DONDERDAG 19
FEBRUARI 1948.
107
Gemeentebegroting Uitgaven.
(Stolp e.a.)
nemen? Is het tenslotte noodzakelijk, het voorschot voor de
distributiedienst ad 60.000.ineens aan de Distributiedienst
te verstrekken?
De Voorzitter zegt, dat dit voorschot van 60.000.niet
ineens wordt uitbetaald; dit is een algemeen voorschot,
waarvan gedeelten worden opgenomen. De salarissen voor
de ambtenaren van de Distributiedienst, zowel voor Leiden
als voor de buitengemeenten, staan op een grote staat; het
is dus niet mogelijk de ambtenaren van de Distributiedienst
in de buitengemeenten in het Stadhuis te Leiden te laten
tekenen; dit zou wel mogelijk zijn, wanneer het één grote
dienst was, maar dat ondervindt nu moeilijkheden.
De heer Knol zegt, dat de controle op de ambtenaren van
de Distributiedienst, die grote geldsbedragen onder zich
hebben, blijkbaar niet voldoende is geweest. Hetgeen de
Memorie van Antwoord op blz. 96 over de fraude op het
Distributiekantoor mededeelt, kan spreker in het geheel niet
bevredigen. Dat gecontroleerd is, doet niets ter zake, hoewel
daardoor het College, dat heeft gedaan wat nodig is, geen
blaam kan treffen. Dit wil echter nog niet zeggen, dat het
controlerend orgaan vrijuit gaat. Uiteraard is het niet gepast
in dit stadium over de zaak veel te zeggen. Op de grondslag
van hetgeen in de pers over deze zaak is gezegd komen drie
punten naar voren:
In de eerste plaats moet ernstig worden betwijfeld, of de
interne organisatie van de dienst zo is (of was; misschien
is er nu verbetering aangebracht), dat fraude als deze kan
worden voorkomen.
In de tweede plaats heeft het controlerend orgaan tot taak
zo te controleren, dat ook de interne organisatie der admini
stratie haar aandacht heeft. Een contröle van de cijfers alleen
is niet voldoende; het kan zelfs in twijfel worden getrokken,
of zij van veel nut is.
In de derde plaats rijst de vraag, of de processen-verbaal
van kasopneming over de tijd, voorafgaande aan het consta
teren van de fraude, aanwezig zijn.
De Voorzitter zegt, dat uit de stukken, welke in de trommel
voor de geheime stukken ter visie hebben gelegen, blijkt,
dat men met een zeer geraffineerde diefstal te maken heeft.
Spreker wil niet ontkennen, dat indien men alles had ge
controleerd, men wel achter de fraude was gekomen. Bij de
contróle begint men echter, indien bewijsstukken worden
overgelegd, met aan te nemen, dat zij juist zijnspreker geeft
toe, dat men er bij de contröle beter op had kunnen letten,
of zij inderdaad juist waren. Men heeft in dit geval leergeld
betaald. Het blijkt steeds meer, dat men bij de contröle moet
nagaan, niet alleen welke betalingsstukken er zijn, maar ook
of en, zo ja, op welke wijze de betalingen zijn geschied. In
dit geval heeft de hierbij betrokken ambtenaar de zaak op
geraffineerde wijze overbrugd. Toen hij er van doorgegaan
was, kwam de fraude uit.
De heer Knol betoogt, dat het College in deze geen blaam
treft, omdat het voor een controlerend orgaan heeft zorg
gedragen; het College kan niet op alle gebieden en ook niet
op dit gebied deskundig zijn.
Spreker heeft er ernstig bezwaar tegen, dat in dit geval
de interne contröle niet goed was; zo werd niet voldoende
gecontroleerd, hoe de trommels werden opgeborgen en werd
er ook niet op gelet, dat één man het deed. Hier is sprake
van een tekortkoming van de accountant, die had behoren
na te gaan, of de interne contröle goed is ingericht en die niet
kan volstaan met alleen een contröle van de kasbescheiden.
Hij mag zich op de interne contróle beroepen, indien hij er
van overtuigd is, dat zij goed werkt; anders zou zijn contróle
te kostbaar worden.
De Voorzitter zegt, dat ook de accountantsdienst van het
Ministerie van Economische Zaken de fraude niet heeft
ontdekt. Men heeft zich aan de voorschriften van het Rijk
gehouden, maar zij zijn voor dit geval niet voldoende geweest.
Volgnr. 820 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 821 tot en met 834a. worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 8346, luidende:
„Kosten verband houdende met het verstrekken van een
telefoonaansluiting aan de Raadsleden Memorie."
Gemeentebegroting Uitgaven.
(D. J. van Dijk e.a.)
Hierbij is tevens aan de orde het voorstel van de heer
D. J. van Dijk, luidende:
„De Raad der gemeente Leiden trekt voor de post 8346
van de Begroting 1948 een bedrag van 1.000.uit, ter
bekostiging van het verstrekken van een telefoonaansluiting
aan Raadsleden en de daarmee verbandhoudende kosten."
De heer D. J. van Dijk zegt, dat de telefoonaansluiting van
de Raadsleden een cause célèbre kan worden, gezien de
voorgeschiedenis. Eigenlijk was overeengekomen, dat de
Raadsleden telefoon zouden krijgen, en dat de desbetreffende
post in de begroting zou worden opgenomen, niet pro memorie,
maar tot een uitdrukkelijk genoemd bedrag, nl. 1.000.
Het College heeft zich na enig tegenstribbelen bij het besluit
neergelegd en de Voorzitter heeft bekend gemaakt, dat hij,
nu dit als Raadsbesluit eenmaal beslist was, voor die post
zou vechten. Uit deze begroting ziet spreker echter tot zijn
grote spijt, dat het College voornemens is, pro memorie te
vechten. Dat nu acht spreker toch niet juist. Er is veel
gesproken over het opkomen voor de autonomie van de
gemeente, waar dit maar enigszins mogelijk was. De uitgaven
post voor deze telefoon berust op een Raadsbesluit van 1931,
ten aanzien waarvan zeker niet vaststaat, dat uitvoering
ervan op het ogenblik minder gewenst is dan in vroegere
jaren, integendeel. Het is echter mogelijk, dat de bezwaren
van Gedeputeerde Staten niet berusten op het feit, dat men
een telefoonaansluiting voor de Raadsleden minder gewenst
acht, maar gegrond zijn op de noodlijdendheid van de ge
meente. Waar echter de quaestie van die noodlijdendheid
tengevolge van de voorgestelde Noodvoorziening Gemeente-
financiën overeenkomstig het ontwerp van de commissie-Oud
op een nieuwe basis komt te staan, zal de Raad zich voor 1948
hierbij zonder meer niet kunnen nederleggen, zelfs niet in
de vorm van een memoriepost. Spreker adviseert het College
met klem zijn voorstel over te nemen.
Mevrouw Braggaar is ook allerminst bevredigd door de
gang van zaken op het punt van de telefoonaaansluiting voor
de Raadsleden. Het ingrijpen Van Gedeputeerde Staten op
dit punt vormt een aantasting van verkregen rechtenhadden
de Raadsleden indertijd direct een telefoonaansluiting ge
kregen, toen het benodigde materiaal voorradig was, dan
zou er niets gebeurd zijn. Gedeputeerde Staten maken hier
tegen bezwaar op grond van de noodlijdendheid van de
gemeente, maar is de gemeente Den Haag, waar de Raads
leden ook een telefoonaansluiting gekregen hebben, dan niet
noodlijdend? In de Memorie van Antwoord worden op blz. 98
enkele plaatsen genoemd, waar de Raadsleden ook geen
telefoonaansluiting wordt verstrekt, maar dat zegt tenslotte
niets; men zou die lijst nog wel met meer gemeenten kunnen
aanvullen. Het gaat alleen om de vraag, of in die gemeenten,
evenals in Leiden, ook een Raadsbesluit was genomen tot
verstrekking van een telefoonaansluiting, aan de Raadsleden,
dat tot op heden toe nog nooit is ingetrokken. Waar Rotter
dam en Den Haag wèl een telefoonaansluiting aan de Raads
leden verstrekken, behoeft ook de Leidse Raad zijn rechten
niet te laten kleineren. Men had mogen verwachten, dat het
College alles gedaan zou hebben om de Raadsleden in hun
oude, verkregen rechten te doen herstellen.
De heer Vos sluit zich volkomen aan bij de heer D. J. van
Dijk en bij mevrouw Braggaar. Spreker heeft zelf telefoon
en het lijkt hem zeer lastig wanneer men geen telefoon
aansluiting heeft. Voor het elkaar kunnen raadplegen geeft
een telefoonaansluiting veel gemak. Het is derhalve gewenst,
dat een einde wordt gemaakt aan de wantoestand, dat
sommige Raadsleden nog geen telefoon hebben.
De Voorzitter zegt, dat Gedeputeerde Staten nog niet
definitief hebben beslist over het besluit, dat de Raad bij
de begroting voor 1947 heeft genomen. In afwachting van
die beslissing en wetende, dat er bij Gedeputeerde Staten
bezwaren bestaan, heeft het College deze post pro memorie
uitgetrokken.
Spreker ontkent geenszins het recht van de Raadsleden
op een telefoonaansluiting. De Raad zou te dien aanzien in
gunstiger omstandigheden verkeren, indien de gemeente niet
meer als noodlijdend werd beschouwd, want dat recht moet
worden betaald en de begroting moet worden goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten, die elke post, welke naar hun
mening niet verantwoord is, kunnen schrappen.
Wanneer nu 1.000.werd uitgetrokken (het College zou
volkomen bereid zijn, dit te doen), zou de kans bestaan, dat
Gedeputeerde Staten deze post schrapten, omdat naar hun
mening de Raadsleden in een stad als Leiden geen telefoon
aansluiting nodig hebben.