoflaan.
Het bouwplan van „Ons Belang" aan de Tomatenstraat
omvatte 56 woningen met een inhoud van 318 m3,18 woningen
van 328 m3, 4 woningen van 357 m3 en 4 woningen van
368 m3, de laatste twee maal vier woningen voor grote gezinnen
bij elke woning een schuurtje, van 13 m3 en in ieder huis een
kelderkast (gedeeltelijk ondergronds) van 1 m3 inhoud extra.
De minimum inhoud van deze woningen bedroeg dus 318 m3.
Van de 103 woningen in het plan „Leiden-Noord" waren er 10
met een inhoud van 250 m3 (dus reeds 68 m3 minder dan de
kleinste woningenin het plan-Tomatenstraat), 19 woningen van
264 m3, 46 woningen van 272 m3 (eveneens veel kleiner dan
de afmetingen van de woningen aan de Tomatenstraat)
en 28 woningen van 472 m3 (speciaal voor grote gezinnen).
Hoewel bij dit plan zeer zeker nog van een behoorlijke
woning mag worden gesproken, viel bij dit plan reeds een
sterk teruggaande tendenz waar te nemen. Wat nu dit plan
van 285 woningen betreft, aan eengezinswoningen zijn er:
26, voor ten hoogste drie kinderen, van 256 m3, 25, voor
ten hoogste drie kinderen, van 272 m3, 12, voor ten hoogste
zes kinderen, van 341 m3 en 2, voor ten hoogste 9 kinderen,
van 377 m3. In totaal dus 65 eengezinswoningen van de
285, waarbij de inhoud van de woningen voor grote gezinnen,
in vergelijking met de 103 woningen, is teruggebracht van
472 op 377 m3. Voor gezinnen met ten hoogste zes kinderen
zijn hierbij dus twaalf woningen en voor grote gezinnen
zegge en 'schrijve twee, welker, inhoud met niet minder dan
97 m3 verminderd is. In plaats van de in het oorspronkelijk
plan ontworpen 98 benedenwoningen en 122 bovenwoningen
zijn nu geprojecteerd:
74 benedenwoningen voor niet meer dan twee personen,
van elk 148 m3 met de daarbij behorende 74 bovenwoningen
voor gezinnen met één en ten hoogste twee kinderen, van
244 m3 (type G) en vervolgens het drielagenblok (het z.g.
twee op één-type B), bevattende: 24 benedenwoningen,
z.g. voor jonge gezinnen, van 156 m3, met de daarbij be
horende 24 bovenwoningen, eerste verdieping, van 156 m3
en 24 bovenwoningen, tweede verdieping, van 235 m3.
Van de voorgestelde 285 woningen zijn er dus 220 bestemd
voor gezinnen zonder of met één of twee kinderen. En wanneer
in de stukken dus van officiële zijde gesproken wordt van
ten hoogste één of twee kinderen, dan is het blijkens de
ervaring theoretisch wel, maar practisch niet mogelijk deze
gezinnen te huisvesten op zodanige wijze, dat er nog enige
ruimte overblijft in dergebjke vertrekken. Wanneer dus door
het Ministerie en de Provinciale Directie van de Wederopbouw
en Volkshuisvesting woningen worden geëist met een inhoud
van 148, 156, 235 en 244 m3, dan is dit niet anders dan een
hoogst ernstige aantasting van het woningpeil in vergelijking
met de woningen aan de Tomatenstraat en de 103 woningen
van het plan „Leiden-Noord". Nu zullen er aanstonds wel
stemmen uit de Baad opgaan om de bouw van dergelijke
woningen te verdedigen op grond van de overweging, dat
nog zovele gezinnen slechter gehuisvest zijn, maar dat
argument moet spreker onmiddellijk terugwijzen. Deze
slechte woningtoestanden betreurt spreker evenzeer als die
andere leden, maar deze zijn een gevolg van de oorlogsom
standigheden. Het is echter heel wat anders, om zijn mede
werking te verlenen aan het tot stand doen komen van
Overheidswege van bouwplannen, die dergelijke woning
toestanden scheppen, niet als overgangsmaatregel voor
enkele jaren, maar voor tenminste enkele generaties. Men
behoeft heus geen profeet te zijn om met bijna wiskundige
zekerheid te voorspellen, dat zeker de eerste tien jaren het
woningtekort zo nijpend zal blijven, dat er van een opschuiving
van jonge gezinnen naar grotere woningen sprake kan, noch
zal zijn. En wanneer de heer Wilmer dit slechts beschouwt
als een incidenteel geval en als een goed bedoelde poging
om de kleine gezinnen te helpen, dan moet spreker hem
ook deze illusie ontnemen en dan geeft spreker hem en andere
Baadsleden, die op dit standpunt mochten staan, in over
weging er nota van te nemen, dat wanneer binnenkort het
plan voor de z.g. ratio-woningen, niet van architect Buurman,
maar van architect Ponsen in behandeling komt, men zal
ontdekken dat ook dat plan, tijdig ingediend, door dezelfde
instanties is afgekeurd en zal moeten worden gewijzigd,
hetgeen in dit geval synoniem is met verslechterd. In 220
van de 285 woningen zal derhalve van een behoorlijke gezins
vorming geen sprake kunnen zijn, tenzij bedoelde instanties
een gezin van twee personen als een normaal gezin beschou
wen, terwijl voor gezinnen, die de Katholieken normaal
plegen te noemen, slechts een zeer gering aantal woningen
tot stand zal komen, welker inhoudsmaat bovendien aan
merkelijk is verkleind. Hier komen de eisen van een gezonde
gezinspolitiek wel zeer in het gedrang. Voor spreker is de
leuze van het beginselprogram van de Katholieke Volkspartij
geen frase en geen propagandaleuze bij de verkiezingen
Voorstel inzake het bouwen van woningen tussen het
(Lombert.) verlengde van de Julianastraat en de Lusthoflaan.
zonder meer. Aan de individuen moet, in het 'waarachtig
belang van staat, kerk en maatschappij, die in het gezin
hun steun vinden, behoorlijke en voldoende gelegenheid
tot gezinsvorming worden gegeven. En dan is het niet te
verdedigen om wille van de Mammon de gelegenheid tot die
gezinsvorming te onthouden of te beknotten. Met „gezins
vorming" bedoelt spreker dan niet gezinnen zonder of met
een gereglementeerd aantal van één of twee kinderen, maar
gezinnen, opgebouwd volgens Gods Wet en Diens Gebod.
Niet in het minst in de dagen vóór verkiezingen wordt veel
geschreven en gesproken over constructieve en actieve
welvaartspolitiekwelnu, naar sprekers innige overtuiging is
geen actieve en constructieve welvaartspolitiek mogelijk,
zonder de rechten van het gezin te eerbiedigen, in de aller
eerste plaats dat op een behoorlijke huisvesting. Wanneer
spreker in een propaganda-brochure van de Partij van de
Arbeid leest: „onze" Minister heeft gezorgd voor de ouden
van dagen, of: „onze" Minister zorgt voor de dubbeltjes,
dan vindt spreker dat alles heel mooi, maar afgezien van
de vraag of het „fair play" kan worden genoemd bij een
gezamenlijk optreden in een regering het Kabinet te negeren
en alleen de loftrompet te steken over de goede daden
van de eigen Ministers, betreurt spreker ernstig, dat juist
dit Kabinet en „onze" Ministers van Wederopbouw en
Volkshuisvesting en van Financiën beginnen met een derge
bjke aantasting van het woningpeil. Daarom geeft spreker
speciaal de Partij van de Arbeid in overweging er tegen te
waken, dat eens de geschiedschrijvers zouden moeten vast
stellen dat deze Ministers van Wederopbouw en Volkshuis
vesting en van Financiën in ernstige mate schuldig zouden
komen te staan aan een onjuiste pobtiek ten aanzien van
het vraagstuk van de volkshuisvesting. Dit gevaar is niet
denkbeeldig; de door spreker gewraakte circulaire inzake de
onderhoudskosten was daarvan het eerste symptoom.
Men spreekt en schrijft over de gevaren voor cultuur,
beschaving en christendom van de zijde van het communisme;
men ontwerpt fraaie affiches waarop men de steun van de
kiezers vraagt ter versterking van de dam tegen het commu
nisme. Een doelmatige bestrijding van het communisme is
echter alleen mogebjk door het wegnemen van de oorzaken,
die tot het groeien van de communistische gedachte hebben
geleid, onder welke oorzaken de erbarmehjke en vaak schande
lijke woningtoestanden voor een groot deel van de arbeiders
klasse wel een van de voornaamste vormt. Op het gebied
van de volkshuisvesting moet het roer zeer spoedig om
gegooid worden, wil men op dit punt niet met volle zeilen
in het moeras van de reactie terechtkomen.
De volkswoningbouw is bijna uitsluitend de taak van de
woningbouwverenigingen met steun van de Overheid. Van
de particuliere bouwnijverheid is in dit opzicht niet veel te
verwachten. Spreker bedoelt hiermede niets ten nadele van
de particuliere bouwnijverheid, maar constateert alleen het
feit. De particuhere bouwnijverheid heeft nog een onbeperkte
taak ten aanzien van de bouw van middenstandswoningen
en van de z.g. „betere bouw". Logische consequentie daarvan
is, dat de Overheid, indien zulks noodzakebjk is, daarvoor
ook financiële offers moet brengen, en zelfs zware financiële
offers; daarvan is spreker zich ten volle bewust.
Spreker weet met bijna wiskundige zekerheid, dat tegen
deze stelhng van hem de economen van verschillende richting
in het krijt zullen treden, zowel de strengst orthodoxe als
de meest bberale. Maar ook dat geluid is allerminst nieuw.
Ieder herinnert zich nog wel het z.g. „aanpassingssysteem",
met gloed van overtuiging en hardnekkige energie verdedigd.
Spreker zou echter niet gaarne willen beweren, dat dat
systeem geleid heeft tot de zegenrijke gevolgen, die de voor
standers er van in het vooruitzicht hebben gesteld. Nu is
het merkwaardig, dat dit geluid het meest wordt gehoord
ten aanzien van sociale maatregelen en vooral ten aanzien
van de arbeiderswoningbouw. Spreker wijst b.v. op het
ongedaan maken met terugwerkende kracht van de pensioen
storting voor de ambtenaren, hetgeen de gemeente Leiden
alleen al op een uitgave van een slordige 80.000.- per
jaar komt te staanspreker waagt zich niet aan een berekening
van de kosten van die maatregel voor het gehele Kijk, maar
constateert, dat niemand tegen deze maatregel bezwaren
heeft ingebracht, gegrond op de verarming van het Neder
landse volk. Integendeel, bij de behandebng van dat voorstel
is de urgentie van die maatregel met zoveel kracht ver
dedigd, dat spreker onwillekeurig dacht aan de woorden
van wijlen dr Kuyper: „zij kunnen niet wachten, geen dag
en geen nacht". Ook de binnenkort te verwachten salaris
herziening voor het Overheidspersoneel zal niet geringe
offers van de Overheidskassen vragen. Ook daartegen heeft
„onze" Minister Lieftinck geen bezwaren; integendeel, het
maakt deel uit van het regeringsprogramma. Niemand, die