102 DONDERDAG 19 FEBRUARI 1948. Gemeentebegroting Uitgaven. (Schüller e.a.) altijd terecht bij deze ambtenaar. Spreker begrijpt zeer goed, dat de Wethouder straks zal zeggen, dat hij daaraan niets kan doen, wanneer bij geen concrete gevallen krijgt, maar bet ware toch wel te onderzoeken, of deze ambtenaar ook nog woningen exploiteert. Is spreker juist ingebcbt, dan exploiteert bij op de Botermarkt een zaak en ook in Amsterdam nog een huis. Spreker verzoekt het College deze zaak nog eens ernstig onder ogen te zien; de dienst als zodanig komt dit niet ten goede. Alle ambtenaren van deze dienst doen hun best; er is niets van deze dienst te zeggen; men stuit echter telkens op deze ambtenaar. Het zou in het belang van de gemeente en van de dienst zelf zijn, wanneer deze toestand werd opgeheven. De heer Riedel heeft indertijd dit geval aanbangig gemaakt, niet uit baatmotieven tegen deze persoon, maar alleen op grond van de feiten, door de heer Schüller genoemd. Men zit daardoor misschien wat in het moeras; deze ambtenaar was reeds op het Huisvestingsbureau, toen spreker zelf wethouder was. Men moet echter de zaak niet moeilijker maken dan zij is. Er doen in de stad onaangename geruchten over dit geval de ronde. Een gerucht is altijd iets vervelends en kinder achtigs: men komt wel met beschuldigingen, maar levert geen bewijzen. Spreker doet een beroep op ieder in de ge meente, die iets kan mededelen, het ruiterlijk te zeggen en niet te werken met briefjes, waarin staat: de heer Witte dit en de heer Witte dat. Laat men, zegt spreker, het ronduit zeggen en niet bang zijn voor de gevolgen. De heer A. van Dijk kan zich in het algemeen wel met de gedachte van de heer Schüller verenigen, maar acht het niet gewenst, dat de Raad in dit stadium op die suggestie ingaat. Het Huisvestingsbureau heeft al moeite genoeg om zijn taak te vervullen. Wanneer de ambtenaar zou worden ontslagen, zou men het tegendeel bereiken van wat men wenst, namelijk, dat de dienst niet goed functionneert. De heer van Oijen krijgt vaak veel klachten over het Huisvestingsbureau, maar heeft daarbij nog nooit de naam Witte horen noemen. De heer Jongeleen zou bet zeker niet zonder meer kunnen laten passeren, dat een ambtenaar zijn dienst uitoefent op een wijze, welke tot aanmerkingen aanleiding geeft. Het gebrek aan ambtenaren mag, ondanks het feit, dat het Huisvestingsbureau met moeilijkheden zit, geen motief zijn om zulks te tolereren. Spreker laat op het ogenblik in heb midden, of er omtrent de ambtenaar Witte aanleiding tot klagen is; spreker heeft ook weieens een klacht over hem gehoord, maar evenzeer over een andere ambtenaar. Het is uiteraard zeer moeilijk, deze zaak in de Raad te behandelen. Overeenkomstig het vermoeden van de heer Schüller verklaart spreker niet bereid te zijn, een ambtenaar aan de dijk te zetten, indien men spreker niet het bewijs levert, dat deze ambtenaar in de dienst niet gehandhaafd kan worden. De heer Witte is 18 October 1943 aangesteld op arbeids overeenkomst. Het was bekend, dat hij pension hield, maar bij zijn aanstelling is hem toegestaan het beroep van pension houder te blijven uitoefenen. Als de Raad besluit, dat de heer Witte dit beroep niet meer mag uitoefenen, vindt spreker het best. De gedachte om het te verbieden gaat niet van spreker uit. Er zijn uiteraard weieens bezwaren, maar men mag niet vergeten, dat, indien er bij het Huisvestingsbureau zeer moeilijke gevallen zijn te behandelen, de heer Witte altijd daarop wordt afgestuurd. Men komt voor een van de moeilijkste problemen te staan, wanneer iemand onrecht matig een woning heeft betrokken en men hem moet aan zeggen, de woning onmiddellijk te verlaten op straffe van er uit gezet te zullen worden bij niet nakoming van het bevel. Men is dan gauw de gebeten hond. Ook een deurwaarder wordt niet altijd prettig door het pubhek ontvangen; hem wordt althans geen goede sigaar aangeboden. Eerst wanneer men concrete gevallen tegen de heer Witte kan aanvoeren, kan men op sprekers volle medewerking rekenen. Volgnr. 412 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 413 en 414 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdeüjke stemming aangenomen. Gemeentebegroting Uitgaven. (Lombert e.a.) Beraadslaging over volgnummer 414a, luidende: „Kosten van het lidmaatschap van de Nationale Woning raad90. De heer Lombert betreurt de invoeging van dit volgnummer. Het College motiveert het lidmaatschap van de gemeente van de Nationale Woningraad door te wijzen (Memorie van Antwoord blz. 74) op de grote betekenis van dit lichaam op het terrein van de volkshuisvesting, o.a. in Verband met de aanstaande reorganisatie daarvan, waarbij aan de Nationale Woningraad waarschijnlijk verordenende bevoegdheid zal wor den gegeven. Tegen deze verordenende bevoegdheid nu gaat sprekers bezwaar juist. Spreker ziet nog wel niet in, dat de Regering de voorstellen van de Nationale Woningraad zal goedkeuren, maar wanneer dit wèl het geval zal zijn, dan wordt de Nationale Woningraad de alleenheerser op dit gebied; dan zal de Nationale Woningraad uitmaken, voor het gehele land, welke woningbouwverenigingen zullen blijden bestaan. Als nauw betrokken zijnde bij de Rooms-Katholieke woningbouw en bij het Instituut voor Volkshuisvesting, een onderdeel van de Rooms-Katholieke Arbeidersbeweging, ver klaart spreker zich tegen de verlening van verordenende be voegdheid aan de Nationale Woningraad, wanneer niet vol doende rekening gehouden wordt met de belangen van de Rooms-Katholieke woningbouw. Daarom stelt spreker voor, de toetreding van de gemeente tot de Nationale Woningraad een jaar aan te houden, in de hoop, dat in dat jaar eindelijk resultaten worden bereikt en overeenstemming zal worden verkregen tussen de Nationale Woningraad en het Rooms- Kathoüek Instituut voor Volkshuisvesting. Mocht het College hiertoe niet bereid zijn, dan zal spreker tegen dit volgnummer moeten stemmen. Spreker betreurt, dat het College dit voorstel niet eerder heeft ingediend; dan hadden de bezwaren daartegen in de secties ter sprake kunnen worden gebracht. De Nationale Woningraad verlangt verordenende bevoegdheid om te kunnen beslissen, waar woningbouwverenigingen kunnen worden opgericht en welke, en welke woningbouwverenigingen zullen mogen blijven bestaan. Nu voeren sommige officiële ambte lijke instanties, naar spreker uit ervaring bekend is, liefst het praedicaat „algemeen" en bij deze bestaat dan vaak de geneigdheid om de Rooms-Katholieken in een uitzonderings positie te plaatsen. De Rooms-Katholieken schijnen op som mige personen nog altijd te werken als een rode lap op een stier. De heer Jongeleen zou het buitengewoon spijten, indien de heer Lombert zijn stem niet aan dit volgnummer kon geven, maar ondanks dit gelooft spreker de Raad toch in overweging te moeten geven, het aan te nemen. Spreker kan zich het bezwaar van de heer Lombert en de zijnen indenken, hoewel de heer Lombert er zelf de aandacht op vestigt, dat er op dit ogenblik ook in de Nationale Woningraad een streven is om tot elkaar te komen. De heer Lombert merkt op, dat men nog niet hard opschiet. De heer Jongeleen zegt, dat dit nog geen reden behoeft te zijn om geen hd van de Nationale Woningraad te worden. Aigezien van de reden, in de Memorie van Antwoord vermeld, stelt spreker er buitengewoon veel prijs op, dat Leiden lid van die raad is; het gemeentebestuur zal daardoor op de hoogte blijven van wat er omgaat in de Nationale Woning raad, die een belangrijk lichaam is. Volgnr. 414a wordt aangenomen met 26 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen: de heren Piena, van Weizen, Schüller, Menken, van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Knetsch, mevrouw van Staveren, de heren Riedel, Hendriks, Ligtvoet, mevrouw Vijlbrief, de heren Vos, Cats, Key, Smit, Woudstra, mevrouw Braggaar, de heren Frohwein, van Iterson, Balke- stein, Robbers, Knol, Stolp en van Weerlee. Tegen stemmen: de heren A. van Dijk, Aalders, Wilmer, de Hosson, D. J. van Dijk, van Oijen en Lombert. De volgnrs. 415 tot en met 422 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdeüjke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 423, luidende: „Onderhoud van gebouwen voor de openbare dienst be stemd, niet in andere hoofdstukken begrepen 14.210. De heer Schüller heeft met betrekking tot dit volgnummer in de sectievergadering twee vragen op schrift aan de secretaris

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 16