WOENSDAG 18 FEBRUARI 1948. 73 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van der Kwaak e.a.) Dankbaar is spreker ook voor de wensen, uit de Raad tot hem gericht. Tot hen, die zwegen, zou spreker willen zeggen: zwijgende trouw heeft ook haar bekoring. Tot hen, die zakelijke critiek oefenden, zegt spreker: laat ons zo lang mogelijk bij elkander blijven tot wederzijdse steun en in het belang van onze goede stad. Aan hen, die principieel met spreker verschillen, verklaart spreker: mijn plicht is niet, u te overtuigen, maar wel te getuigen, en met het oog omhoog gericht valt dit getuigenis geven mij niet moeilijk. Wanneer de heer Knuttel opmerkt, dat er na 2000 jaren Christendom nog weinig is bereikt, wil spreker getuigen, dat de Kruisbanier nog steeds staat en millioenen zich om deze banier scharen, terwijl door dragers van deze Kruis banier baanbrekend werk op allerlei gebied is tot stand gebracht. Dit kan nog van geen enkel „isme" worden gezegd. De heer Jongeleen verwijst de heer Vos, die zijn bezwaren tegen het aangenomen spoorwegplan en de uitbreidings plannen handhaaft, naar de besprekingen, die over deze plannen enige weken geleden hebben plaats gehad. Spreker wijst er nu nogmaals op, dat men bij het opzetten van een bouwplan voor 10 jaar er rekening mede dient te houden, dat in die tijd 7000 woningen moeten worden gebouwd om het peil van 1939 te bereiken. Het plan „Leiden-Zuidwest" bevat 4200 woningen, het plan „Leiden-Noord" telt 1100 woningen, terwijl de gemeente op het ogenblik beschikt over grond voor de bouw van 400 woningen, in totaal 5700 woningen. De gemeente heeft de grond van de beide uitbreidingsplannen dus meer nodig en moet zelfs uitzien naar andere stukken grond in de gemeente. Bij de behandeling van de uitbreidingsplannen heeft spreker reeds medegedeeld, dat het onmogelijk is buiten de grenzen der gemeente het 10-jarenplan voor de woningbouw te verwezenlijken. Bij deze grote complexen woningen zijn uiteraard recreatie-oorden en sportvelden nodig; ook daarvoor moet dus grond aanwezig zijn, zodat men niet kan zeggen, dat de uitbreidingsplannen te groot van opzet zijn. Spreker antwoordt de heer van Weizen, dat de gemeente voor de uitvoering van de plannen inderdaad afhankelijk is van de goedkeuring der Regering en moet trachten deze goedkeuring te verkrijgen. Men zal allereerst moeten proberen het gebied van plan „Leiden-Zuidwest" te ontsluiten. Op dit ogenblik worden daarom pogingen aangewend, de Provinciale Waterstaat te doen besluiten om, zodra de voorstellen met betrekking tot de weg onder Voorschoten naar de Lammen- brug zijn goedgekeurd, over te gaan tot de bouw van de brug in de Lammenschansweg. Enige tijd geleden bereikte spreker het bericht, dat het er met de uitvoering van de spoorwegplannen niet zo goed voorstond, maar kortelings ontving spreker van de bevoegde instanties de mededeling, dat er te dien aanzien niets was veranderd: indien het Marshall-plan wordt uitgevoerd, zal Leiden behoren tot de drie plaatsen, waar de spoorweg- werken het eerst worden uitgevoerd. Het is nog niet te zeggen, wanneer daarmede een aanvang wordt gemaakt. Thans komende tot de beantwoording van de opmerkingen, door de heer Wilmer met betrekking tot de woningbouw gemaakt, wenst spreker in de eerste plaats het bouwplan 1947 en de daaraan voorafgaande geschiedenis te behandelen. In de circulaire van 6 Augustus 1946, No. 62/43/2443 deelde de heer Kiers (Provinciale Directie van de Weder opbouw) aan het gemeentebestuur mede, dat aan Leiden voor 1946 en 1947 een voorlopige toewijzing van 440 woningen was toegekend, d.w.z. voor 1947 440 woningen, verminderd met de 82 woningen, welke in 1946 aan de Tomatenstraat in aanbouw waren. In een bespreking op 18 November 1946 deelde de heer Kiers mede, dat de toewijzing tot 1/3 was verminderd en dus voor 1947 was teruggebracht op ongeveer 150 woningen; daarbij werd de afspraak gemaakt, die later officieel is bevestigd, dat de plannen vóór 1 Augustus 1947 moesten worden ingediend. Bij de bespreking van deze zaak in 1946 met de Directeur der Gemeentewerken, de heer Kiers en enige andere heren was reeds vrij duidelijk gebleken, dat meer spoed moest worden betracht met de plannen, die op dat moment in behandeling waren en dat het herzieningsplan „Leiden-Noord" het allereerst aan de orde moest komen. Tevens bleek, dat men de tot dan toe gevolgde methode om te trachten door middel van overeenstemming met de betrokken eigenaren de nodige gronden in bezit te krijgen, nietkon worden gehandhaafd en tot onteigening op grote schaal zou moeten worden overgegaan. In de bespreking, welke spreker 6 December 1946 heeft gehad met verschillende particuliere bouwondernemers, heeft hij medegedeeld, dat aan de gemeente voor het jaar 1947 ongeveer 150 woningen waren toegewezen en dat hij bereid was, daarvan 50 te reserveren voor de middenstands-wonig- Gemeentcbegroting Algemene beschouwingen. (Jongeleen.) bouw. De vertegenwoordigers van de particuliere woning bouw vonden dit aantal te klein, vestigden er de aandacht op, dat de woningbouwverenigingen reeds 82 woningen aan de Tomatenstraat hadden toegewezen gekregen, ver klaarden zich bereid arbeiderswoningen te bouwen en vroegen daarom de toewijzing van 150 woningen. Spreker verheugt er zich nu over, dat hij zich toen daartegen heeft verzet. In de samenkomst van de burgemeesters van omringende kleine gemeenten, welke 23 December 1946 in het Stadhuis van Leiden plaats vond en door spreker als vertegenwoordiger van de Burgemeester werd bijgewoond, heeft de heer Kiers enkele mededelingen gedaan en kwam ook de materiaal positie aan de orde. Met het hout was het zo bedroevend gesteld, dat werd aangedrongen op matiging. De heer Kiers deelde o.a. mede, dat de grondkosten niet hoger dan 1000. per woning mochten zijn. Hierop is een bespreking met de Federatie van Woning bouwverenigingen gevolgd (7 Januari 1947), waarin het spreker is gelukt van het bestuur gedaan te krijgen, dat men zou komen tot een samenbundeling in de uitvoering Van de bouwplannen. Men leefde toen namelijk in de veronderstelling, dat de bouw sneller zou geschieden, indien men een heel groot complex opzette; thans is men op dat punt wel enigs zins bekoeld. Het resultaat van deze bespreking was intussen, dat de besturen van de woningbouwverenigingen De Een dracht, De Goede Woning en Ons Belang instemden met de gedachte, voor plan „Leiden-Noord" één bouwobject uit te voeren. In de volgende vergadering werd gesproken over de keuze van de architecten en de drie genoemde besturen namen er genoegen mede, dat de heer Buurman zou worden uitge nodigd als architect voor het plan „Leiden-Noord", voor zover het betrof de bouw van deze woningen. De opdracht, aan de heer Buurman namens deze drie woningbouwverenigingen ver strekt, was een plan voor de bouw van 240 woningen op te zetten; men wilde op deze wijze een plan achter de hand hebben. In Maart 1947 waren deze besprekingen geëindigd en kwam plotseling een ander punt naar voren. Het herzieningsplan „Leiden-Noord" kwam aan de orde. In de Commissie van Fabricage hadden verschillende besprekingen plaats. De leden dezer commissie zullen zich herinneren, dat men gezamenlijk een tocht naar Rotterdam heeft ondernomen ten einde een twistvraag, die gerezen was tussen de leden der commissie aan de ene kant en de voorzitter en de technische staf van Gemeentewerken aan de andere zijde, op te lossen. De meer derheid der commissies waren na het bezoek van Rotterdam van mening, dat men in Leiden niet hetzelfde moest toepassen als in Rotterdam. Dit had ten gevolge, dat ten aanzien van het plan andere maatregelen moesten worden genomen. Het was de bedoeling Van architect Buurman, het plan in Juli 1947 gereed te hebben, maar 7 Mei 1947 deelde de heer Leicher aan spreker mede, dat vóór Juli 630 woningen in Zuid-Holland moesten zijn aanbesteed en dat Leiden een toewijzing van 50 woningen kon krijgen, indien de plannen met inbegrip van het bestek vóór 15 Mei gereed waren. Daarop is gevolgd een bespreking met de technische staf van Gemeentewerken. In de avond van 9 Mei vond een bespreking plaats, waaraan o.m. werd deelgenomen door de bouwcommissie van de drie woningbouwverenigingen, de heer Kiers, de Directeur der Gemeentewerken, de heer Libot en architect Buurman en waarin werd besloten het aanbod, waarbij de 50 woningen als extra toewijzing werden voorgespiegeld, met beide handen te aanvaarden. In deze bespreking bleek eveneens, dat bij enige bespoedi ging van de zaak, ook wat betrof het stratenplan, het aantal woningen kon worden uitgebreid (eerst tot 78, later tot 103). Op dat ogenblik was men zo ver, dat een plan werd gemaakt op een nog niet door de Raad goedgekeurd herzienings plan „Leiden-Noord". Architect Buurman was met zijn ont werp voor de 240 woningen zo ver gevorderd, dat hij een deel van het schetsontwerp kon gebruiken voor de 103 woningen en daardoor kon de zaak volledig op tijd gereed zijn. Spreker zal thans niet trachten de Raad een denkbeeld te geven van de grote activiteit, die bij de voorbereiding moest worden ontwikkeld. Thans begint het rare. 1 Juli 1947 zou het plan voor de 240 woningen bestekklaar zijn; door het plan van de 103 woningen is het blijven rusten. In de bespreking van 9 Mei was door de heer Leicher herhaald, dat de grondkosten per woning meer dan 1000.mochten bedragen; de grondkosten in plan „Leiden-Noord" waren 2450.Volgens de mede delingen van de Directeur van het Provinciale Bureau moest het bedrag van 1500.worden overgeheveld naar de andere bouwblokken. Wij zijn, zegt spreker, op deze gedachte niet ingegaan, omdat wij anders voor de vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 7