WOENSDAG 18
FEBRUARI 1948.
75
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Jongeleen.)
door de beren Ir Kuiper, architect Buurman, Schutte, Ir
Boogerd, Ir Koch, Libot, van Luyk, Kiers en Leicher (de
schrijver van hefc artikel in het pamflet):
„Wethouder Jongeleen brengt naar voren, dat hij ernstige
bezwaren heeft tegen de aftrek van de 103 woningen in
„Leiden-Noord" van het bouwvolume 1948 (390 woningen).
Het niet aanbesteden van dit plan voor 1 October 1947 is zeker
niet de schuld van het gemeentebestuur. De heer Kiers
geeft toe, dat inzake hefc 103-woningenplan een fout op
het Ministerie gemaakt is, waardoor aanbesteding niet
mogelijk was. Hij zal nader onderzoeken, hoe Leiden in
deze tegemoet gekomen kan worden."
Indien spreker het gewraakte artikel had geschreven,
zou hij, ook al was dan zijn allerhoogste chef, de Minister,
er bij geweest, hebben gezegd: „Het is niet juist, want het
is de schuld van het gemeentebestuur". De heer Leicher
heeft echter in die conferentie gezwegen als een Mof.
Het spijt spreker, dat de Katholieke jongeren geen betere
voorlichting krijgen, wanneer zij in het maatschappelijke
leven moeten worden ingeleid.
Spreker begrijpt niet, dat de heer Wilmer een voorstander
van de voorstellen van de heer van Iterson is, „omdat zij
woningen zullen geven". Indien de zaak zo eenvoudig was,
zou spreker zeggen: laten wij niet één, maar tientallen van
dergelijke voorstellen aannemen. Maar zo eenvoudig is het
niet.
Met de heer Woudstra is spreker hefc volkomen eens, dat
de woningbouw in deze tijd het allernoodzakelijkste is.
Als antwoord op de vraag, of het College op dit punt inderdaad
al het mogelijke heeft gedaan, verwijst spreker naar wat
hij zoéven over het bouwplan 1947 heeft gezegd.
Wanneer de heer Woudstra herinnert aan de positie
van Nederland van vóór de oorlog, merkt spreker op, dat
ons land toen, wat de woningbouw betrof, een voorbeeld
voor andere landen was; het was toen ook heel rijk en wist
eigenlijk met de materialen geen raad. De bouw van een
arbeidswoning kostte toen ƒ2800.tot ƒ3500.thans
12 h 13.000. De woningnood is nu zo groot, dat men met
het gevoel krijgt, het lekker ver te hebben gebracht.
Het oefenen van critiek is in het algemeen goed en men
moet zich inspannen om de ramp zoveel mogelijk in te
perken, maar hoe denken de buitenlanders over Nederland?
In het weekblad van 3 Mei 1947 treft men een artikel van de
redactie aan, getiteld: „Onze wederopbouw in Engelse
ogen. Het reis-verslag van Max Lock."
De redactie zegt daarin: „Spoedig na de bevrijding leek
Engeland het beloofde land voor de wederopbouw. Voor
onze verbaasde ogen zagen wij de enorme en doelbewuste
voorbereiding, welke daar reeds gedurende de oorlogsjaren
was getroffen." en schetst ook het standpunt van de Neder
landers in het algemeen: „De Nederlanders zouden wel hun
eigen aard verloochenen, indien zij niet bij voorbaat een
zekere voorkeur zouden uitspreken voor wat de vreemde
biedt. Die geneigdheid bestaat bij hen op elk terreinik heb
zelfs van een Nederlandse dame de verzekering gekregen
dat „buitenlandse sneeuw altijd zoveel witter was, dan de
onze". De schrijver citeert uit het artikel, dat de architect
Max Lock, een van de belangrijkste figuren uit een vijf
tiental vooraanstaande Engelse stedebouwkundigen, die een
week lang door ons land hadden gereisd, naar aanleiding
van zijn bevindingen in een Engels tijdschrift heeft geschreven
„Wij op onze beurt kregen een practische les in het land,
gehard in eeuwen van strijd tegen de bedreigingen door de
zee. De Nederlanders oordelen slechts naar de resultaten.
Hun procedure voor de wederopbouw is direct, democratisch
en eenvoudig. Yeel directer, democratischer, eenvoudiger
dan de onze. Wij kregen dan ook de indruk, dat wij, wat de
feitelijke wederopbouw van onze steden betreft, reeds
achterop zijn geraakt."
Spreker onderschrijft geheel, wat de heer D. J. Van Dijk
over de woningbouw en een tehuis voor ouden van dagen
heeft gezegd.
In tegenstelling met mevrouw Braggaar verheugt het
spreker met het oog op het denkbeeld van de aanstelling
van een woninginspectrice, dat er geen vrouw lid van het
College is. Spreker is geen voorstander van die aanstelüng,
omdat de inspectrice direct zou zijn een verlengstuk van het
Huisvestingsbureau en het College, met alle waardering voor
haar werk, geen behoefte gevoelt aan meer klachten omtrent
het Huisvestingsbureau. Het denkbeeld moet dan ook door
spreker worden afgewezen.
Bij de uitwerking van uitbreidingsplannen zal worden
overwogen, of het mogelijk is de denkbeelden, die mevrouw
Braggaar met betrekking tot het bouwen van washuizen
heeft geopperd, te verwezenlijken. Deze zaak moet nog in
den brede worden bekeken. Het zal nodig zijn, daarbij de
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Jongeleen.)
financiële zijde te bezien en na te gaan, of de animo bij de
huisvrouwen van die aard is, dat het nemen van een dergelijke
maatregel verantwoord is. In Amsterdam en Groningen
heeft men op dit punt zeer goede resultaten bereikt.
Spreker onderschrijft volledig, wat de heer Riedel over
de huisvesting van gezinnen heeft gezegd. Het Rijk heeft
destijds aan de gemeente verzocht het Militair Hospitaal
te mogen afbreken. De gemeente heeft zich daartegen met
hand en tand verzet, waarom spreker vermoedt, dat er bij
het Rijk geen grote geneigdheid zal bestaan om het gebouw
thans aan de gemeente te verkopen. Het gebouw van het
D.B.Y.O. behoort aan het Rijk, zodat de gemeente op grond
van de desbetreffende circulaire daarvan moet afblijven.
Het Huisvestingsbureau legt, indien enigszins mogelijk,
op grote huizen en grote gebouwen beslag. Men heeft echter
te maken niet alleen met het grote probleem van het onder
brengen van de gezinnen, maar ook met dat van de huis
vesting der industrie. Spreker waarschuwt er voor, zich op
dit punt niet te vergissen. Het aantal aanvragen van de
industrie om zich in Leiden te mogen vestigen of uit te breiden,
is zeer groot, maar ook de moeilijkheden om aan deze Ver
langens tegemoet te komen zijn enorm, zodat de belangen
steeds tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Het denkbeeld van de heer van Iterson om flats voor
studenten te bouwen, zou misschien in normale tijden kans
van slagen hebben, maar de verwezenlijking daarvan stuit
thans op zeer grote moeilijkheden. Bovendien heeft het
vraagstuk twee kanten. In Leiden wonen zeer veel mensen,
die van het verhuren van kamers aan studenten moeten
leven en daarom (het geschiedde reeds vóór de oorlog)
een groot pand hebben gehuurd of gekocht. Ook met de
belangen van deze inwoners moet het Huisvestingsbureau
rekening houden.
De heer van Iterson heeft bij zijn vergelijking van Leiden
met andere plaatsen, wat de woningbouw betreft, ook
Leeuwarden en Groningen genoemd. Deze gemeenten ver
keren in het gelukkige bezit van bouwrijpe grond en hadden
reeds vóór de oorlog de straten aangelegd. Bovendien
verkeren zij door de loonfactor in een veel gunstiger positie
dan b.v. Leiden, den Haag, Amsterdam en Rotterdam;
zij blijven daardoor steeds onder de prijs van 35.per
kubieke meter en krijgen dan ook veel sneller toewijzingen
van woningen. Indien Leiden onder de prijs van 35.was
gebleven, zou het veel sneller een toewijzing van de 103
woningen hebben gekregen, maar spreker geeft het ieder
te doen op 103 woningen een som van 300.000.te bezui
nigen. Het College blijft echter op het standpunt staan,
dat de te bouwen woningen goed moeten zijn.
Noodgedwongen gaat men thans over tot de bouw van
boven- en benedenwoningen. Spreker zelf zou veel bever
laagbouw zien toegepast. De resultaten in plan „Leiden-
Noord" zal men nu moeten afwachten.
Het gemeentebestuur en het bestuur van het Diaconessen-
huis zijn tot overeenstemming gekomen met betrekking tot
de overdracht van grond. Een eventueel verzoek om te bevor
deren, dat het bestuur van het Diaconessenhuis spoedig een
bouwvergunning krijgt, zal het College in welwillende over
weging nemen.
Als antwoord op de opmerkingen van de heer van Iterson
over de particuliere bouwers zegt spreker, dat z.i. in het
geweldige tekort aan woningen niet door de woningbouw
verenigingen alleen kan worden voorzien. Het gemeente
bestuur heeft getracht de eigenbouwers bereid te doen zijn
met de uitvoering van een bouwplan te beginnen. Na de
vergadering van December 1946, waarin spreker hun de
bouw van 50 woningen had aangeboden, heeft hij in November
1947, na herhaalde malen met het bestuur van de Leidse
Bouwkring te hebben gesproken, opnieuw aangedrongen op
de indiening van een bouwplan, daarbij zeggende (het was
geen stok achter de deur), dat, indien men het niet deed,
hij zou voorstellen ook voor de middenstand door middel
van de Financieringsregeling 1947 woningen te laten bouwen;
bever heeft spreker, dat de particuhere bouwers de midden
stands- en betere woningen bouwen. Yele particuhere bouwers
nemen op het ogenbbk nog een afwachtende houding aan.
Zij hebben spreker toegezegd, een bouwplan voor 63 woningen
te zullen indienen, maar het is spreker niet bekend, of zij
daarmede reeds bezig zijn.
Het voorstel van de heer van Iterson betreffende het
verdelen van plannen in complexen en het benoemen van
architecten is, hoe goed ook bedoeld, overbodig. Reeds in
de raadsvergadering van 4 Maart 1947 heeft spreker het denk
beeld verdedigd om één architect te belasten met de leiding
van de uitvoering van het gehele plan „Leiden-Noord", maar
voor elk bouwblok daarvan een andere architect te benoemen.
Op het ogenbbk werkt de heer Buurman de plannen voor