DONDEEDAG 19 FEBEUAEI 1948.
105
Gemeentebegroting Uitgaven.
(Mevrouw Braggaar e.a.)
in artikel 55 letters e tot en met h en o, alsmede die van
instandhouding, te bepalen resp. op 222.53, 30.40 en
33.20, waarna volgnr. 592 eveneens zonder hoofdelijke
stemming wordt aangenomen.
De volgnrs. 593 tot en met 642 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnummer 643, luidende:
„Subsidie aan de Vereniging „Schoolkindervoeding en
Schoolkinderkleding"Memorie."
Mevrouw Braggaar zegt, dat nu de Vereniging „School
kindervoeding en Schoolkinderkleding" haar werkzaamheden
weer heeft aangevangen, blijkt hoe hoog nodig ook de ver
strekking van kleding en schoenen is. Ook kleding en schoeisel
van de kinderen laten veel te wensen over. Spreekster begrijpt,
dat de verstrekking niet op dezelfde wijze kan geschieden als
vroeger en als gewenst is. In deze is echter gedaan wat
mogelijk is. Het is ook belangrijk, dat het College in deze
blijk heeft gegeven van goede wil; dat is voor spreekster een
waarborg, dat dit, zo enigszins mogelijk, op de best mogelijke
wijze zal gebeuren. Spreekster betuigt haar grote waardering
voor het bestuur van deze vereniging, dat het in deze tijd
de moed heeft gehad, weer met dit werk te beginnen. Dit
werk is niet van de meest aangename aard, maar het bestuur
doet dit met volle liefde en spreekster is vol lof voor de
wijze, waarop het dit werk verricht.
De heer Key is enigszins geschrokken van de mededeling
in de Memorie van Antwoord (blz. 86), dat de voeding, die
aan de schoolkinderen wordt verstrekt, geheel gelijk is aan
de voeding, die aan de verpleegden in de Gestichten wordt
verstrekt. Ieder begrijpt toch, dat de voeding voor een kind
anders behoort te zijn dan die voor een volwassene. Spreker
dringt er op aan, daarin verandering te brengen en bij de
schoolkindervoeding zoveel mogelijk met de inzichten van de
moderne voedingsleer rekening te houden. Men is bij de
schoolkindervoeding enigszins in de oude sleur blijven voort
gaan; het is toch beter om verandering te brengen in de
voeding voor de schoolkinderen.
De heer van Schaik kan niet anders dan zich aansluiten bij
de woorden van mevrouw Braggaar. Het werk, dat door de
vereniging wordt verricht, is zeer prijzenswaard; dat de
vereniging haar werk kort na de bevrijding opnieuw is
begonnen en zeer verdienstelijk heeft georganiseerd, verdient
zeer zeker grote waardering. Het bestuur heeft tal van jaren
dit werk verricht en als men de leeftijd van de bestuursleden
ziet, schudt men bedenkelijk het hoofd, maar wanneer men
hun werk ziet, zegt men: het is uitnemend.
De opmerking van de heer Key vindt beantwoording in
de zin uit de Memorie van Antwoord: „Aan het Bestuur der
Vereniging voor Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleding
zal worden verzocht de aanpassing van de voeding aan de
moderne voedingsleer te overwegen." Er is reeds overleg
gepleegd met de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezond
heidsdienst, die op het ogenblik nagaat, hoe deze voeding
het best kan worden verzorgd in verband met de gezondheids
toestand en de leeftijd der kinderen.
Mevrouw Braggaar kan uiteraard de schoolkindervoeding
niet uit een medisch oogpunt beoordelen, maar heeft wel
door zelf van de spijzen te eten kunnen constateren, dat het
voedsel van goede kwaliteit is. De kinderen nuttigen het
met graagte.
De heer van Schaik zegt, dat nu de Voeding in de keuken
van het gesticht „Endegeest" wordt toebereid, ze heel goed
is. Men zal moeten afwachten, in hoeverre de door de heer
Key bedoelde aanpassing dient plaats te hebben.
Volgnr. 643 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 644 tot en met 681, 681a, 682 tot en met 692
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 693, luidende:
„Bijdrage aan het instituut Stad en Landschap van Zuid-
Holland 86.
De heer Lombert vraagt, of het College bij dit volgnummer
en volgnummer 698 alleen is afgegaan op de goede klank van
de naam van het instituut, dan wel reeds weet, wat het
instituut eigenlijk wil doen.
Gemeentebegroting Uitgaven.
(Jongeleen e.a.)
De heer Jongeleen zegt, dat men hier onderscheiden moet
twee posten, nl. het lidmaatschap van „Stad en Landschap
van Zuid-Holland" en het verzoek van dit instituut om een
subsidie tot verfraaiing van het uitzicht langs de spoorbaan
AmsterdamDordrecht. Men wil, omdat dit de drukste
spoorweglijn van Nederland is, trachten enkele zeer ont
sierende dingen, vanuit de trein gezien, verbeterd te krijgen,
en nu heeft men iedere gemeente, langs de spoorbaan gelegen,
een kleine bijdrage in de kosten verzocht. Spreker acht deze
kleine bijdrage alleszins gerechtvaardigd, omdat een rapport
kan worden samengesteld, dat inderdaad ook voor Leiden
nuttig kan zijn.
De heer Lombert is nog even wijs als tevoren. Heeft „Stad
en Landschap van Zuid-Holland" dan geen schema aan het
gemeentebestuur voorgelegd van wat het denkt te doen?
Wat noemt men voorts ontsierend? Wat de een foei-lelijk
vindt, zal de ander zeer kunstzinnig vinden.
De heer D. J. van Dijk vraagt, of „Stad en Landschap van
Zuid-Holland" zich ook bezig houdt met de quaestie van de
aanplakborden. Vroeger stond op de linker gashouder langs
de spoorbaan bij Den Haag: „Dit is de stad waar de Haagse
Post vandaan komt", thans staat op de andere gashouder:
„Trouw, het blad met ruggegraat". Is dat het werk van dit
instituut?
Spreker heeft ook gehoord, dat dit instituut zich bezig
houdt met de beplanting van de bermen langs de spoorbaan.
Zijn door dit instituut al adviezen gegeven aan de gemeente
Leiden? Zullen in verband met de spoorwegplannen aan dit
instituut adviezen gevraagd moeten worden?
De heer Jongeleen betreurt het, dat hij in eerste instantie
niet duidelijk is geweest. Het instituut „Stad en Landschap
van Zuid-Holland" zal een rapport samenstellen van de
ongerechtigheden op aesthetisch gebied, die vanuit de trein
te zien zijn en zal aan de gemeentebesturen aanwijzingen
geven om deze te verbeteren, b.v. door onoogüjke gebouwen
te camoufleren met bomen, enz. Dit geldt ook voor de ont
sierende reclames, die vooral vóór de oorlog geweldige
afmetingen hadden aangenomen. Men wil ook trachten die
ontsierende reclames te weren. Het is bedoeld als een ver
fraaiing van stad en land. Spreker zal, wanneer de Eaad dit
bedrag toestaat tenminste, met belangstelling het rapport
van dit instituut afwachten. Spreker beveelt de Eaad dit
voorstel warm aan.
De heer Lombert trekt uit de woorden van de Wethouder
alleen deze conclusie, dat wanneer alle gemeenten langs de
spoorbaan gelegen, 1.per 1.000 inwoners bijdragen, dit
een duur object zal worden.
Volgnr. 693 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 694 tot en met 725 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnummer 726, luidende:
„Subsidie aan de „Vereniging tot verzorging van kleine
kinderen te Leiden"1.000,
Mevrouw Braggaar zegt, dat terwijl het College bij de
behandeling van de vorige begrotmg heeft verklaard de
oprichting van een gemeentelijke crèche in overweging te
zullen nemen, het nu in de Memorie van Antwoord heeft
medegedeeld, dat zeer binnenkort een voorstel daaromtrent
is te verwachten. Nu spreekster niet heeft bemerkt, dat er
sinds de toezegging bij de vorige begroting iets is gebeurd,
wenst zij gaarne te vernemen, wat het College verstaat onder
„zeer binnenkort". Het is van het grootste belang, dat
moeders, die voor hun gezin wat moeten bijverdienen, rustig
uit werken kunnen gaan, omdat zij hun kinderen in een
crèche goed verzorgd weten.
De heer Menken vestigt er de aandacht op, dat in deze
geen sprake is van een gemeentelijke crèche. In het begin
van dit jaar was de „Vereniging tot verzorging van kleine
kinderen te Leiden" nagenoeg met haar plannen gereed. Zij
heeft echter gevraagd om uitstel van indiening van haar
voorstel, omdat zij met spreker van mening was, dat het
gewenst zou zijn, dat door haar werd onderzocht, op welke
wijze elders met het Gewestelijk Arbeidsbureau, de Dienst
van Sociale Zaken enz. wordt samengewerkt. Het College
heeft aan het verzoek voldaan en hoopt nu een voorstel aan