162 MAANDAG 28 JUNI 1948. Voorstel inzake het bouwen van woningen tussen het (Jongeleen.) verl. v. d. Julianastraat en de Lusthoilaan. gemeentebestuur reeds toestemming op die gronden te bouwen, wanneer het uitbreidingsplan maar is ingediend. De wijzigingen in het uitbreidingsplan worden later aan gebracht. Ten aanzien van de woningen zelf is het bezwaar algemeen, dat deze te klein zijn. Men heeft hier te maken met een plan van 292 woningen; waarschijnlijk zal dit totaal nog wel met 2 verhoogd kunnen worden, omdat er nog een klein ^stukje grond bij komt. De heer Vos vraagt of het College zich reeds tot de hogere instanties gewend heeft, zoals ter sprake is gekomen bij de interpellatie van de heer Wilmer in de Raadszitting van 31 Mei 1948. Het College heeft op dit punt nog niets gedaan, omdat daartoe nog geen aanleiding was. Men moet goed begrijpenhet College heeft bezwaar gemaakt en zal bezwaar maken tegen het verminderen van het richtcontingent voor. 1948 van in totaal 390 woningen met 103 woningen, op grond van het feit, dat de bouw daarvan op 1 October 1947 nog niet begonnen was. De gemeente heeft een vergunning voor slechts 287 woningen en met dit voorstel is men al over dat aantal heen. Bovendien is in principe het plan van de 62 middenstandswoningen in de Tomatenstraat aanvaard. Br is dus op het ogenblik nog geen reden om zich direct tot de hogere instanties te wenden. Spreker heeft ernstig bezwaar gemaakt tegen het aftrekken van deze 103 woningen van het totale aantal van 390; het heeft echter geen zin tegen windmolens te vechten. Wanneer de gemeente nu 292 arbeiderswoningen en 62 middenstands- woningen bouwt en nog enkele andere kleine plannen goed gekeurd krijgt, dan heeft spreker op het ogenblik geen aanleiding de Minister lastig te vallen over het feit, dat het Rijk die 103 woningen wil aftrekken. Voorts is de opmerking gemaakt, dat door de heer Kiers nog steeds geen overleg is gepleegd inzake de architecten. Spreker heeft bij de behandeling van de begroting mede gedeeld dat het inderdaad in de bedoeling lag bij het plan „Leiden-Noord" meer architecten in te schakelen en dat daar over reeds besprekingen gevoerd waren. Doordat dit plan op zijn kop gezet werd, is men daaraan nog niet toegekomen; dat was onmogelijk, omdat de heer Buurman een opdracht van 240 woningen had; die opdracht moest dus blijven liggen. Men moest toen overspringen op 103 woningen. Architect Ponsen had een opdracht voor de ratio-woningen in het plan „Leiden-Noord", terwijl de heer Landman een opdracht had voor woningen in de Meerburgerpolder. Het is inderdaad de bedoeling, bij het plan „Leiden-Noord" meer architecten te betrekken. Verscheidene Raadsleden hebben deze woningen te klein genoemd. De door de heer van Weizen gebruikte uitdrukking voor deze woningen van „moderne krotten" heeft spreker wel enigszins gehinderd; spreker onderschrijft volledig hetgeen de heer Woudstra daarover gezegd heeft. Wanneer met deze woningen als moderne krotten beschouwt, laat men dan gezamenlijk dit voorstel afstemmen! Spreker acht deze benaming niet juist en komt daartegen op, niet alleen ten aanzien van de heer van Weizen, maar ook ten aanzien van de Raadsleden, die hem hebben ondersteund, o. a. de heer Schüller. Wanneer men het heeft over te kleine woningen, laat men dan eens zien naar de woningen van de woning bouwverenigingen, die vóór 1940 gebouwd zijn; spreker persoonlijk heeft zich kiplekker gevoeld in een kleine woning aan de Javastraat, waar hij tien jaren gewoond heeft; dat zijn dezelfde soort huizen als de nu voorgestelde; deze woning bevatte een kleine voorkamer, een achterkamer en een kleine slaapkamer. Dit wil niet zeggen, dat spreker het eens is met de wijze van bouwen van 1924; deze woningen acht spreker ook te klein. Met alleen door „De Bendracht", maar ook in Tuinstad wijk zijn deze eengezinswoningen gebouwd; ook de particuliere bouwers hebben zeer kleine woningen gezet. Laat men nu niet alles aangrijpen om de zaak donkerder voor te stellen dan ze in wezen is. Wanneer deze woningen gebouwd zijn, mogen ze er nog zijn. Spreker staat op het standpunt, dat men zich niet uit sluitend moet laten leiden door de overweging, dat er zulk een enorm grote woningnood is, maar dat men bij het bouwen van woningen ook het oog gericht moet houden op de toe komst. Het peil van deze woningen, ook na de bezuinigingen die er in aangebracht zijn, is echter nog volkomen verant woord. Natuurlijk: wanneer men een woning bouwt met een kleine achterkamer en een kleine slaapkamer, moet men daarin een klein gezin zetten, niet een groot gezin. Inderdaad is het aantal woningen van dit plan, die bestemd zijn voor kleine ge zinnen, wel groot; de. 103 woningen van het plan Leiden- Noord" zijn een slag groter. Spreker geeft de heer van Weizen toe, dat de woningen in de Tomatenstraat groter zijn, maar toen die woningen gebouwd werden, was de materialenpositie Voorstel inzake liet bouwen van woningen tussen liet (Jongeleen e.a.) verl. v. d. Julianastraat en de Lustlioflaan. nog niet zo slecht als nu. Er was wel een geweldig gebrek aan materialen, maar er waren toen nog niet zovele bouw plannen wanneer het materialentekort op het ogenblik groter is, dan komt dit omdat er op het ogenblik veel meer wordt gebouwd. Met de bouw van de woningen aan de Tomatenstraat heeft Leiden geluk gehad; dat zijn inderdaad zeer mooie woningen. Ook op het plan van de 103 woningen is nogal critiek geoefend; zodra het eerste blok van deze woningen klaar is, zullen de Raadsleden een uitnodiging- ontvangen om deze woningen te bezichtigen. Op dit punt gevoelt spreker zich geheel gerust; dan zal men zien dat het met deze woningen niet zo erg en zo slecht is gesteld als het hier is voorgesteld. Spreker heeft ook zijn bezwaren tegen de hier geprojec teerde woningen en hij heeft daarvan ook doen blijken in de Commissie van Fabricage en in het College. Tegen de oorspronkelijk voorgestelde woningen bestonden echter niet alleen bezwaren uit financieel oogpunt; het hoofdbezwaar was gelegen in het tekort aan materialen. Er bestaat een methode om vooral met het oog op de toekomst die moeilijk heid v te omzeilen, maar dan moet men dubbele woningen bouwen, nl. twee kleine woningen in één groot gebouw. Spreker wil liever die richting niet uit; daartegen zal hij zich met hand en tand verzetten. Misschien zal deze wijze van bouwen aan de gemeente opgelegd worden. Wat betreft de wijziging van het uitbreidingsplan, waarover de heer van Weizen sprak, daaraan is niets geheimzinnigs. In een bespreking met de bouwcommissie heeft spreker medegedeeld, hoe hij zich de gang van zaken in de eerst volgende twee, drie jaren voorstelt, waarbij hij een voor behoud heeft gemaakt ten aanzien van het feit, dat de onteigening nog niet heeft plaats gehadmen moest dus reke ning houden met de waarschijnlijkheid, dat men tengevolge daarvan in 1949 niet verder zou kunnen bouwen, omdat de gemeente de gronden nog niet in bezit heeft. Spreker moet dit voorbehoud ook maken ten aanzien van de plannen „Leiden- Noord" en „Leiden-Zuid-West". De heer Lombert heeft de positie in dit opzicht dus juist geschetstwanneer die onteige ningen niet worden uitgesproken, zit men in 1949 met de handen in het haar. Het is dus niet onmogelijk, dat Leiden wel een toewijzing van woningen krijgt, maar dat het de gemeente dan aan bouwrijpe grond zal ontbreken. Spreker gaat niet in op de politieke opmerkingen, die gemaakt zijn, al is de verleiding groot om het wèl te doen. Spreker adviseert dus de Raad met volle vrijmoedigheid om dit voorstel aan te nemen. De heer Lombert weet ook wel, dat ook het tekort aan materialen van invloed is geweest op de lagere eisen, die thans aan deze woningen gesteld zullen worden, maar in de toelichting en in de stukken, die betrekking hebben op dit voorstel, wordt in hoofdzaak gewezen op de kosten als argument voor deze wijzigingen. In de beschikking van de Provinciale Directie van de Wederopbouw en Volks huisvesting staat ook letterlijk, dat de duurdere grond nood zaakt tot het bouwen van kleinere woningen. De heer van Iterson antwoordt spreker dat het niet zo is, dat spreker alleen eengezinswoningen wil; natuurlijk zou dat te prefereren zijn, maar dat heeft de heer Buurman niet gewild. In het oorspronkelijke plan van 224 woningen, dat nu gewijzigd is in 292 woningen, kwamen 122 eengezins woningen voor. Inderdaad wordt volgens dit nieuwe plan het woningpeil omlaaggedruktechter neemt spreker de term „krotwoningen" door de heer van Weizen gebruikt, niet geheel voor zijn rekening, met name niet voor wat betreft de 74 boven- en benedenwoningen, al blijft spreker ten sterkste de tendenz betreuren welke op het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting bestaat om de inhoud der woningen te verkleinen; spreker neemt echter die term wel voor zijn rekening ten aanzien van de woningblokken, type B. Nu zegt de Wethouder, dat ook woningen voor kleine gezinnen gebouwd worden; sprekers grief is juist dat men in dit plan 72 woningen opneemt, die practisch een beletsel vormen om tot behoorlijke gezinsvorming te komen. Er kunnen zich moeilijkheden voordoen in financieel opzicht en ten aanzien van de materialenmen moet niet vergeten, dat men daardoor het woningpeil in een dergelijke wijk voor tientallen van jaren, voor verscheidene generaties achteruit- zet. Men heeft op dit gebied nogal ervaring opgedaan. Men wil nu bezuinigen, maar wanneer eenmaal de woningmarkt wat ruimer wordt, dan komen dergelijke krotwoningen het eerst leeg, omdat niemand daarin langer wil wonen dan strikt noodzakelijk is. Dat is sprekers grote grief tegen deze gang van zaken. Spreker wil gaarne aannemen, dat de Wethouder prettig gewoond heeft in een huis aan de Javastraat, maar, zo vraagt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10