86 WOENSDAG 18 FEBRUARI 1948. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (D. J. van Dijk.) scholen in Katwijk en in Alphen aan de Rijn. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft daarbij echter ook verklaard, dat men haar later, wanneer de omstandigheden dit nodig zouden maken, zeker niet onder de tegenstanders van stichting van een tweede ambachtsschool zou vinden. In eerste instantie heeft spreker aangedrongen op een radicale verandering in de houding van de ouders en van de onderwijzers bij het openhaar onderwijs. Dit woord „radicaal" kan men het best in zijn letterlijke betekenis opvatten, nl. tot de wortel toe. Spreker ziet de verklaring van de achteruitgang van het openbaar onderwijs inderdaad in het feit, dat er bij de openbare school geen contact is tussen ouders en school. Dit is zeer te betreuren; er zijn ouders, die principieel openbaar onderwijs voor hun kinderen verlangen en dan moet het zijn een school, waar inderdaad met de ouders en door de ouders over de onderwij squaesties gesproken zal moeten worden. Spreker ziet niet in, dat datgene, wat bij het bijzonder onderwijs van groot belang is (de invloed van de ouders op: de benoeming van leerkrachten, de uitbreiding van bestaande scholen, de aankleding van de scholen, de in richting van de bibliotheken enz.), niet bij het openbaar onderwijs mogelijk zou zijn. Toen spreker in eerste instantie sprak van bekrompenheid en kleinzieligheid, dacht hij aan de vóóroorlogse grond- politiek en de politiek op cultureel gebied in deze gemeente; de politiek op cultureel gebied was toen die van een absolute geheelonthouding. Spreker zal zelf steeds een van de grootste voorstanders van een sluitende begroting blijven. Tot sprekers grote genoegen heeft de heer A. van Dijk diens door spreker gewraakte woorden, bij de behandeling van de jaarwedde van de Wethouders geuit, teruggenomen; de heer A. van Dijk betreurde het, dat zij hem in diens emotie waren ontsnapt. Dat kan een ieder overkomen en daarom aanvaardt spreker gaarne deze verontschuldiging. De heer A. van Dijk heeft nu echter gezegd, dat de S.D.A.P. voorstandster van kinderbeperking zou zijn geweest. Dit is niet waar. Natuurlijk zijn er onder de socialisten wel voor standers van kinderbeperking, maar in de Partij van de Arbeid is het geen standpunt; het zou dit ook bezwaarlijk kunnen zijn, omdat deze partij ook christelijke en katholieke leden heeft. Ieder moet dit vraagstuk voor zich zelf oplossen. Daarbij zijn verschillende persoonlijke standpunten mogelijk. Spreker heeft dan ook de kwestie van de kindertoeslag niet in verband met kinderbeperking willen brengen, maar de nadruk gelegd op het ambtelijke karakter, dat het ambt van Wethouder anders zou krijgen. Indien spreker op te emotionele wijze heeft gereageerd op de opmerkingen, die over de subsidie aan de Stichting tot Bevordering van Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning zijn gemaakt, wil hij graag de woorden, waaraan men aanstoot heeft genomen, terugnemen. In het betoog van de heer A. van Dijk gevoelde spreker steeds het pertinent gescheiden willen houden van de delen, waaruit ons volk is samengesteld. Daarvan is spreker een absoluut tegenstander; men moet, vooral nu, zoveel mogelijk één worden en samengaan, waar dit maar even mogelijk is. In de practijk zal dit gebied nog vrij groot blijken mits men zich bewust blijft van eigen standpunt. De heer Hendriks heeft een opmerking gemaakt, die spreker niet anders dan flauw kan noemen, nl. dat even kenmerkend als het maken van plannen het niet verwezenlijken daarvan is. De Regering kan haar plannen dikwijls niet uitvoeren tengevolge van de nog altijd bestaande oorlogs-economie en tengevolge van het feit, dat het niet één partij alleen is, die de Regering vormt. In Engeland echter, waar men een regering heeft, die uit één partij is gevormd, werkt de Regering haar „planning" consequent af. Aan de tegenstanders van de Engelse Regering, de conservatieven, kan men zien, dat de Labour-regering haar programma ook verwezenlijkt. De heer J. A. N. Knuttel heeft met zijn redevoering een nummer weggegeven volgens de instructie, gegeven door het partijbureau van de Communistische Partij Nederland, nl. een aanval te doen op de Partij van de Arbeid, waarbij deze verdacht wordt gemaakt en waarbij de leiders van die Partij worden bezoedeld. Spreker betreurt het, dat de heer J. A. N. Knuttel het met een niet meer spectaculaire figuur dan spreker moest doen; hij heeft er echter van gemaakt wat er van te maken viel. Volgens de heer Knuttel bedreef spreker demagogie. Op een andere plaats wil spreker dat gaarne besprekenhier zou dit alleen een verlenging van de duur van de discussie in de Raad betekenen. De heer Knuttel noemde spreker een z.g. historicus, zulks naar aanleiding van de gebeurtenissen in Joego-Slavië; volgens de heer Knuttel begreep spreker niets van het Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (D. J. van Dijk e.a.) enthousiasme van dat volk. Tussen de constellatie van de volkeren in Oost-Europa en West-Europa bestaat echter een groot verschil; het gebruiken van een uitdrukking als „het volk van Joego-Slavië" is klinkklare nonsens; dat is een conglomeraat van volkeren, waarvoor de bevrijding tot stand gekomen is door de felle strijd van de partisanen in de Balkan die zijn er in de Balkan altijd geweest speciaal tegen de Duitsers. De heer Knuttel heeft verder sprekers politieke voorkeur betiteld als met stokjes in een goot morsen. Spreker vindt deze uitdrukking zo fraai, dat hij er verder maar niet op zal ingaan. Daarna meende de heer Knuttel op fantastische wijze nog meer persoonüjk te moeten worden, nl. door te vragen, wat weet die meneer van Dijk van de arbeidersklasse en van de arbeidersgezinnen af! Spreker zal daarop niet antwoorden. Spreker zou kunnen wijzen op het verschil in leeftijd tussen de heer Knuttel en spreker; de heer Knuttel weet er waar schijnlijk dubbel zoveel van af als spreker, maar een dergelijke methode om een politiek tegenstander toe te spreken zou, wanneer het niet een communist betrof, onbehoorlijk zijn. Het is spreker niet bekend op grond van welk hoofdstuk der gemeentebegroting sprekers lidmaatschap van de ver eniging Nederland-Indonesië in het debat is gebracht, maar hij is gaarne bereid te bestemder plaatse de heer Knuttel rekenschap van dit lidmaatschap te geven. De heer Knuttel bekroonde het geheel met de zachte bedreiging, dat spreker niet alleen voor de Raad het woord voerde en moest bedenken, dat het communisme steeds sterker werd, waarbij de heer Knuttel de aandacht vestigde op Frankrijk en Italië, en dat zulke woorden straks ook hier niet meer zouden kunnen worden gesproken. De heer Knuttel: Hè? De heer D. J. van Dijk heeft zich bij die zinsneden inderdaad reeds gepetkowd gevoeld. Op al deze dingen wil spreker niet ingaanwanneer men spreker persoonlijk wil raken, vindt hij het niet zo vreselijk; als men er pleizier in heeft, moet men het niet laten. De heer Knuttel heeft echter ook de eer van sprekers partij geraakt en wanneer men komt aan sprekers partij, waarin hij de eer heeft voorzitter van een raadsfractie te zijn, moet men zich verantwoorden. De heer Knuttel heeft durven beweren, dat de Partij van de Arbeid het socialisme van de arbeidersbeweging heeft willen verlaten. Dat is een infame leugen, die behoort bij het systeem van de communisten bij de verkiezingen. Wat in Nederland en in Leiden voor de arbeiders is bereikt, is in eerste instantie bereikt door de S.D.A.P., de partij van de democratische socialisten van vóór de oorlog. Waar de communisten in het verleden een vmger in de pap kregen, zijn de arbeiders de dupe geworden (spreker denkt hierbij aan de comité's van verweer, bij de spoorwegstaking in 1903). Spreker ontzegt de heer Knuttel en diens partij het recht voor te wenden, dat zij de belangen van de arbeiders inderdaad voorstaanzij helpen met hun bewuste ophitsingstactiek, met hun agitatie tegen het Marshall-plan het gehele land in het moeras storten en daarbij in de eerste plaats de financieel minst draagkrachtige groep, de arbeiders. Maar op hetzelfde ogenblik, dat de Communistische Partij het Marchall-plan taboe voor het land verklaart, sluit Rus land (6 Januari 1948) een handelsverdrag met de Verenigde Staten. Dit behoort tot de listen, waarover de heer Knuttel in eerste instantie zo welsprekend het woord heeft gevoerd. Spreker zou dit liever demagogie willen noemenhij beschul digt de heer Knuttel niet van demagogie, maar van ver doorgevoerde onnozelheid. Bij gebrek aan tijd kan spreker niet voldoen aan de som matie van de heer Knuttel, aan te tonen, dat het orthodoxe marxisme ooit heeft gefaald. Spreker wijst alleen op de waarde, welke de theorie van het economisch determinisme in de laatste decennia heeft gekregen, op de positie, welke de Staat inneemt in de theorieën van het marxisme. In de wisselende uitgaven van de encyclopedie der Sovjet-Unie zal men onder dit hoofd steeds een nieuw artikel vinden over de Staat, die eens vanzelf zou afsterven. Spreker zou ook naar meer serieuze litteratuur kunnen verwijzen; zelfs bij Jaurès kan men hiervoor te recht. Spreker heeft tot zijn spijt de Raad lange tijd moeten ophouden, maar meende datgene, wat de heer Knuttel gisteren tot hem had gezegd, en het spelletje, dat de commu nisten bij deze begroting hebben gespeeld, niet onbesproken te mogen laten. De Voorzitter schorst de vergadering tot Donderdag 19 Februari 1948, te veertien uren. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 20