MAANDAG 31 MEI 1948.
141
Straataanleg in verband met de bouw van woningen
(van Iterson e.a.) op terreinen achter de Herensingel.
nauwlettend moet toezien wat en hoe men bouwt en dat
een bedrag van 3.700.voor het bouwrijp maken van de
grond, nodig voor een woning, zeker abnormaal hoog was.
Spreker waarschuwt dan ook thans weer het College om zijn
plannen voor ,,Leiden-Zuid" en ,,Leiden-Zuid-West" tijdig te
herzien, omdat deze, gelet thans weer op deze ervaring, zeker
niet geaccepteerd zullen worden. Waar de straten in dit plan
versmald moeten worden, kan men toch moeilijk aannemen,
dat een weg van 70 m breedte in plan „Leiden-Zuid-West"
geaccepteerd zal worden. Men verzette tijdig de bakens en
late dit niet mede oorzaak worden, dat de woningbouw in
Leiden zo langzaam vordert.
Spreker kan zich wel verenigen met het van hogerhand
voorschrijven van étagebouw. Natuurlijk zou het ook spreker
het liefst zijn, wanneer het mogelijk was, alle Leidse gezinnen
in eengezinswoningen onder te brengen, doch wie zich dagelijks
in de bouw en grondpolitiek beweegt, weet dat dit niet meer
mogelijk is. Het is te enen male uitgesloten, dat Leiden met
zijn sterk toenemende bevolking ook maar slechts een vier
kante meter grond onbenut laat; in Leiden zal zo efficiënt
mogelijk gebouwd moeten worden, ook door bouw in twee
of drie lagen. Dit is in het geheel niets vreemdsvan bepaalde
zijde wijst men steeds op de grote steden, maar deze pasten
de bouw in verscheidene woonlagen reeds vóór de oorlog toe;
in de grote steden heeft men van deze bouw in verscheidene
lagen prachtige voorbeelden. En dan moet men in Leiden
deze bouwwijze niet als een stap achteruit beschouwen;
dat zou zijn een miskenning met alleen van het beleid van
de besturen van de grote gemeenten, maar ook van de
eminente architecten, die prachtige woningblokken hebben
gebouwd, die tot heden toe nog een lust voor het oog zijn.
In deze tijd, nu tal van jongere en oudere gezinnen op zolder
kamertjes huizen en jonge mensen, die in het huwelijk willen
treden, zelfs niet aan bod komen voor slechts enkele kamers,
moet men niet aankomen met het praatje, dat de woningbouw
in Leiden moet gericht zijn op het zetten van eengezins
woningen.
Deze omzetting van het plan is voor het College wel een
straffe aanwijzing, hoe men het op het Ministerie van
Volkshuisvesting wil hebben. Deze aanwijzing wordt nu
opgevolgd, maar zal het College nu, deze aanwijzing ter
harte nemend, ook ten aanzien van de andere plannen on
middellijk. handelend optreden en deze andere plannen ook
wijzigen in overeenstemming met deze aanwijzing! Of wil
het College ook met de volgende plannen maar eerst eens
proberen welke aanwijzingen het zal krijgen! Daardoor zal
zeer veel tijd verloren gaan, waarvan de woningbouw in
Leiden de nadelige gevolgen zal ondervinden.
Gelet op het feit, dat ook het rioleringssysteem gewijzigd
moest worden, kan door de Wethouder onmogelijk volge
houden worden, dat er in Leiden ten aanzien van de woning
bouw geen fouten gemaakt worden. Enige weken geleden
is men ten aanzien van de riolering van de 103 woningen
toch wel tot een zeer onaangename ontdekking gekomen.
In een van de rapporten van de Technische Dienst is er op
gewezen, dat de straatbanen tijdig moeten worden opgehoogd,
zodat het zand alvast kan inklinken. De toen gevolgde
werkwijze was echter in flagrante tegenspraak met dit voor
schrift, aangezien men eerst deze straatbanen heeft opgehoogd
en heeft laten inklinken en vervolgens door een graafmachine
het zandlichaam heeft laten omwoelen om er 2 m diep de
riolering in te leggen. Het is zelfs de vraag, of deze handelwijze
voor de gemeente niet extra-kosten medebrengt, ja misschien
zelfs de bouw van deze 103 woningen doet stagneren. Gelukkig
stapt men in dit voorstel van deze methode af, al gaat dit
dan ten koste van de z.g. inklinking. Dit neemt echter niet
weg, dat ook dit weer een donkere bladzijde is in de woning
bouw te Leiden.
De heer van Weizen zegt, dat dit voorstel hem niet geheel
duidelijk is en naar zijn mening ook niet geheel logisch. De
Hoofdingenieur-Directeur van de Volkshuisvesting achtte de
prjjs van 35.32 per m2 bouwrijpe grond te duur, in verband
met de kosten van straataanleg. Spreker had gedacht, dat
de kosten van straataanleg min of meer gescheiden konden
worden gehouden van de prijs van de bouwrijpe grond, en
dat dit twee verschillende zaken waren. Natuurlijk bepalen
de kosten van straataanleg voor een deel wel de prijs van
de bouwrijpe grond, maar spreker is van mening, dat de op
hoging van de achtertuinen, waarvan in dit bouwplan dan
zal moeten worden afgezien, toch wel in een zeer ver ver
wijderd verband staat met de uiteindelijke prijs van de bouw
rijpe grond. De heer van Iterson bepleit, er bij de voor
bereidende werkzaamheden tot het bouwrijp maken van de
grond rekening mede te houden, dat althans de bebouwing
van dit terrein op gang gebracht kan worden, o. a. door te vol-
Straataanleg in verband met de bouw van woningen
(van Weizen e.a.) op terreinen achter de Herensingel.
staan met een geringere ophoging van deze grond dan aan
vankelijk was vastgesteld. Nu is de grond in plan „Leiden-
Noord" van slechte qualiteit; er moet geheid worden en om
die grond bouwrijp te maken is een zekere ophoging door
opspuiting van zand noodzakelijk. Nu kan men in dit opzicht
de adviezen van de deskimdigen, die da;xr boringen hebben
verricht en die op grond daarvan een minimum-ophoging
hebben aangegeven, niet straffeloos in de wind slaan. Wanneer
men, zoals de heer van Iterson bepleit, volstaat met een
kleinere ophoging dan door deze deskundigen noodzakelijk
wordt geacht, zal men de nadelige gevolgen daarvan spoedig
genoeg bemerken, want de woningen, die daar zullen worden
gebouwd, zijn niet bestemd om na 20 jaar te worden af
gebroken. De grond zal dan ook aan bepaalde eisen moeten
voldoen, wil hij bouwrijp zijn. In andere gemeenten heeft
men de rampzalige gevolgen van een dergelijke kortzichtig
heid spoedig bemerkt (verzakking van de woningen, buiten
gewone stijging van onderhoudskosten enz.).
De vraag is dan ook gewettigd, of het College met deze
mindere ophoging genoegen zal nemen, waardoor de ge
volgen daarvan op de toekomstige bewoners komen te
drukken.
Spreker kan deze gang van zaken niet bewonderen. Bij
het ontwerpen van het oorspronkelijke plan heeft men met
de stijging van de prijzen niet voldoende rekening gehouden
en ook niet kunnen houden, maar de toestand, die bij uit
voering van het gewijzigde plan zal ontstaan, zal zeker niet
in overeenstemming zijn met de eisen, welke men aan moderne
stadsaanleg en moderne woningbouw dient te stellen.
Op grond van de eisen, die men met betrekking tot de
moderne stadsaanleg, de hygiëne en de woningbouw in het
algemeen behoort te stellen, is het gewijzigde plan niet te
aanvaarden, wanneer met het stratenplan samenhangt het
ontstaan van modderpoelen achter de te bouwen woningen.
De heer Schüller meent, dat zij, die de stukken goed
hebben gelezen, wel zullen hebben begrepen, dat ook het
College zeer ernstige bezwaren heeft gehad tegen de aandrang
van de hogere autoriteiten en al het mogelijke zal doen om
daarin alsnog verbetering te krijgen.
De vorige sprekers zijn van het eigenlijke voorstel af
geweken. Het gaat in deze om niets anders dan een straten
plan ennu,..verwondert.,hefc spreker, dat..twee,,bij uitstek
deskundige raadsleden zich op zijpaden hebben begeven.
Zo heeft de heer Hendriks, die toch wel een tekening be
hoorlijk kan beoordelen, er bezwaar tegen gemaakt, dat niet
meer tekeningen ter visie waren gelegd, terwijl zelfs een
leek-raadslid zal hebben begrepen, wat thans wordt voor
gesteld.
De heer van Iterson heeft twee zaken ter sprake gebracht,
die met dit voorstel niets te maken hebben. Hij heeft ge
sproken over de uitvoering van de riolering van de 103
woningen. Indien de heer van Iterson het daarmede niet
eens is, kan hij de gelegenheid krijgen om daarover te spreken,
maar moet hij het niet bij dit voorstel ter sprake brengen.
Het is evenzeer onjuist de woningbouw bij dit voorstel te
behandelen, daar het nu alleen gaat om de straataanleg.
Het is inderdaad een bezwaar, dat ter wille van een be
sparing van 50.per woning de achtertuinen niet zullen
worden verhoogd, maar spreker vertrouwt, dat het College
tijdens de uitvoering van het plan een middel zal vinden
om aan dat bezwaar tegemoet te komen. In de Commissie
van Fabricage heeft spreker echter zeer sterk aanmerking
op deze besparing gemaakt. Overigens zal spreker zich met
het voorstel verenigen.
De heer Lombert zegt, dat dit voorstel uit de aard der zaak
niet kan worden losgemaakt van een later in te dienen
voorstel, hetwelk met dit zeer nauw verband houdt. De
consequentie van de aanvaarding van het aan de orde zijnde
voorstel is de indiening van een voorstel tot wijziging van
de voorgenomen woningbouw. Spreker is het dan ook niet
geheel eens met het verwijt, dat de heer Schüller twee raads
leden heeft gemaakt. Het ware ter beoordeling van de conse
quenties van dit voorstel misschien beter geweest, wanneer
thans ook een voorstel tot wijziging van het bouwplan aan
de Baad was voorgelegd. Spreker neemt aan hij maakt er
in geen geval het College of de Wethouder van Fabricage
een verwijt van dat dit in de gegeven omstandigheden
niet mogelijk was.
Hoewel spreker de Wethouder mans genoeg acht om zelf
diens beleid te verdedigen, wenst hij toch een opmerking te
maken naar aanleiding van het betoog van de heer van
Iterson, die de Wethouder heeft toegeroepen: houd bij de
andere plannen hiermede rekening en doe wat de Hoog
mogende Heren u voorschrijven.