142 MAANDAG 31 MEI 1948. Straataanleg in verband met de bouw van woningen (Lombert e.a.) op terreinen achter de Herensingel. Spreker hoopt, dat het College en de Wethouder deze raad van de heer van Iterson slechts in zover zullen opvolgen als de dringende noodzaak gebiedt. Spreker is het volkomen met de heer van Iterson eens, dat Leiden noodgedwongen helaas voor een groot deel van de voorgenomen bouw van eengezinswoningen zal moeten afzien en zal moeten over gaan tot de bouw in woonlagen, tot het systeem, zeker niet door spreker geprefereerd, van boven- en benedenwoningen. Veel erger nog echter acht spreker de algehele verslechtering van het woningtype, welke dit voorstel inhoudt, nl. wat betreft zijn voornaamste bestanddeel: de inhoudsmaat. Daarover spreekt de heer van Iterson helaas niet; toch zal hij ook moeten erkennen, dat dit één van de consequenties is van de voorschriften, door de dienst van de Volkshuisvesting aan de gemeente gegeven. Wat betreft het inconvenient van het niet ophogen van de achtertuinen, dit geeft slechts een bezuiniging voor het ogenblik, omdat ze later toch opgehoogd zullen moeten worden. Het ergste is echter, dat het woning type dermate slechter gemaakt zal worden, dat de dienst van de Volkshuisvesting weer bezig is de inhoudsmaat van die woningen kleiner te maken. Spreker acht dit betreurens waardig, niet alleen wegens het ongemak, dat daardoor veroor zaakt wordt, maar vooral ook op grond van principiële over wegingen in verband met de gezinspolitiekdit is bezuiniging met het domme potlood. Het ergste vindt spreker echter, dat deze voorschriften, welke tot dit voorstel van het College hebben geleid, afkomstig zijn van instanties, die naar sprekers mening reeds lang op de hoogte waren van deze plannen tot woningbouw van de gemeente Leiden en die dus deze plannen reeds veel eerder hadden kunnen beoordelen. Het zou iets anders geweest zijn, wanneer het gemeentebestuur van Leiden, zonder enig voorafgaand overleg, deze plannen aan de dienst der Volkshuisvesting had voorgelegd en wanneer men dan na lang wikken en wegen tot de overtuiging was gekomen, dat er bezuinigd moest worden; zo staat de zaak echter niet; men wist zeer goed welke plannen van de zijde van Leiden zouden worden ingediend en men had die dus allang kunnen beoordelen. Nu mag toch Leiden niet de dupe worden van de wijziging van de richtlijnen en van het standpunt van deze instantie, welke inmiddels heeft plaats gehad. Heeft men hier niet te maken met een systeem van sabotage, op grond van het feit, dat men deze of gene architect niet lust? Spreker kan deze gang van zaken niet anders zien dan als een rancune-maatregel tegen een bepaald architect. Het zou heel wat eerlijker zijn, wanneer de betrokken instantie dit ronduit mededeelde. Nu worden daarvan de dupe, de woningbouw in Leiden en zij, die al jarenlang op een woning wachten. Er ligt zeker een kern van waarheid in deze gedachte van spreker. De heer Jongeleen antwoordt de heer Hendriks op diens bezwaar omtrent het niet ter visie leggen van tekening en uitbreidingsplan en omtrent het ontbreken van renvooien op de tekening, dat dit laatste op dergelijke tekeningen nooit geschiedt en verder, dat ter plaatse van deze geprojecteerde woningen geen wijziging in het uitbreidingsplan is gebracht. Spreker geeft de heer Hendriks toe, dat de in het Inge komen Stuk opgenomen cijfers tot misverstand aanleiding kunnen geven. Inderdaad wordt door deze cijfers de schijn gewekt, alsof de kosten van straataanleg 343.000.be dragen, en alsof door daarop een bedrag van 43.900.te bezuinigen dit bedrag op 365.000.gebracht zou worden. Deze berekening is in de stukken inderdaad minder gelukkig weergegeven. De kosten van straataanleg bedroegen aan vankelijk 343.000.waarbij kwamen 55.900.voor bijkomende kosten, in totaal dus 398.900. Daarop is bezuinigd 43.900.en zodoende komt men op het bedrag van 365.000.in het Ingekomen Stuk genoemd. De grote haast, die ook bij dit voorstel is betracht, is oor zaak geweest van een kleine vergissing. Tegenover de heer van Iterson constateert spreker, dat de wijziging die gebracht moest worden in de straataanleg, niet tot vertraging in de uitvoering van de bouwplannen heeft geleid. Het is thans de eerste keer, dat de Dienst van Wederopbouw en Volkshuisvesting een aanmerking heeft gemaakt op bouwplannen van de gemeente Leiden op grond van het feit, dat de grond te duur zou zijn. En wanneer de gang van zaken bij dit plan van 103 woningen zo stroef is geweest, om een zeer gematigd woord te gebruiken (spreker heeft daarvoor een ander woord), dan was dat niet omdat er bezwaar bestond tegen de grondprijs (die werd ten aanzien van dit plan door de dienst van Wederopbouw en Volks huisvesting goedgekeurd); bij die 103 woningen ging het om de bouwprijs, die boven 35.per m3 lag. Dit voorstel berust op de volgende basis. Twee jaar geleden is een uit breidingsplan ontworpen, mede naar aanleiding van de ge- Straataanleg in verband met de bouw van woningen (Jongeleen.) op terreinen achter de Herensingel. gevens, verstrekt door de Planologische Dienst van de Provincie. Ook de Hoofdingenieur-Directeur van de Pro vinciale Dienst van de Wederopbouw, die ook ter plaatse goed bekend is, was van mening, dat voor Leiden aange wezen was de bouw van eengezinswoningen; ook de ont werpers van het uitbreidingsplan en de technische staf van Gemeentewerken waren deze mening toegedaan. Spreker deelde dat standpunt volledig; het is ook nu nog zijn stand punt, ondanks het nu voorgevallene. Spreker betreurt zeer, dat men hier inderdaad terug moet. Spreker heeft zich met hand en tand verzet tegen de hogere autoriteiten, die het College tot deze teruggang hebben genoopt. De heer van Iterson vergete hierbij niet, dat het zijn fractie en geen andere in de Raad is geweest, die ver schillende malen het College de welgemeende raad heeft gegeven, niet aanstonds het hoofd te buigen voor de heren in Den Haag. Bij de behandeling van een voorstel, op het onderwijs betrekking hebbende, heeft de fractie van de heer van Iterson zelfs gezegd, dat het College desnoods in Den Haag met de vuist op tafel moest slaan. Spreker is in eerste instantie niet teruggeweken en heeft alles gedaan om het oorspronke lijke plan aanvaard te krijgen. De bezuiniging van 8 a 9.000.op het bedrag van 13.000.geraamd voor de verhoging van de achtertuinen, heeft spreker tot zijn spijt moeten aanvaarden. Hij stond echter voor de keuze tussen de aanvaarding van deze be zuiniging, maar dan wel bouwen, en een zich halsstarrig verzetten, maar dan niet bouwen. In de huidige omstandig heden was dit voor spreker geen vraag; degenen, die met spreker in de Commissie voor de Woonruimteverdeling zitting hebben, weten welk een ramp het woningtekort voor Leiden is. Er moet worden gebouwd! Spreker heeft op het standpunt gestaan, dat, gezien de ontwikkeling van de stad, het uitbreidingsplan, dat door de Raad is goedgekeurd, zoveel mogelijk moet worden ge handhaafd. Gelet op de thans gevolgde grondpolitiek, zal de gemeente wel terug moeten gaan, ook met betrekking tot het plan „Leiden-Zuid-West". De raad van de heer van Iterson, daarmede bij de verdere plannen rekening te houden, is uiteraard volkomen overbodig. Wanneer het ging om beneden- en bovenwoningen, waarin ieder gezin voldoende ruimte zou hebben, zou er bij spreker geen bezwaar tegen bestaan; men denke hierbij b.v. aan woningen met een gevelbreedte van 7.50 m, gelijk die aan de De Sitterlaan zijn gebouwddit kunnen behoorlijke arbeiders woningen zijn. De particuliere bouwers hebben ook vóór de oorlog beneden- en bovenwoningen gebouwd. Spreker gunt gaarne de middenstanders en beter ge situeerden een zeer. goede woning, maar vergeet niet, dat ook de arbeider een behoorlijke woning nodig heeft. Het is nu de vraag, welke politiek uit een economisch oogpunt op het ogenblik het beste is. Spreker zou b.v. niet willen, dat men in Leiden overging tot de bouw van woningen als die, welke men in Zuid-Limburg voor de mijnwerkers heeft gebouwd. Deze woningen, welke bijna even duur zijn als normale woningen, moeten in tien jaar worden afgeschreven. In Leiden gaat men nu huizen bouwen, welke zeker 100 jaar moeten worden gebruikt. Het spreekt vanzelf, dat men het type van de te bouwen huizen bij dit stratenplan ter sprake heeft gebracht. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer van Weizen over de ophoging van de achtertuinen zegt spreker, dat men deze zaak nu ook weer niet moet overdrijven. Het ligt niet in de bedoeling van het College het straat profiel te wijzigen. Op de grond, die bestemd was voor 229 woningen, zullen nu echter 285 woningen en 7 winkel huizen moeten worden gebouwd. Wanneer dit een eenvoudige zaak was geweest, zou men sneller tot overeenstemming zijn gekomen, maar spreker, die op het standpunt staat, dat men ook in deze tijd moet trachten zo goed mogelijke woningen te bouwen, heeft zich met hand en tand tegen de teruggang verzet. De drie-lagenbouw heeft een grondbesparing ten gevolge; wanneer deze bouwwijze in het plan ,,Leiden-Zuid- West" wordt toegepast, zal men ook daar veel minder grond nodig hebben. In de drie-lagenbouw van het gewijzigde plan „Leiden-Noord" zullen aanvaardbare woningen voor kleine gezinnen (man en vrouw, of man en vrouw met een of twee kinderen) komen. Het gaat in deze niet om de vraag, door de heer van Iterson gesteld, wie gelijk heeft; dit kan spreker bitter weinig schelen. Het gaat om het feit, dat er een voorstel is en het College nu terug moet. Het voorstel is niet door het College uit de mouw geschud; het is gebaseerd op de omstandig heden, die men ook in Den Haag kende; men heeft het het College geadviseerd, het uitbreidingsplan met instemming ontvangen en er min of meer reclame voor gemaakt. Nu moet men in Den Haag bezuinigen en spreker begrijpt de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10