106 DONDERDAG 19 FEBRUARI 1948. Gemeentebegroting Uitgaven. (Menken e.a.) de Raad te kunnen doen, zodra de vereniging met haar onderzoek gereed is. Spreker heeft de indruk, dat het binnen kort zal geschieden. Volgnr. 726 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 727 tot en met 730 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 731, luidende: „Schadeloosstelling aan armbesturen en godshuizen voor het verlies, dat zij door de opheffing der armbakkerij als stedelijke inrichting kunnen lijden1.500. De heer Riedel heeft met genoegen in de Memorie van Antwoord gelezen, dat het College bereid is opnieuw de kwestie van de schadeloosstelling in nader onderzoek te nemen. Het is weldra tachtig jaar geleden, dat de wonderlijke bepaling werd gemaakt, dat een ondersteuning uit de ge meentekas duurzaam wordt gewaarborgd. Enige gegadigden hebben niets gekregen, omdat zij niets hadden uitgedeeld. Men kan niet zeggen, dat zij niet voor een quotum in aan merking komen, want wanneer men begint met de uitdeling, kunnen zij opnieuw aankloppen. In het begin van Januari hebben twee gegadigden een opgave van de verstrekte hoeveelheden gedaan. De ene had in 1947 2600 broodjes uitgedeeld en had een korting genoten van 13.De gemeente moet nu voor deze 2600 broodjes uitkeren (het geldt de Rooms-Katholieke armen) 1.322.74 13.d. i. ƒ1.309.74, al begrijpt spreker wel, dat deze berekening niet precies klopt, omdat hierin opgenomen is de afkoopwaarde van die bakkerij. Voor elk broodje wordt dus door de ge meente een subsidie van 0.50 gegeven. Aan de tweede gegadigde werd voor 371 broden uitgekeerd 138.Spreker stelt dus voor, dat het gemeentebestuur dit nogmaals onder de ogen ziet, al deelt het College op sombere wijze mede, dat het er moeilijk uit weet te komen. Het is spreker bekend, dat vorige gemeentebesturen met dezelfde moeilijkheden hebben gezeten ten aanzien van deze zaak. Het kan echter in deze tijd van bezuiniging niet door de beugel, al gaat het niet over grote bedragen, dit maar duurzaam door te blijven betalen. Spreker begrijpt, dat het moeilijk is daarop zo maar terug te komen, maar spreker hoopt, dat de Raad voldoende opheldering op dit punt zal krijgen om te beslissen wat zal moeten worden gedaan om hiervan af te komen. De heer van der Kwaak is 15 jaren geleden uit anderen hoofde ook met deze quaestie in aanraking gekomen. Het verwondert spreker niet, dat de heer Riedel hier deze cijfers genoemd heeft; het sommetje, dat hij genoemd heeft zal echter wel te klein blijken om deze zaak geheel op te ruimen. Het zou wel eens kunnen blijken dit is een hele geschiede nis dat het een duur zaakje voor de gemeente zou worden. Het is echter wel de moeite waard dit eens te onderzoeken, hetgeen spreker bij deze namens het College toezegt. Volgnr. 731 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Bij volgnr. 732 wordt de begroting voor 1948 van de Armenraad zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna dit volgnr. eveneens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 733 tot en met 780 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnummer 781, luidende: „Kosten der algemene fraude- en diefstalverzekering (Gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijn- geest")80. De heer Schüller kan begrijpen, dat het antwoord van het College op sprekers vragen inzake de vermissing van textiel- goederen in het gesticht „Endegeest" (Memorie van Ant woord blz. 96) aldus luidt, doch naar sprekers inlichtingen is de toedracht van deze zaak geweest als volgt. In de laatste helft van Mei 1947 heeft het hoofd van de linnenkamer bij afwezigheid van de heer Valk de heer de Me gewaarschuwd, dat er waarschijnlijk linnengoed werd ont vreemd, daar zij geregeld tekorten constateerde, en heeft zij verzocht daarnaar een onderzoek te doen instellen. Enige dagen later heeft zij de heer Valk persoonlijk nog eens haar vermoeden medegedeeld en hem verzocht een onderzoek te laten instellen. Zij kreeg toen van de heer Valk de mede- Gemeentebegroting Uitgaven. (Sehüller e.a.) deling, dat hij niet wenste lastig gevallen te worden met dergelijke kleine zaakjes en zij zich maar moest wenden tot het hoofd van de huishouding. Bij het afkeuren van linnen goed, dat iedere drie weken met het hoofd van de huishouding wordt besproken, heeft zij geregeld op onderzoek aange drongen, omdat de manco's steeds grotere vormen aannamen. Na haar herhaaldelijk aandringen is in de laatste week Van September een juffrouw, werkzaam in de wasserij, gevisi teerd. Bij dit onderzoek, dat in de strijkkamer plaats had, bleek, dat de gevisiteerde zeeppoeder, een tafellaken en een handdoek onrechtmatig in haar bezit had; op haar mede deling, dat de anderen in de wasserij zich aan hetzelfde schuldig maakten, is de volgende dag niet alleen bij haar, maar ook bij anderen huiszoeking geweest, waarbij bleek, dat zij een grote hoeveelheid goederen, aan de gestichten toebehorend, onrechtmatig in haar bezit hadden. Het komt spreker voor, dat, indien men dadelijk na de waarschuwing van het hoofd der linnenkamer had ingegrepen, de hoeveelheid vermiste goederen kleiner zou kunnen zijn geweest. Het resultaat is nu, dat het hoofd der linnenkamer is verplaatst naar een andere afdeling en haar hulp (een arbeids contractante) is aangezegd, dat zij naar een andere betrekking moet omzien; beiden hebben echter aan de vermissing van de goederen part noch deel. De Voorzitter zegt, dat het droevig is te moeten constateren, dat in het bijzonder in de gestichten (het geldt niet alleen voor Endegeest) grote diefstallen plaats hebben en men speciaal de gestichten uitzoekt om zijn slag te slaan. Het schijnt in het bijzonder verleidelijk te zijn voor de vrouwen, omdat er daar zoveel textielgoederen zijn, die men strikt nodig heeft. Toen het hoofd van de linnenkamer in Mei 1947 ons haar vermoeden mededeelde, zegt spreker, verwonderde het ons niet, maar wisten wij niet precies, waar het gat zathet kon in de linnenkamer en in de wasserij zijn, maar de goederen konden ook via de familieleden van de patiënten verdwijnen. Het heeft spreker verbaasd, dat mejuffrouw Zaalberg niet meer contröle heeft uitgeoefend in de werkkring, die zij zelf had. Spreker heeft zich direct op het standpunt gesteld, dat, indien moest worden toegeslagen, het ook goed zou moeten zijn; wanneer personen worden aangehouden, terwijl men niet weet, wie de schuldige is, vangt men meestal bot. Waar het noodzakelijk was de goederen terug te krijgen, moesten die personen worden aangehouden, tegen wie ernstige ver denking bestond. Na Mei 1947 is er bij juffrouw Zaalberg op aangedrongen de personen aan te wijzen, die naar haar mening voor aanhouding in aanmerking kwamen. Eerst in September 1947 heeft zij schoorvoetend medegedeeld, welke juffrouw zij verdacht. Op haar aanwijzingen is toegeslagen en toen was het ook raak. Indien het hoofd van de linnenkamer beter had opgelet, had zij eerder dan in September aanwijzingen kunnen geven; zij is dan ook naar sprekers mening in de vervulling van haar taak te kort geschoten. Spreker wil niet zeggen, dat zij geen ijver en toewijding heeft getoond, maar betwijfelt zeer sterk, of zij de juiste persoon is om aan het hoofd van de linnenkamer te staan. Mejuffrouw Zaalberg is thans nog hoofd van de linnenkamer; zij is nog niet overgeplaatst; dat zou spreker veel juister vinden, omdat zij naar sprekers mening niet opgewassen is tegen die taak als zodanig; naar sprekers mening had zij betere contröle moeten en kunnen uitoefenen; de aanwijzing, die zij in September heeft gedaan, had veel eerder kunnen plaats hebben; na veel trekken heeft zij die aanwijzingen gegeven. In dit opzicht is zij tekort geschoten in haar taak, al staat zij geheel buiten de ver missing zelf. Volgnr. 781 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 782 tot en met 819 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen- Beraadslaging over volgnummer 820, luidende: „Voorschotten aan ambtenaren der gemeente ten einde daaruit voorlopige betalingen ten behoeve van de Gemeente te doen95.000. De heer Stolp vraagt, waarom het niet mogelijk is de uit betaling van de salarissen van het personeel van de Distri- butiedienst ten Stadhuize te Leiden te doen plaats vinden. Is het voorts niet mogelijk de voor de betaling der salarissen benodigde gelden de vorige dag of op de dag zelf op te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 20