98
DONDEBDAG 19 FEBKUAKI 1948.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Menken e.a.)
er soms ook dingen gezegd, die niet juist zijn en dan vraagt
spreker ook ten opzichte van hen heer te blijven.
De betaling van de overuren is, naar spreker meent, een
zaak, die de heer Schüller bij de behandeling van de vorige
begroting in een onderling debatje met Wethouder Jongeleen
heeft besproken. Mocht spreker zich hierin vergissen, dan
zal hij graag vernemen, wat de heer Schüller precies heeft
bedoeld. Spreker hoopt, dat de heer Schüller niet zal doorgaan
met de methode van in algemeenheden te spreken en het
College voor raadselen te plaatsen; het gebeurt thans nogal
eens en dat is voor het College niet gemakkelijk.
De heer Jongeleen antwoordt mevrouw Braggaar en de
heer Biedel, dat het op het ogenblik, gezien het aantal bij
de gemeente in exploitatie zijnde woningen, geen zin heeft
tot de aanstelling van een woninginspectrice over te gaan;
spreker vreest, dat zij rapporten zou indienen over dezelfde
onderwerpen, waarover het gemeentebestuur reeds rapporten
van het Huisvestingsbureau en de Gemeentelijke Genees
kundige- en Gezondheidsdienst ontvangt.
Verschillende bedrijven in de stad hebben een sociale
werkster. Het komt meermalen voor, dat zij zich met een
klacht tot het Huisvestingsbureau wendt en men daar helaas
moet constateren haar niet te kunnen helpen. In elk geval
moet men telkens opnieuw aandacht aan deze zaak be
steden.
Bij aanstelling van een woning-inspectrice zal het Huis
vestingsbureau naar spreker vreest weer meer werk krijgen.
Walmeer door instelling van een woning-inspectrice de
woningmarkt verruimd zou worden, zou spreker niet aarzelen
verscheidene van deze dames aan te stellen.
Spreker heeft zich enigszins gestoten aan de wijze, waarop
de heer van Iterson over de woningbouw gesproken heeft.
Hij heeft nl. naar aanleiding van sprekers opmerking: waar
twee kijven, hebben twee schuld, gezegd: laat het daarbij
maar blijven. Maar dan begaat de heer van Iterson toch een
grote onjuistheid; inderdaad heeft spreker dat gisteren
gezegd, maar spreker heeft onmiddellijk daarop, juist om
deze conclusie te voorkomen, aangehaald de notulen van een
bespreking, gehouden in Januari 1948, waarbij uit een ver
klaring van de heer Kiers bleek, dat de fout betreffende de
bouw van de 103 woningen niet lag bij het Leidse gemeente
bestuur, maar bij het Ministerie. De heer van Iterson
behoeft dus niet uit sprekers woorden te distilleren, dat er
toch nog wel ook een klein stukje schuld is bij het Leidse
gemeentebestuur. Daartegen komt spreker op. Spreker heeft
de innerlijke zekerheid, dat het Leids Gemeentebestuur
inzake de bouw van die 103 woningen alles heeft gedaan
wat redelijkerwijze te verwachten was.
De heer van Iterson zegt verder: dan zijn die 103 woningen
zeker te royaal opgezet. Spreker onderschrijft volkomen zijn
opmerking in eerste instantie, dat de 82 nieuwe woningen
goed zijn; inderdaad, dat zijn juweeltjes; spreker wilde, dat hij
3.000 van zulke woningen hier had staan. Nu erkent spreker,
dat de woningen van plan L ei den -Noord" niet zo mooi van
opzet zijn; op het ogenblik worden weer lagere eisen gesteld.
Maar wanneer men erkent, dat die 103 woningen van plan
„Leiden-Noord" minder mooi van opzet zijn, dan de 82 nieuwe
woningen, die men mooi vindt, dan kan men toch niet zeggen,
dat die 103 woningen te royaal van opzet zijn.
Het is mogelijk, dat spreker een uur nodig heeft gehad om
zich inzake deze 103 woningen te verdedigen. Blijkens mede
deling van de Secretaris heeft spreker in totaal 104 minuten
gesproken, maar wanneer van de 24 sprekers bij deze begroting
in eerste instantie er 20 zijn, die opmerkingen hebben ge
maakt over deze 103 wonmgen, dan is het toch wel gewenst,
dat spreker even de tijd neemt om zich op dit punt te ver
dedigen.
Uit de opmerkingen van de heer van Iterson ter verdediging
van zijn voorstel tot verdeling van de bouwplannen in com
plexen heeft spreker begrepen, dat deze de leiding van een groot
bouwplan niet aan één architect wil geven. Spreker gelooft,
dat de in het plan „Leiden-Noord" gevolgde gedragslijn goed
is. Verschillende architecten zullen een plan indienen, door
de gemeente is een architect aangesteld, die de gehele opbouw
van het plan „Leiden-Noord" in het oog vat. Men had
daarbij nog te maken met woningbouwverenigingen, die elk
50, 100 of 200 woningen wilden bouwen. Het is echter niet
uitgesloten, dat, indien de financiële regeling voor de eigen-
bouwers gunstiger wordt, dezen ook willen gaan bouwen en
dan vergunning vragen voor 8 of 10, althans een zeer klein
aantal woningen. Vooral dan kan het zijn nut hebben,
wanneer één architect belast is met de leiding bij de uit
werking van het gehele plan. Dit wil niet zeggen, dat het
plan van elke architect de goedkeuring van de heer Buurman
moet hebben en elke architect precies datgene moet doen,
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Jongeleen.)
wat de heer Buurman voorschrijft. Iedere architect is vrij,
maar er moet een algemene leiding zijn.
De Bijksdienst voor de Wederopbouw heeft in de zomer
van 1947 per circulaire aan de gemeentebesturen verzocht
na te gaan, in hoeverre er bij de industrie ter plaatse belang
stelling bestond voor de bouw van huizen door de industrie
zelf voor opzichthoudend en leidinggevend personeel en voor
arbeiders. Het gemeentebestuur heeft 34 circulaires verzonden
en uit de 24 daarop ontvangen antwoorden bleek, dat er een
zeer goede belangstelling voor bestond; er was een aanvrage
voor 145 tot 165 arbeiderswoningen; 26 woningen werden
gevraagd voor opzichthoudend personeel en 9 woningen
wenste men voor directie enz. Het gemeentebestuur heeft dit
plan ingediend en inmiddels de straatbanen voor 96 woningen
in plan „Leiden-Noord" laten aanleggen. Het gemeente
bestuur heeft helaas het bericht ontvangen, dat het grootste
gedeelte van de woningen, die voor dit doel door de Begering
werden toegestaan, is toegewezen aan de Bataafse Petroleum-
Maatschappij en het Hoogovenbedrijf en men nog zal over
wegen, of ook aan Leiden een aantal woningen kan worden
toegewezen. Spreker koestert op het ogenblik te dien aanzien
weinig hoop, maar deelt dit mede om te tonen, dat het
gemeentebestuur op dit punt actief is.
De heer van Iterson heeft verklaard als lid van de Com
missie van Fabricage niets te weten van de opdracht, welke
spreker aan de Directeur der Gemeentewerken heeft gegeven
tot het ontwerpen van plannen voor de bouw van een beton-
skelet. Het zal de heer van Iterson echter Wel meer over
komen, dat hij als lid van de Commissie van Fabricage van
dergelijke opdrachten en plannen niets weet; dat zegt op
zich zelf niets. Op het ogenblik zijn ook nog enkele andere
plannen in bespreking, binnenskamers, die nog niet gereed
zijn voor mededeling in het openbaar; dat zou dan in geheime
zitting moeten gebeuren. Wanneer de heer van Iterson met
op de hoogte is daarvan, moet hij zich daarover niet beklagen;
geen enkel raadslid is daarvan op de hoogte.
Inderdaad heeft spreker de heer van Iterson bij de begroting
voor 1947 toegezegd, dat er een staat (legger), van de aan
de gemeente toebehorende onroerende eigendommen zou
aangelegd worden; die toezegging handhaaft spreker op het
ogenblik nog, maar de heer van Iterson moet spreker op
sommige punten, en ook hier, de tijd gunnen, omdat er
andere plannen zijn spreker zal niet mededelen welke
die in de periode tussen de behandeling van de begrotingen
voor 1947 en 1948 in behandeling zijn geweest. Aan deze
legger zal echter worden gewerkt en hieromtrent zal te
zijner tijd een mededeling worden gedaan.
De heer Stolp antwoordt spreker, en tevens de heer A. van
Dijk, dat wanneer daarvoor geschikte wachtgelders beschik
baar zijn, deze inderdaad bij het Huisvestingsbureau zullen
geplaatst worden. Op het ogenblik wordt door spreker
gewerkt aan uitbreiding van het personeel van het Huis
vestingsbureau dit tevens in antwoord aan de heer
A. van Dijk al zal men er rekening mee moeten houden,
dat dit geen blijvend instituut zal zijn. Op het ogenblik
worden op dit bureau alle rapporten, die gemaakt zijn,
herzien; het is mogelijk, dat er, wanneer dit na een half jaar
gereed is, dan weer een overschot van personeel is. Men
moet dus niet te veel personeel aanstellen.
Tegenover de heer Hendriks handhaaft spreker zijn mening,
dat niet het aanbestedingscijfer de bouwkosten van een
woning aangeeft, maar het eindbedrag.
Inzake de inschakeling van een supervisor, waarover de
heer Hendriks sprak, heeft spreker zijn standpunt reeds
uiteengezet in zijn antwoord aan de heer van Iterson.
De materialenpositie laat nog niet toe de bestrating van
de Oude Singel en de Oude Vest (Memorie van Antwoord
blz. 76) onder handen te nemen; dit zal geschieden zodra er
voldoende materiaal is. Ook het herstraten alleen kost veel
nieuw materiaal; zodra de gemeente over de nodige straat
klinkers beschikt, zal de Oude Singel aan de beurt komen
ter herstrating. Bovendien is het aantal straatmakers, dat
Leiden in dienst heeft, niet toereikend om het grote aantal
straten, die voorzien moeten worden, alle onder handen te
nemen.
Spreker heeft de heer van Iterson wel geantwoord, maar
gelooft niet, hem te hebben bevredigd.
Hoewel spreker er niet van overtuigd is, dat het enig
effect zal sorteren, geeft hij de Baad in overweging het
voorstel van de heer van Iterson met betrekking tot het
instellen van een onderzoek naar de in beslag genomen
woningruimte voor kantoren te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders ter fine van praeadvies.
Spreker verzoekt de heer van Iterson diens voorstel betref
fende het verlenen van opdrachten aan architecten in te
trekken. Op dit ogenblik wordt reeds geheel aan de wensen