DONDERDAG 19 FEBRUARI 1948. 95 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Kortmann e.a.) accoord gaat, dat het iets meer moet presteren dan wettelijk kan worden gevraagd. Op grond van het gezonde sociale gevoel van het personeel meent spreker, dat het accoord zal gaan met deze woorden: dat de gestichten verplicht zijn zolang mogelijk de taak van patiënten-reservoir te vervullen, en niet zal ingaan op de these, door de heer Schüller gepropa geerd: dat de gestichten alleen patiënten moeten opnemen naargelang er verplegend personeel is. De heer A. van Dijk zegt Wethouder Jongeleen dank voor diens erkenning van de juistheid van sprekers verklaring, dat in het pand Herenstraat 40 een wantoestand bestaat. De heer Jongeleen kennende, vertrouwt spreker, dat die al het mogelijke zal doen om aan die wantoestand een einde te maken. Volgens de Wethouder heeft men te doen met a-socialen, die een ander pand hebben uitgewoond, waarom een bona fide huiseigenaar hen niet in een van zijn woningen wil opnemen, terwijl de niet bona fide eigenaar van het pand weigert het pand in die toestand te brengen, waarin het volgens de Bouwverordening behoort te worden gebracht. Spreker hoopt, dat de Wethouder deze Gordiaanse knoop zo spoedig mogelijk zal doorhakken. Spreker betreurt het, dat hij geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag, of Burgemeester en Wethouders meer samen woning willen doen bevorderen, door aan het Huisvestings bureau die krachten toe te voegen, waardoor dit inderdaad mogelijk zal zijn. In de jongste vergadering van de grote commissie voor het Huisvestingsbureau heeft spreker de Directeur gevraagd, of deze het mogelijk acht, met meer personeel aan de noodtoestand tegemoet te komen. Zowel de Directeur als de Wethouder heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Spreker betreurt het, dat de Voorzitter het weer uitstelt, maar zal daarin berusten, omdat dit geschiedt teneinde het te kunnen overwegen, waaruit spreker weer niet wil opmaken, dat het niet de aandacht heeft. Spreker begrijpt, dat bij de veelheid van vragen, die gesteld zijn, wel eens iets over het hoofd wordt gezien. Spreker dankt de Voorzitter voor diens antwoord inzake de sterkte van het politiecorps. Ten aanzien van twee dingen zijn de Voorzitter en spreker het volkomen eens, nl. ten aanzien van de sterkte van het corps in 1940 en ten aanzien van de tegenwoordige sterkte. Dat had spreker ook wel verwacht. Juist de bepaling van de sterkte op 200 man tijdens de bezetting gaf aanleiding en mogelijkheid tot uit breidingvan het personeel. Sprekers vraag was echter tot welke sterkte het corps was opgevoerd, en wanneer en hoeveel personen zijn er intussen dan weer afgevoerd? Een feit is echter, dat het laatste cijfer, dat de Voorzitter noemde, als juist is erkend. Wat betreft de samenwerking tussen Raad en College, wijst spreker op een feit, dat hem persoonlijk overkomen is, waardoor het contact tussen Raad en College wel eens nadelig zou kunnen worden beïnvloed. Spreker heeft ook wel eens aan ambtenaren inlichtingen moeten vragen over stukken, welke betrekking hadden op de Raadsvergadering, waarbij hij altijd op de meest behoorlijke wijze te woord werd gestaan. De laatste keer echter heeft de Directeur der Gemeentewerken spreker echter geen inlichtingen mogen verstrekken. Op sprekers vraag, of dit op een verordening berustte, heeft de Wethouder er echter het zwijgen toe gedaan. Op een concrete vraag kan men antwoorden, hetzij dat men nu antwoordt, hetzij dit antwoord tot later wordt uitgesteld, maar men kan in elk geval antwoord geven. Spreker wenst een duidelijke uiteenzetting omtrent de rechten, welke een Raadslid heeft, wanneer hij op een bepaald bedrijf komt en omtrent de vragen, die hij dan wèl mag stellen. Spreker heeft nogal eens verschil van mening met de heer D. J. van Dijk en ook ter voorkoming van misverstand, wat de politieke verstandhouding betreft, verzoekt hij de heer D. J. van Dijk antwoord op deze vraag. De heer D. J. van Dijk definieert het socialisme van de Partij van de Arbeid in deze zin, dat bedrijven moeten worden gesocialiseerd of genationaliseerd wanneer het algemeen belang dat eist. Wanneer dit socialisme is, dan waren de oud-liberalen, die indertijd de Lichtfabrieken in Leiden hebben opgericht als gemeenschapsbedrijf, volbloed-socialisten. Spreker wil niet optreden als verdediger van de oud-liberalen uit die tijd, maar dezen hebben toch een betere naam verdiend. De heer Stolp dankt de Wethouder van Financiën voor diens uitvoerig antwoord op zijn vragen. Met dankbaarheid leidt spreker rut dit antwoord af, dat de gemeente, wat de schulden- en rentelast betreft, ondanks de oorlog niet dieper in het moeras is gekomen. Spreker heeft met genoegen ver nomen, dat het niet in het voornemen van het College ligt, Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Stolp e.a.) de vermenigvuldigingsfactor voor de ondernemingsbelasting te verhogen. Het is thans de taak van het College en in het bijzonder van de Wethouder van Financiën, zoveel mogelijk te zorgen, ook door het samenstellen van sluitende begro tingen, dat de financiële positie van de gemeente zich zo spoedig mogelijk in gunstige richting ontwikkelt. Thans wacht spreker met vertrouwen het verdere financiële beleid af. Spreker dankt de Wethouder van Onderwijs voor diens activiteit inzake de stichting van een handelsdagschool. De Wethouder deelde mede, reeds naar een geschikt gebouw te hebben gezocht. In de Memorie van Antwoord staat evenwel, dat het College het gewenst acht de bij de Regering aan hangige plannen tot wijziging der Middelbaar-onderwijswet af te wachten. Gaarne ontving spreker op dit punt enige verduidelij king. Spreker herhaalt zijn nog niet beantwoorde vraag, of het mogelijk is, het personeel van het Huisvestingsbureau aan te vullen met wachtgelders. Met betrekking tot de geleide economie zou spreker willen opmerken, dat er niets nieuws onder de zon is. Reeds in de derde en vierde eeuw na Christus heeft een langdurige periode van geleide economie de inwoners van het Romeinse Rijk tot volkomen slavernij gebracht. Spreker constateert, dat de heer van Weizen niet ingegaan is op sprekers opmerking betreffende de zwaarte der be lastingen. De heer van Weizen heeft betoogd, dat hij in de Raad zit als staatsburger en als Raadslid. Spreker hoopt, dat de communisten zich in de toekomst zullen tonen Neder landse staatsburgers te zijn, ook ten aanzien van het Raads lidmaatschap en heeft tot zijn spijt moeten constateren, dat de gehele communistische fractie met geen enkel woord op de begroting zelf is ingegaan. De heer Hendriks heeft bemerkt, dat wie kaatst, de bal moet verwachten. Nadat spreker had geklaagd over niet altijd bevredigende beantwoording van de zijde van het College in eerste instantie, waarop spreker ook reeds in de bedoelde vergaderingen de aandacht had gevestigd, kreeg hij het verwijt te incasseren, dat hij meermalen in tweede instantie nieuwe gezichtspunten opende, waarover ook in eerste instantie had kunnen worden gesproken. Spreker was zich hiervan niets bewust, maar belooft hieraan voortaan de nodige aandacht te zullen schenken. Voor de aan zijn adres gemaakte opmerking kan spreker waardering hebben, welke waardering nog groter zal zijn, indien de opmerking wordt gemaakt op het ogenblik, dat zij actueel is. De Wethouder van Onderwijs bleek onaangenaam te zijn getroffen door sprekers opmerkingen inzake de mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal bouwvakarbeiders door middel van scholing en herscholing. Het was niet sprekers bedoeling, onaangenaam te zijn en hij zou het op prijs stellen, indien de Wethouder zijn opmerkingen ter zake meer wilde be schouwen als een aanwijzing dan als een bemerking. In verband hiermede zal spreker niet nader ingaan op het verschil tussen de cijfers van de Wethouder en die van de Minister. Scholing, in het bijzonder van bouwvakarbeiders, blijft volgens spreker een urgente aangelegenheid en spreker hoopt, dat de Wethouder aan deze zaak in het komende jaar alle aandacht zal schenken. Wethouder Jongeleen erkent sprekers medewerking aan de nieuwe uitbreidingsplannen, maar vraagt dan aan spreker, of deze niet verantwoord zijn. Op deze vraag behoeft spreker niet te antwoorden, aangezien spreker, waren zij het naar zijn mening niet, de Wethouder niet zou hebben gesteund. Het zijn en blijven echter plannen en men wake er tegen, bij publicaties de belangrijkheid daarvan te hoog aan te slaan, teneinde geen niet te verwezenlijken verwachtingen te wekken bij hen, voor wie slechts realisering daarvan be langrijk is. Op de vraag van de Wethouder naar het aantal toewijzingen voor woningbouw krachtens de Financieringsregeling 1947 antwoordt spreker, dat de laatstelijk op 3 Januari 1948 gepubliceerde gegevens betreffende de toestand op 1 Novem ber 1947 aangeven een cijfer van 3.073. Thans zullen het er ongetwijfeld aanmerkelijk meer zijn. Een groter aantal woningen is buiten deze Financieringsregeling 1947 om gebouwd. In verband met de huurpolitiek van de Regering doen zich nogal eens bezwaren voor, waardoor deze wijze van bouwen niet bepaald gestimuleerd is. Het verheugt spreker, dat er ook in Leiden contact bestaat met particulieren, die bouwplannen hebben. Voor deze particulieren is slechts uitvoering krachtens de Financieringsregeling 1947 mogelijk. Wil men de bouw door particulieren stimuleren, dan is propaganda voor deze Financieringsregeling nodig. Dat deze regeling verantwoord is, en dat bouw volgens deze regeling mogelijk is, is aangetoond door de heer van Saane, een van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 9