68 WOENSDAG 18 FEBRUARI 1948, Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van Schaik.) sonen samengesteld; heb bestaat uit fracties. De algemene bespreking van de onderwerpen wordt door enkele leden voorbereid; achter de bestuurstafel zitten degenen, die dezelfde functie hebben als in de gemeenteraad Burgemeester en Wethouders en in het parlement de Ministers. Het een en ander acht spreker van buitengewoon belang uit het oogpunt van vormende waarde voor de democratie. Het zou niet juist zijn hierbij het woord „spel" te ge bruiken; daarvoor is al het werk te ernstig en is het een te goede, practische oefening in het toepassen van de vormen van het democratische bestuur. Alleen indien datgene, wat in de gemeenteraad wordt gedaan, met het woord „spel" in verbinding kan worden gebracht, is wat in het Jeugd- parlement geschiedt, ook spel. Wethouder Menken en spreker hebben gemeend aan het ernstige, dat hier geschiedt, zulk een steun te moeten ver lenen, dat het tot die hoogte en die waarde komt, welke het verdient; zij hebben daarom de gelegenheid gegeven, deze zaak in een van de lokalen van het Stadhuis te be spreken. De tijd zal moeten leren, hoever de bemoeiingen van het gemeentebestuur met het Jeugdparlement zullen gaanhet College of een van zijn leden zal echter geen invloed op het Jeugdparlement mogen uitoefenen; er zal alleen sprake moge zijn van het geven van raad, gelijk het ook in Zwitserland geschiedt, en dus niet van staatspaedagogiek en van overheidsbemoeiing met dit streven van de jeugd. De wens, dat de jeugd zich steeds meer zal indenken in de zaken van staatsbelang en de plichten van de staats burger, alsmede in de functies, die zij straks van de tegen woordige bestuurders moet overnemen, brengt met zich, dat thans op allerlei wijzen hulp aan de jeugd wordt verleend. Hierbij denkt spreker ook aan het verlenen van hulp aan die sportorganisaties, welke het niet om sensatie is te doen, maar die er naar streven de jeugd te leren haar vrije tijd op nuttige wijze te besteden. Indien men de resultaten van de wedstrijden als maatstaf moet nemen, zijn de sportorganisaties in Leiden niet glorie rijk. De toestand van de velden is niet best en de hoeveelheid veel te gering. Deze kan de vergelijking met die in andere gemeenten niet doorstaan. Het is een erfenis, zegt spreker, die wij hebben overgenomen en die ons op dit ogenblik geen voldoende gelegenheid biedt in dezen te doen, wat wij graag zouden willen doen. Gemeentewerken beijvert zich, plannen uit te werken voor de sportvelden, die in de uit breidingsplannen zijn ontworpen. Het zijn zeer kostbare plannen, die wellicht te zijner tijd aan de Raad zullen worden voorgelegd. De plannen kunnen helaas niet snel worden uitgevoerd, omdat de gronden niet in het bezit van de gemeente zijn. Er is op het ogenblik geen hoekje gemeentelijke grond bruikbaar te maken voor sportveld. Het is misschien alleen mogelijk achter het Slachthuis een klein complex terreintjes op provisorische wijze als sportterrein in te richten. Het werken voor de sport en het leiding geven aan goede denkbeelden heeft spreker voortdurend beziggehouden. Het sportparlement is daarbij van belang. Een sportraad is hieruit voortgekomen; deze tracht stimulerend te werken voor allerlei dingen, die voor de diverse sportgroepen van belang zijn. Spreker komt thans tot de bespreking van enige punten, waarbij hij een opgewekter geluid kan laten horen. Jarenlang heeft Leiden het grootste schoolverzuim van Nederland gehad. Het is daarom een buitengewoon ver heugend verschijnsel, dat het thans behoort tot de plaatsen, waar slechts een zeer gering schoolverzuim bestaat. De actie in de scholen, het optreden van de politie, het werken van de commissie tot wering van schoolverzuim, de medewerking van de inspectie van het lager onderwijs, het snel behandelen en zwaarder straffen van de verschillende gevallen, hebben hier belangrijke verbeteringen gebracht. Het einddoel is nog niet bereikt, maar op sommige scholen, waar het ongeoorloofd verzuim 80 a 90 in de bezettingsjaren bedroeg en nog 40 a 50 kort daarna was, is het tot een gering aantal en zelfs wel tot nihil teruggebracht; een van deze scholen, die het ongeoorloofd verzuim volledig wist te doen eindigen behoort tot de zgn. volksscholen. Een gematigd optimisme blijkt dus wel gerechtvaardigd te zijn. Het verkeersonderwijs, dat vóór de oorlog zo goed was aangevat, dat men uit andere plaatsen kwam om er zich van op de hoogte te stellen, is na de oorlog voortgezet of opnieuw aangevat, maar het heeft zijn vroegere fleur nog niet herkregen. In het geheel nemen er op het ogenblik 24 scholen (11 openbare en 13 bijzondere) aan deel; 740 leer lingen hebben zich de laatste keer aan het examen onder worpen. Het aantal scholen had echter de 50 moeten over schrijden. Spreker zal voor wat het openbaar onderwijs Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van Sehaik.) betreft het zijne doen, dat tot verbetering kan leiden en is voornemens aan de bijzondere schoolbesturen te verzoeken in hun kring de aandacht op het nut van het verkeers onderwijs te vestigen. Ook ten aanzien van de baldadigheid der jeugd mag men gematigd optimistisch zijn. De baldadigheid van de jeugd is een heel oud kwaad. Hoe goed de Raadsleden ook staan aangeschreven, wat hun levenswandel betreft, zij allen zullen in hun kinderjaren wel kattekwaad hebben uitgehaald, al zijn zij het nu vergeten. Wanneer het kattekwaad echter overgaat in ernstige baldadigheid, vervult het velen met grote zorg. De baldadigheid was in en kort na de bezettingsjaren in die mate toegenomen, dat men zich beangst afvroeg, of men er wel ooit af zou komen. De jongste inlichtingen ver strekt door de scholen, de politie en gemeentewerken wijzen uit, dat de baldadigheid afneemt. De genomen maatregelen hebben blijkbaar een goede uitwerking gehad. Een hoopvol teken is eveneens, dat volgens de verklaringen van de directie van de scholen voor u.l.o., m.o. en het gym nasium een betere geest in de jongste klassen begint baan te brekende leerlingen dier klassen hebben grotere werklust, leggen meer ijver aan de dag en besteden meer zorg aan hun werk dan met de leerlingen van de oudste klassen het geval is geweest. De heer Hendriks vergist zich ten zeerste, wanneer hij meent, dat het College het vakonderwijs in de steek heeft gelaten. Het vakonderwijs is voor spreker altijd een bijzonder punt van zorg. In de Raadsvergadering van 27 October 1947 heeft spreker getallen genoemd, waaruit blijkt, dat het aantal aanmeldingen voor de ambachtsschool afneemt. Deze ge tallen zijn volkomen juist en op geen enkele wijze aangetast. De toen bestaande achteruitgang staat nu stil, maar is nog niet veranderd in een vooruitgang van het aantal aan meldingen. De heer Hendriks heeft over het hoofd gezien, dat spreker in genoemde Raadsvergadering heeft mede gedeeld, dat het aantal op de Ambachtsschool geplaatste leerlingen voor de bouwvakken buitengewoon was toege nomen (68 in 1938 en 105 in 1947). Bij nadere informatie is het spreker gebleken, dat de klassen voor het timmervak op het ogenblik 170 leerlingen tellen of wel ruim het dubbele van het aantal van vlak vóór de oorlog. Het aantal aanmeldingen is dit jaar ongeveer gelijk aan dat van verleden jaar. Het aantal beschikbare plaatsen op de ambachtsschool loopt tegen de 400het aantal aanmel dingen is iets meer dan 400, maar de aanmeldingen moeten nog worden geschift naar de leeftijd en het aantal jaren, dat op de lagere school moet zijn doorgebracht. Het aantal afgewezenen zal, tenzij zoals in andere jaren de ongeschikt heid groot is, niet groot blijken te zijn. Spreker vond hetgeen de heer Hendriks over het vakonderwijs heeft gezegd dan ook zeer onaangenaam. In de Mededelingen van het Nederlands Instituut van Middelbare Technici, Circulaire No. 1011 van December 1947 is uit de dagbladpers het artikel „De ambachtsschool in discrediet" overgenomen, waarin wordt gezegd: „De tegenwoordige ambachtsschool is bij het publiek niet in ere. Bij een desbetreffende enquête is nl. gebleken, dat men in bedrijven en werkplaatsen allesbehalve enthousiast is over de opleiding van de ambachtsschool." Op de vraag, of de ambachtsschool inderdaad in discrediet is en het daarom gewenst zou zijn, gelijk men in een onder auspiciën van het Nederlands Verbond van Directies en Leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs gehouden congres meende, de naam te veranderen in technische school, heeft spreker hiermede een, zij het dan niet volledig, antwoord gegeven. In de vergadering van de Tweede Kamer van 11 December 1947 heeft Minister Gielen medegedeeld, dat het aantal leerlingen van het nijverheidsonderwijs is gestegen van 34.000 in 1939 tot 47.000 in 1947. In dezelfde verhouding is het aantal leerlingen van de Leidse ambachtsschool toegenomen, hetgeen niet betekent, dat de toeneming op het ogenblik in dezelfde mate voortgaat. Na de vergadering van 27 October 1947 heeft spreker op het gebied van het nijverheidsonderwijs het een en ander verricht, dat ten gevolge heeft gehad, dat in de groepen kleermakers, schoenmakers, bakkers en horeca-personeel een actie is ontstaan om voor hun leerlingen te komen tot dagonderwijs in plaats van het tegenwoordige avond onderwijs. Spreker heeft het contact opgenomen met ver schillende directeuren en bedrijfsleiders uit de ceramische industrie om te trachten deze industrie door het toevoegen van goede arbeidskrachten nieuw leven in te blazen, waardoor zij in belangrijke mate zou kunnen toenemen en in kunst zinnig opzicht belangrijke verbeteringen zouden kunnen worden bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 2