DONDERDAG 19
FEBRUARI 1948.
99
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Jongeleen e.a.)
van de heer van Iterson voldaan. In plan „Leiden-Noord" is
een opdracht gegeven aan een architectde ratio-bouw is opge
dragen aan architect Ponsen, door de woningbouwvereni
gingen is een opdracht gegeven aan architect Landman. Het
is de bedoeling van het College, in overleg met de woning
bouwverenigingen voor haar objecten opdrachten aan ver
schillende architecten te geven.
Spreker geeft de heer van Iterson in overweging, diens
voorstel inzake de bonw van een betonskelet in te trekken,
aangezien spreker het mogelijk acht, dat binnen vier maanden
een daartoe strekkend voorstel door het College aan de Raad
zal worden gedaan.
Vervolgens geeft spreker de Raad in overweging het
voorstel van de heer Lombert omtrent de bebouwing van
het terrein van de voormalige Leidse Katoenmaatschappij
in handen van Burgemeester en Wethouders ter fine van
praeadvies te stellen. In geval de heer Lombert zijn voorstel
met betrekking tot de uitvoering van de saneringsplannen
GortestraatHaverstraat en LooierstraatWaardgracht
handhaaft, adviseert spreker de Raad het niet aan te nemen,
omdat het naar sprekers mening geen zin heeft in deze
saneringsplannen, die niet geheel zijn uitgewerkt, hier en
daar een aantal woningen te bouwen. Bovendien zou het
zeer oneconomisch zijn. Het is niet gezegd, dat men op alle
plaatsen, die op het ogenblik open terrein zijn, huizen kan
bouwen; men moet dan binnenmuren bouwen, die men
straks misschien niet goed kan gebruiken; men zit ook met
de aanleg van de fundering tegen de bestaande huizen aan.
Wanneer het nu ging om terreinen, waar men 50 of 100
woningen kon bouwen, zou het zin hebben, daaraan aan
dacht te besteden, maar zo is het niet. Van de huizen in de
te saneren stadsgedeelten zijn er bovendien nog te vele
bewoond en spreker ziet geen kans de mensen, die daar nog
wonen, aan een andere woning te helpen, op grond waarvan
spreker de heer Lombert moet verzoeken zijn voorstel,
althans het tweede gedeelte daarvan, in te trekken.
De heer Lombert is daartoe wel bereid, maar hoopt dan
toch, dat de Wethouder niet zal berusten in het ten eeuwigen
dage laten voortbestaan van die open plekken. Indien de
sanering van de Gortestraat de aandacht blijft hebben van
het College en indien de Wethouder toezegt, dat te gelegener
tijd voorstellen in dit opzicht aan de Raad zullen worden
gedaan, is spreker bereid het tweede gedeelte van zijn voorstel
in te trekken.
De heer Jongeleen zegt, dat zodra de herzieningsplannen
voor de andere gedeelten van de gemeente gereed zijn, ook
deze beide saneringsplannen aan de orde komen.
Spreker zou de heer A. van Dijk betreffende diens vraag
inzake het weigeren van inlichtingen door een van de bedrijfs
directeuren aan een Raadslid met een kluitje in het riet
kunnen sturen, aangezien dit punt niet in de secties ter
sprake is gebracht. Deze zaak heeft echter de volledige
aandacht. Inderdaad heeft spreker in eerste instantie geen
antwoord op deze vraag gegeven; dat heeft spreker bewust
gedaan, omdat hij toen alleen nog maar zijn persoonlijke
mening kon uiten, en geen mededelingen hierover kon doen
namens het College. Daarom heeft spreker er in eerste in
stantie min of meer om heen gedraaid. Deze zaak heeft de
aandacht van het College; in bespreking is de vraag, hoe
hiervoor een oplossing gevonden zal worden.
De Voorzitter sluit zich inzake de arbeidsduur van het
verplegend personeel van „Endegeest" aan bij de heer
Menken. Spreker verwacht ten volle en heeft gegronde
hoop, dat het verplegend personeel van „Endegeest" zijn
dienst daar ziet niet alleen als een beroep, maar ook als een
roeping, en dat het zich ook met hart en ziel geeft aan zijn
werk. Daartegenover mag dit personeel dan ook verwachten,
dat van gemeentewege op behoorlijke wijze zoals dat op
„Endegeest" mogelijk is, voor zijn belangen zal worden
gezorgd. De heer Schüller kan vertrouwen hebben in de
Commissie voor de Gestichten en in de Directeur; daaraan
zal de aandacht worden gewijd.
Spreker blijft voorts van mening, dat de regeling van het
brandweerwezen, zoals die op het ogenblik bestaat, nl. dat
dit geheel door de Minister geregeld wordt, in strijd is met
de gemeentewet, maar die regeling is en blijft op het ogenblik
van gelding.
De heer Schüller neemt het woord „Augiasstal" terug,
maar blijft stellen, dat de toestand niet aan redelijke eisen
voldoet.
Niet spreker, maar de Wethouder van Sociale Zaken heeft
in raadselen gesproken. Ondanks sprekers aandrang heeft
Gemeentebegroting Algemene beschouwinqene.a.
(Schüller e.a.)
de Wethouder in tweede instantie niets gezegd van de
vacantieregeling en van de houding der directie inzake de
brief aan de Arbeidsinspectie. In de sectie-vergadering heeft
spreker duidelijk gevraagd artikel 42 (betaling overuren)
van het rechtspositie-reglement toe te passen op alle groepen
van het personeel.
De heer Menken constateert, dat de heer Schüller eerst
in tweede termijn de brief van de Arbeidsinspectie aan de
organisaties ter sprake heeft gebracht. Deze brief is aan
spreker niet bekend, waarom hij er ook niet over wenst te
oordelen. Het kan de heer Schüller bekend zijn, dat over de
kwestie zelf wordt onderhandeld met de organisaties en de
directie. Spreker kan niet ingaan op wat de Arbeidsinspectie
aan organisaties schrijft.
De algemene beschouwingen worden gesloten.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van de Voorzitter besloten, het voorstel van de
heer van Iterson, luidende:
„dat Burgemeester en Wethouders doen onderzoeken:
le. hoeveel kantoren in woonhuizen ondergebracht zijn;
2e. hoeveel kantoorruimte als bedoeld onder 1, zonder
verandering bruikbaar is als woonruimte;
3e. hoeveel van deze kantoorruimte door verandering tot
woonruimte geschikt te maken is;
4e. de mogelijkheden tot het stichten van noodgebouwen
voor kantoren, gevestigd in woonhuizen."
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies.
Het gewijzigde voorstel van de heer van Iterson, luidende
„dat Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van
opdrachten tot het ontwerpen van bouwplannen, deze
plannen verdelen in complexen van omstreeks 100 woningen
en ten aanzien van elk complex de opdracht verlenen aan
een andere architect."
wordt verworpen met 28 tegen 6 stemmen.
Tegen stemmen: de heren Piena, van Weizen, Schüller,
A. van Dijk, Aalders, Menken, van Schaik, Jongeleen, van
der Kwaak, Wilmer, mevrouw van Staveren, de heren Riedel,
de Hosson, Ligtvoet, mevrouw Vijlbrief, de heren D. J. van
Dijk, Yos, Cats, Keij, Smit, van Oijen, Lombert, mevrouw
Braggaar, de heren Prohwein, Goslings, Knol, Stolp en
van Weerlee.
Vóór stemmen: de heren Knetsch, Hendriks, Woudstra,
van Iterson, Balkestein en Robbers.
De heer van Iterson trekt, op verzoek van de Voorzitter,
in verband met de gedane toezegging, zijn voorstel tot de
bouw van een betonskelet van gemeentewege in.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de heer
van Iterson, luidende:
„Burgemeester en Wethouders dienen op korte termijn een
plan in voor de bouw door de Gemeente van een betonskelet,
bestemd om te dienen als bedrijfsruimte voor verschillende
ondernemingen op het gebied van het ambacht en de kleine
nijverheid,"
is ingetrokken.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van de Voorzitter besloten, het gewijzigde voorstel
van de heer Lombert (zie blz. 96) te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders om praeadvies.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, op
voorstel van de Voorzitter besloten, het voorstel van de
heren Knetsch en Schüller, inzake invoering van de 48-urige
werkweek voor het verplegend personeel in de door de
gemeente beheerde verplegingsinrichtingen, te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de verschillende
uitgaafposten van de gewone dienst van de begroting van
inkomsten en uitgaven der gemeente voor de dienst 1948,
zoals deze nader gewijzigd is ingevolge de Memorie van
Antwoord.
De volgnrs. 251 tot en met 254, 254a, 254b, 254c, 255 tot
en met 267 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.