Art kel I. 87 het bedrag in 10 jaren, aanvangende in 1948, ten laste van de exploitatie zal worden afgeschreven, en in verband hier mede vast te stellen de hierbij overgelegde Staat No. 14, model D, tot wijziging der bedrijfsbegroting. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 102. Leiden, 24 Mei 1948. Ter voldoening aan de wens van Gedeputeerde Staten moet de „Restitutie aan het Rijk Van het over 1944 ont vangen voorschot op eventueel te ontvangen steun uit de tweede afdeling van het gemeentefonds" ad 971.500. welke bij Raadsbesluit van 22 Maart j.l. tot wijziging van de begroting voor het dienstjaar 1945 (model D, No. 13) op volgn. 266 „Achterstallige uitgaven van vorige dienstjaren" was geregeld, naar een afzonderlijke post worden over gebracht. In verband hiermede geven wij U in overweging te be sluiten tot vaststelling van de overgelegde begrotingsstaat No. 15, model D, dienst 1945, waarop de verlangde wijziging is aangebracht. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 103. Leiden, 24 Mei 1948. Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken en overeenkomstig het advies van de Commissie van Financiën geven wij Uw Vergadering in overweging goed te keuren: 1°. de rekening, dienst 1945, van het College van Vrouwen- kraammoeders 2°. de begroting, dienst 1948, van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 104. Leiden, 24 Mei 1948. Bij raadsbesluit van 24 November 1947 (Ingek. Stukken No. 196) werd aan de Leidse Politie-Sportvereniging voor het jaar 1947 een subsidie-verhoging verleend van 1.215. Evenwel werd van Gedeputeerde Staten bericht ontvangen, dat bij dat College bezwaar bestond tegen deze uitgaaf, op grond van de overweging, dat het spelen in voetbalwed strijden voor het politiepersoneel niet zo noodzakelijk is, dat de daaraan verbonden kosten in aanmerking mogen worden genomen bij de bepaling van het gemeentelijke subsidie. Aangezien onder het subsidie een bedrag van 265. begrepen is voor het voetballen, hebben wij ons daarop tot Gedeputeerde Staten gewend, met het verzoek te mogen vernemen, of een subsidieverhoging van 950.wel de goedkeuring zou kunnen verwerven. Dezer dagen deelden Gedeputeerde Staten, in antwoord hierop, mede, dat bij hen tegen een zodanige verhoging in beginsel geen bezwaar bestaat. Wij stellen U dan ook voor, met intrekking Van het raads besluit van 24 November 1947, model E No. 29, tot wijziging van de gemeentebegroting 1947, aan de Leidse Politie- Sportvereniging voor het jaar 1947 een hoger gemeentelijk subsidie te verlenen van 950.en daartoe vast te stellen het hierbij overgelegde ontwerp, model E No. 45, tot wijziging van de gemeentebegroting voor dat jaar. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 105. Leiden, 24 Mei 1948. In Uw vergadering van 16 Februari 1948 (zie Ingekomen Stukken no. 18) is vastgesteld een wijziging van de verordening op de heffing van een belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden, waarbij het tarief dezer heffing in ver schillende opzichten is verhoogd, zulks in verband met het daaromtrent door de Regering ingenomen standpunt. Zoals Uw Vergadering zich herinnert, had de Minister van Binnen landse Zaken in overweging gegeven de belasting voor bios coopvoorstellingen te brengen op 45 welk percentage voor die voorstellingen, waarin, naast andere films, Nederlands journaal en/of films als bedoeld in art. 1, lid 2, onder 2e, der Bioscoopwet, worden vertoond tot een gezamenlijke lengte van tenminste 500 meter, zou kunnen worden teruggebracht tot 35 Op dit voorstel heeft Uw Vergadering destijds besloten voor bioscoopvoorstellingen een uniforme heffing in te voeren van 40 Dit voorstel was gedaan, teneinde de controle op de naleving van de verordening zo eenvoudig mogelijk te houdeu, alsmede op grond van de verwachting, dat in de praktijk ongeveer de helft van de voorstellingen voor heb verlaagde tarief in aanmerking zou komen. Het Hoofdbestuur van de Nederlandse Bioscoopbond heeft zich naar aanleiding van deze regeling enige tijd geleden tot ons College gewend. Daarbij heeft dit Bestuur enerzijds be denkingen aangevoerd tegen het uniforme tarief, omdat dit de mogelijkheid afsnijdt, dat de ondernemers voor meer dan 26 weken per jaar van het verlaagde tarief zullen kunnen profiteren, anderzijds heeft het er op gewezen, dat de Regering met het verlaagde tarief heeft beoogd het verstrekken van steun aan de Nederlandse Filmindustrie, door nl. aan het vertonen van Nederlandse films een reductie op de belasting te verbinden. Dit oogmerk zal niet worden bereikt, wanneer de mogelijk heid van een lagere heffing bij vertoning van deze films niet in de belastingverordening wordt opgenomen. Met dit laatste motief, dat ons College niet bekend was, hadden wij tevoren geen rekening gehouden. Nader overleg met adressant heeft ons ervan overtuigd, dat inderdaad het uniforme tarief van 40 ongunstig voor de ondernemers zal werken en de bedoeling van de Regering inzake steun aan de Nederlandse Filmindustrie niet tot haar recht zal doen komen. Nu ook verscheidene andere vergelijkbare gemeenten het door de Minister van Binnenlandse Zaken gesuggereerde 4535 tarief hebben ingevoerd, zijn wij van oordeel, dat over het bezwaar der vrij ingewikkelde controle op de na leving daarvan moet worden heengestapt en het bedoelde tarief ook voor de gemeente Leiden moet worden ingevoerd. De Commissie van Financiën kan zich met het bovenstaande verenigen. Mitsdien geven, wij Uw Vergadering, met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neergelegde stukken, in overweging vast te stellen de volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening vcm 4 Juni 1934 (Ge meenteblad No. 22) op de heffing van een belasting op toneel vertoningen en andere vermakelijkheden, laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 16 Februari 1948. In artikel 6 wordt de volgende wijziging aangebracht. De bepaling genoemd onder 1°, luidende: „40 der onzuivere opbrengst, indien de vermakelijkheid bestaat uit een bioscoopvoorstelling of -vertoning", wordt vervangen door het volgende: 45 der onzuivere opbrengst, indien de vermakelijkheid bestaat uit een bioscoopvoorstelling of -vertoning, met dien ■verstande, dat wanneer naast andere films, Nederlands journaal en/of films als bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e der Bioscoopwet worden vertoond tot een gezamenlijke lengte van tenminste 500 M., 35 der onzuivere opbrengst ver schuldigd zal zijn; Artikel II. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Mei 1948. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 106. Leiden, 24 Mei 1948. De C. VTieleman en Dros heeft de wens te kennen gegeven, dat het voor haar bestemde ingevoerde vlees aan de herkeuring ingevolge artikel 8 der Vleeskeuringswet, S 1919 no. 524, zal worden onderworpen in haar fabriek, inplaats van in het Openbaar Slachthuis, zoals thans door artikel 9 van de ver ordening op de Keuringsdienst van Vee en Vlees wordt voor geschreven. Het gaat hier om grote hoeveelheden in andere

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 23