DONDERDAG 19 FEBRUARI 1948. 89 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Knuttel e.a.) voorkomenna de bevrijding zullen ook wel enkele N. S. B.-ers hebben zitten rillen. De heer D. J. van Dijk heeft gesproken van „geweld, waarmede het communisme zou worden gebracht". Het geweld, waarmede in de landen van Oost-Europa een begin van socialisme, beter gezegd: volkomen anti-kapitalisme, is gebracht, verschilt in wezen niet van het geweld, dat de Nederlanders gebruikten, toen zij de N. S. B.-ers in kampen opsloten. De heer D. J. van Dijk heeft niet geantwoord op het verwijt, dat spreker hem heeft gemaakt van de woorden, dat het socialisme niet door de arbeidersbeweging kon worden ge bracht, die wel goed was voor enkele economische en sociale verbeteringen, maar die leidde tot de dictatuur. De heer D. J. van Dijk heeft niet gezegd: „dab heb ik niet gezegd", hij heeft de juistheid van sprekers bewering niet ontkendook heeft hij niet gezegd, te zijn uitgegleden en het niet zo te hebben bedoeld. Spreker legt de heer D. J. van Dijk daarop vast. Ook heeft de heer D. J. van Dijk niet geantwoord op het vraagpunt van de oorlog met Indonesië, in het algemeen van de militaire uitgaven, die de opbouw belemmeren. De heer Jongeleen heeft er op geantwoord, dat de toestand nog niet zo veilig is, dat op de militaire uitgaven kan worden bezuinigd, maar heeft het niet in verband met Indonesië gebracht; spreker brengt het daarmede in verband. De heer D. J. van Dijk heeft evenmin geantwoord op het verwijt, dat de Partij van de Arbeid alle militaire uitgaven goedkeurt, alsook de gruwelijke dingen in Indonesië, waar veelvuldig erger dingen gebeuren dan Hitler in Putten heeft gedaan. De heer D. J. van Dijk kon daarop ook niet antwoor den, omdat die schuld vaststaat en op de P. v. d. A. blijft genageld. Spreker is niet ongevoelig voor het persoonlijk woord van de heer Woudstra, maar kan niet daarop ingaan. Het geven van een handdruk de heer Woudstra heeft het feitelijk ook zo gezegd betekent voor spreker een symbool van een zekere mate van verbondenheid. De heer Woudstra vergist zich, wanneer hij dat in verband brengt met „met iemand spreken"; dat is iets anders; te dien aanzien heeft spreker nooit enige verandering in zijn houding gebracht. De verbondenheid kan zeer gering zijnwanneer men iemand aan spreker voorstelt en spreker geeft hem een hand, betekent het niet méér dan: voortaan zijn wij kennissen. In de tegenwoordige omstandigheden kan spreker echter niet tonen een verbondenheid in den omgang met politieke personen, die niet schromen te trachten een ander volk van zijn zelfstandigheid en van zijn vrije, zelfstandige ontwikke ling te beroven, die door hun goedkeuring gruwelen dekken tegenover de burgerbevolking, die even beestachtig zijn als wat Hitier hier gedaan heeft. Dit zijn geen aangename dingen, maar het zijn ware dingen en het is volkomen uitgesloten voor spreker om met dergelijke personen op zulk een voet omgang te hebben. Spreker heeft besloten zijn houding niet te veranderen, vóórdat hij weet, dat men de Indonesiërs niet meer lastig zal vallen. Mevrouw Braggaar is onaangenaam getroffen door het feit, dat blijkens mededeling van de Wethouder nog 13.000 kin deren, van 23 scholen, verstoken zijn van schoolmelk, hoewel dezen het toch zo nodig hebben en schoolmelk zo goed voor hen is. Erger nog vindt spreekster, dat aan een gedeelte van deze kinderen die melk niet verstrekt mag worden om een beginseldat betreurt zij wel zeervoor haar zijn alle kinderen, van welke richting en uit welk gezin ook, gelijk en zij kan zich niet indenken, dat men bezwaren heeft tegen het ver strekken van melk aan de kinderen. Nu de ouders het zo moeilijk hebben, en de kinderen dikwijls thuis geen melk kunnen krijgen, wordt het op school gegeven. Zou de Wet houder, die veel gevoelt voor het kind en voor het school gaande kind in het bijzonder, nu niet alle mogelijke moeite willen doen, om te bewerkstelligen, dat ook op de scholen, waar dit tot nu toe niet het geval was, deze melkverstrekking zal plaats vinden, omdat deze nu eenmaal nodig is voor de kinderen, vooral na de oorlogsjaren. De kinderen van de openbare scholen, maar ook die van de bijzondere scholen, zijn door de oorlogsjaren zwaar getroffen. Alleen in een gezond lichaam kan een gezonde geest wonen. De Wethouder heeft ook niet geantwoord op spreeksters vraag betreffende de leerlingen, die geen schoolmelk krijgen, omdat hun ouders het niet kunnen betalen. Blijkens mede deling in de Memorie van Antwoord (blz. 45) wordt aan leerlingen, wier ouders gesteund worden door Sociale Zaken, kosteloos schoolmelk verstrekt. Het is echter mogelijk, dat er nog andere leerlingen zijn, wier ouders geen steun ont vangen, maar toch financieel niet in staat zijn hun kinderen aan de melkverstrekking te laten deelnemen. Is het nu niet Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Mevrouw Braggaar e.a.) mogelijk, deze schoolmelk bij gebleken noodzaak te ver strekken ook aan kinderen, die, wegens financiële onmacht van de ouders, deze op het ogenblik niet ontvangen? Het verheugt spreekster, dat de gemeente blijkens het antwoord van de Wethouder van Sociale Zaken geen volledig gepensionneerden in haar dienst heeft; dit kan zeker voor de particulieren een aanleiding zijn, ook geen volledig gepen sionneerden in dienst te nemen. Spreekster, die heel wat jaren onder de oude omstandig heden heeft medegewerkt, weet ten minste even goed als Wethouder Menken, dat de werkwijze van de Sociale Dienst in de loop der jaren is veranderd. Vroeger vergaderde de commissie om de veertien dagen en had in die tijd nog een kleine vergadering plaats. Spreekster acht één vergadering per jaar te weinig. Het zou naar spreeksters mening beter zijn de zaken, die de noodvoorziening-ouden-van-dagen en het consumenten- crediet raken, niet tot ambtelijke zaken te maken, maar daarover de mening van de leden der hierbij betrokken commissies, waarin vogels van diverse pluimage zitten, te vragen om er zeker van te zijn, dat men daarbij op de goede weg is. Over het aantal vergaderingen dezer commissies, waarvan zij lid is, heeft spreekster geen klacht geuit. Wethouder Jongeleen heeft zich van de zaak der aan stelling van een woninginspectrice naar spreeksters oordeel te gemakkelijk afgemaakt. De Wethouder vreesde, dat hij bij aanstelling van een inspectrice nog meer klachten omtrent de huisvesting zou vernemen. Spreekster vindt het echter nodig, dat de werkelijk gegronde klachten daar worden gehoord, waar mogelijk verbetering kan worden tot stand gebracht. In het bijzonder spijt het spreekster, dat de Wet houder is voorbijgegaan aan hetgeen zij ter aanbeveling van de benoeming heeft gezegd: het is niet alleen begonnen om klachten te verzamelen; heel veel mensen zijn het goed bewonen van een huis ontwend, doordat zij zich in een noodwoning of bij samenwoning hebben moeten behelpen; een woninginspectrice zou van advies hebben kunnen dienen en regelend hebben kunnen optreden, zodat er zeer veel goeds van haar had kunnen uitgaan. Spreekster betreurt zeer, dat de Wethouder dit niet heeft ingezien. Al zou er maar één woning meer door geschapen worden, dan zou dit toch al de moeite waard zijn. Spreekster hoopt, dat het College dit nog eens onder ogen zal zien. Spreekster is aangenaam betroffen door het feit, dat de Dienst van Sociale Zaken bereid is zijn aandacht te schenken aan de bouw van bewaarscholen. Wat betreft het spreken in tweede instantie door raads leden, die niet in eerste instantie aan het debat hebben deelgenomen, heeft de Voorzitter spreeksters bedoeling vol komen juist weergegeven. Spreekster heeft er alleen bezwaar tegen gemaakt, dat men in tweede instantie van een debat nieuwe zaken te berde bracht. In dat opzicht was spreekster het inderdaad niet eens met de heer Hendriks; zij acht het gewenst, dat deze in dit opzicht haar navolgt en in tweede instantie, evenals spreekster, alleen zaken ter sprake brengt, die ook in eerste instantie behandeld zijn. Wat betreft de verwarming in het gesticht „Endegeest" acht spreekster het in elk geval ongewenst, dat men zo lange tijd zonder behoorlijke verwarmingsinstallatie zit. Dat is ook niet nodig; voor de Hooglandse Kerk is men wel in de gelegenheid geweest zich twee verwarmingsketels aan te schaffen. In verwarming door middel van kachels schuilt voor een dergelijk gesticht een groot gevaar. Spreekster hoopt dus, dat de Voorzitter middelen zal beramen en moeite zal doen om deze zaak in orde te krijgen. De heer Lombert dankt het College voor de vriendelijke geste, hem een boek over boekhouden te leen te geven; spreker hoopt daarvan profijt te kunnen trekken en aldus achter de geheimen van de kameralistische boekhouding te komen en deze te leren waarderen. Mede in verband met de zeer behartenswaardige woorden van de heer D. J. van Dijk over de samenwerking van de partijen in de Raad wil spreker nog een enkel woord zeggen over de rede in eerste instantie van de heer Schüller. Wanneer spreker de heer Schüller in de Raad hoort, moet hij altijd denken aan de titel van een toneelstuk, dat hij eens gezien heeft, nl.„Als je maar een verleden hebt". De heer Schüller beroept zich altijd op zijn ervaring. Gaarne erkent spreker de ijver en de nauwgezetheid van de heer Schüller in het behartigen van de gemeentezaken. Maar de heer Schüller roept nogal eens beelden uit het verleden in de herinnering van zijn toehoorders terug; dat is op zich zelf niet erg, indien hij niet van de gelegenheid gebruik maakte om telkens tot een of ander voormalig raadslid het verwijt te richten, dat het zijn taak niet al te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 3