96 DONDERDAG 19 FEBRUARI 1948. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Hendriks.) de bekendste Nederlandse bouwondernemers, in zijn artikel in Economisch-Statistische Berichten. Spreker heeft gewezen op het initiatief van Delft inzake toepassing van deze regeling voor verenigingswoningbouw, waartegen de Wethouder als bezwaar aanvoert het verschil tussen de richtprijs van 35./m3 van het Ministerie en de aanbestedingsprijs voor dit werk van ruim 40./m3. Blijkens mededeling van 14 Februari j.l. gaat het Ministerie thans officieel tot 40.en in bepaalde gevallen zelfs daar boven. Naar spreker gebleken is had deze circulaire de gemeente Leiden nog niet bereiktdaarin vindt het antwoord van de Wethouder zijn verklaring, aangezien hij daarbij met die circulaire geen rekening heeft kunnen houden. Desondanks bevredigde dit antwoord spreker niet, want het voordeel, dat Delft met de Financieringsregeling 1947 behaalde, behaalde het, nadat het het verschil tussen richtprijs en aanbestedingsprijs voor rekening van de gemeente had genomen, zodat het dus ook niet behoefde te onderhandelen over bezuinigingen en de woningen kon uitvoeren overeen komstig het plan. Maar zelfs al zou het de gemeente geld moeten kosten, dan zou toch naar sprekers mening een offer gebracht moeten worden om te voorzien in een zaak, die nog urgenter is dan de spoorwegplannen. Sprekers opmerkingen over de „bijzondere bouwsystemen" zijn de Wethouder blijkbaar niet volkomen duidelijk geweest. Spreker was het volkomen eens met de bestrijding door de Wethouder tegenover de heer A. van Dijk van de montagebouw; die was volkomen in sprekers geest en dus bevreemdde het spreker zeer, dat de Wethouder vervolgens spreker bestreed met de vraag, of spreker bezwaar had tegen toepassing van bepaalde artikelen, die n.b. vóór 1940 ook reeds verwerkt werden. Sprekers opmerkingen liepen echter volkomen parallel aan de bestrijding door de Wethouder van de heer A. van Dijk. Bij de behandeling van het voorstel van de heer van Iterson inzake het verlenen van opdrachten aan architecten tot het ontwerpen van bouwplannen is uit een verklaring van de Wethouder gebleken, dat boven de architecten, die in het plan „Leiden-Noord" een opdracht krijgen, een van hun concur renten als supervisor is aangesteld. Persoonlijk acht spreker dit volkomen ongewenst. In andere omstandigheden kent men wel bij de wederopbouw een supervisor, die wordt aan gesteld om te trachten in overleg met de architecten van de huizen, welke in een straatwand aan elkaar grenzen, een architectonisch verantwoorde straatwand tot stand te brengen, maar dan is hij een man, die zelf in die omgeving niet mag bouwen; het aanstellen van een supervisor heeft dan ook zin. In het plan „Leiden-Noord", waar voor ieder afzonderlijk complex een opdracht wordt gegeven, betekent de aanstelling van een supervisor een disqualificatie van de betrokken architecten. Spreker acht het evenmin juist, dat het handhaven van de welstandsbepaling, welke aan de gemeenten is toever trouwd, opgedragen wordt aan een particulier architect; de gemeente heeft hiervoor haar eigen ambtelijke instanties. Het voorstel van de heer van Iterson inzake de bouw van een betonskelet gaat spreker misschien iets te ver, waar het strekt om dit door de gemeente te doen bouwen. Waar de heer van Iterson op grond van zijn practijk kan verklaren, dat hiervoor ook in Leiden grote belangstelling bestaat, vraagt spreker de Wethouder, of deze bereid is er toe mede te werken, dat de gemeente in deze coördinerend optreedt, opdat, indien de gemeente het niet zelf uitvoert, de particuliere belanghebbenden er gezamenlijk toe kunnen komen, een dergelijk industriecentrum te stichten. In Rotter dam is men tot de stichting van industriecentra overgegaan en is men over deze instelling zeer wel tevreden. De heer D. J. van Dijk heeft gesproken van „de voor oorlogse bekrompen grondpolitiek". Hoewel spreker de voor oorlogse politiek in dit opzicht zeker niet geheel voor zijn rekening zou willen nemen, wenst hij dit een dooddoener te noemen. Spreker gelooft niet, dat er vóór de oorlog niet voldoende bouwgrond was om in de behoefte te voorzien. Gedurende de bezettingstijd is niets gebouwd, maar werden wel woningen verwoest en breidde de bevolking zich uit, zodat de behoefte aanmerkelijk toenam. Na de bezetting kon men dit niet onmiddellijk opvangen. Gemeenten, die op dit gebied vóór de oorlog „progressiever" zijn geweest, bezitten nu stukken grond, die haar begroting aanmerkelijk bezwaren door het verlies, dat deze nog niet in exploitatie gebrachte grond oplevert. Dat had men in Leiden ook kunnen hebben; dat is het andere uiterste. Ieder, die de toestand van vóór 1940 heeft meegemaakt, zal moeten toegeven, dat de productie in elk geval onvoldoende zou zijn geweest om het tekort van nu te voorkomen en dat er toen geen bouw grondprobleem bestond. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Hendriks e.a.) De heer D. J. van Dijk noemde als voorbeeld het Engelse Labour-Kabinet, dat als regering, steunende op één partij, haar „planning" consequent afwerkt. Ongelukkiger voor beeld hiervoor is niet denkbaar. Volgens officiële publicaties staat men in Engeland op het ogenblik voor een Staats bankroet. Sprekers opmerking terzake was niet speciaal aan het adres van de heer D. J. van Dijk en de zijnen gericht; wie echter meent, dat de schoen hem past, mag hem rustig aantrekken. Wat betreft de toestand op „Endegeest", spreker heeft ontvangen een brief van een verpleegster van „Voorgeest" met enige klachten, naar aanleiding waarvan hij zich onmid dellijk in verbinding heeft gesteld met de Voorzitter, die spreker beloofd heeft hiervoor dezelfde avond te zullen zorgen. Spreker heeft daarna een bezoek gebracht aan de verpleegster, die hem geschreven had op andere kamers is hij toen niet geweest waarbij bleek, dat de klacht betrek king had op de toestand op „Voorgeest", maar dat inmiddels de Wens te mogen uitwonen was ingewilligd. Wat betreft de sociale kant van deze quaestie, spreker heeft op „Endegeest" kennis gemaakt met het werk van deze verpleegsters; hij heeft daarvoor het grootste respect. In tegenstelling met andere Raadsleden is spreker van mening, dat men voor dit werk wel een zeer bijzondere roeping moet hebben. Dit neemt niet weg, dat er toch pogingen dienen te worden gedaan om de voorwaarden, waaronder dit werk moet worden gedaan, zo gunstig mogelijk te doen zijn. Spreker ziet bijv. niet in, waarom deze verpleegsters minder zouden moeten verdienen dan iemand, die pas van het U.L.O. komt. De heer van Schaik verzoekt de Voorzitter in verband met het vergevorderd uur zijn dupliek hedenavond te mogen houden. De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar. De Voorzitter stelt vervolgens spoedshalve aan de orde een voorstel tot het aangaan van een onderhandse geldlening. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming is besloten dit voorstel spoedeisend in behandeling te nemen, wordt zonder beraadslaging of hoefdclijke stemming be sloten tot het aangaan bij de Coöperatieve Levensver zekering Maatschappij „Concordia" U. A. te Utrecht van een 3% geldlening van ƒ157.000.met een looptijd van 12 jaar, waarvan de opbrengst zal strekken tot algehele aflossing van het schuldrestant na aftrek van de nor male jaarlijkse aflossing in 1948 van de ingevolge raads besluit van 5 Juli 1937 bij het Pensioenfonds voor het Europees Personeel in Indië der N.V. Deli Spoorweg Maat schappij te Amsterdam gesloten 31L% geldlening, oor spronkelijk groot ƒ300.000. Vervolgens doet de Voorzitter de deuren sluiten. Na enige tijd wordt de openbare vergadering hervat en schorst de Voorzitter de vergadering tot twintig uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 16 Februari 1948 op Donderdag 19 Februari 1948 te twintig uur. Afwezig zijn thans de heren Riemens, Kortmann en Knuttel. Voortgezet worden de algemene beschouwingen over de begroting. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Lombert diens voorstel, luidende: „De Raad besluit het College van Burgemeester en Wet houders te verzoeken plannen te ontwerpen teneinde te komen tot bebouwing van het terrein van de voormalige Leid se Katoenmaatschappij aan de Herengracht en tot de uitvoering van de saneringsplannen: GortestraatHaver- straatLooierstraatWaardgracht in die zin heeft gewijzigd, dat het thans luidt: „De Raad besluit het College van Burgemeester en Wet houders te verzoeken plannen te ontwerpen teneinde te komen tot bebouwing van het terrein van de voormaüge Leidse Katoenmaatschappij aan de Herengracht." Spreker deelt vervolgens mede, dat is ingekomen een voorstel van de heren Knetsch en Schüller, luidende: „De gemeenteraad, gehoord de besprekingen over de werk tijd van het verplegend personeel in de door de gemeente beheerde verplegingsinrichtingen, verzoekt Burgemeester en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10