80 WOENSDAG 18
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Voorzitter e.a.)
hoopt spreker, dat de heer Sebüller in het vervolg zal be
denken, dat deze, als Raadslid sprekende, zeer voorzichtig
moet zijn met het bezigen van uitdrukkingen, die niet alleen
de persoon en de verantwoordelijkheid van de daarbij be
trokken directeur of het hoofd van dienst raken, maar
ook in het geheel niet in het belang van de gemeente zijn.
Het gemeentebelang vereist een andere wijze van uitdrukking.
Wat de zaak zelf betreft, gelooft spreker niet, dat zij zo
ernstig is, als het in de Raad is voorgesteld. Er zijn moeilijk
heden gerezen met betrekking tot de vraag, op welke wijze
Endegeest moet worden geadministreerdde heren Kortmann
en Schüller staan daarbij op een verschillend standpunt.
Zowel het College als de Commissie voor de Gestichten zal
alle aandacht wijden aan hetgeen nodig en mogelijk is om
de gewenste verbeteringen aan te brengen.
Bij de vaststelling van de tarieven heeft men te maken
met het daarbij betrokken Ministerie en het Directoraat-
Generaal van de Prijzen, dat zich bij de mening van het
Ministerie neerlegt. De grote moeilijkheid is, dat eerst dan
verhoging van de tarieven wordt toegestaan, indien kan
worden bewezen, dat de nieuwe tarieven in verband met
de grotere uitgaven of de kleinere inkomsten noodzakelijk
zijn. De gemeente vist daarbij herhaaldelijk achter het net,
doordat aan de nieuwe tarieven geen terugwerkende kracht
ka,u worden gegeven voor zover het de verpleging van
particuliere patiënten betreft. Thans zal worden nagegaan,
of dit wel mogelijk kan worden gemaakt.
Spreker heeft zich gelukkig geprezen, dat deze winter
niet zo koud is geweest als de winter 1946/1947, omdat de
verwarming van het gesticht anders een drama zou zijn
geworden. Door de verwisseling van de ketels valt één ketel
uit en dan wordt er niet genoeg warmte geproduceerd voor
alle gebouwen. Nu valt dit in de practijk wel enigszins mee.
Zeer vele patiënten werken buiten; velen werken in de
werkplaats, die verwarmd is; er zijn ook enige paviljoens,
die verwarmd worden. Des avonds en des ochtends is de
verwarming normaaloverdag daalt de temperatuur. Spreker
heeft de temperaturen eens laten opnemen; lager dan 54°
daalt de temperatuur niet; in enkele gebouwen kwam de
temperatuur echter boven de 65°. Spreker heeft getracht
verbetering in de toestand te brengen door het plaatsen
van extra kachels, de enig mogelijke oplossingde rookafvoer
was echter zeer gebrekkig, n.l. door een pijp door de ramen;
men was dus volkomen afhankelijk van de weersgesteldheid
en had zeer dikwijls veel last van kolendamp en rook; op
andere dagen brandden deze kachels echter zeer behoorlijk.
Bij aanhoudende koude zullen er nog twee kachels worden
bijgeplaatst. Overwogen is ook de mogelijkheid, de patiënten
oVer te brengen naar de grote recreatiezaal; dan zit men
echter met de moeilijkheid van het vervoer van die patiënten;
er zijn niet genoeg verplegers ook; bovendien is het voor
de eigen patiënten gevaarlijk daar kachels te plaatsen, daar
de krankzinnigen daar tegen aan lopen. Aan de verwarmings
ketels wordt echter gewerkt en spreker hoopt, dat deze
toestand zo spoedig mogelijk verbeterd zal worden.
De quaestie van de laatstelijk geleverde verwarmingsketel
is op het ogenblik in arbitrage, zodat spreker op de vraag
van mevrouw Braggaar betreffende de leverancier van
deze ketel liever niet in gaat.
De heer Vos stelt het op prijs, dat de Voorzitter het met
sprekers suggestie betreffende de stichting van een nieuwe
schouwburg eens is. Het is natuurlijk niet sprekers bedoeling
morgen met de afbraak van de Schouwburg te beginnen
en binnen zes maanden een nieuwe te doen verrijzen; dat
is een object voor de verre toekomst, maar: gouverner c'est
prévoir, en daarom heeft spreker nu reeds de aandacht op
dit object willen vestigen.
Het was spreker een genoegen van de Voorzitter te ver
nemen, dat zodra de sterkte van het politiecorps toegenomen
is, meer gelet zal worden op voldoende surveillance. De
onvoldoende surveillance door de politie was ook de oorzaak
van het betreurenswaardig incident op de Stationsweg.
Inzoverre acht spreker een voldoende surveillance wel zeer
nodig.
Na hetgeen de Wethouder in een verhelderend betoog
over het Jeugdparlement heeft gezegd, heeft spreker daar
tegen niet heel veel bezwaar, al ziet hij niet het grote nut
er van. Spreker neemt aan, dat overeenkomstig de toe
zeggingen van de Wethouder het Jeugdparlement zal steunen
op wat de Wethouder zelf heeft genoemd het particulier
initiatief, de jeugd zelf het zal samenstellen, de verhoudingen
in het Jeugdparlement door de jeugdverenigingen zelf zullen
worden vastgesteld, het gemeentebestuur uitsluitend leiding
zal blijven geven en geen invloed zal uitoefenen op de keuze
van de te behandelen onderwerpen, noch op de wijze van
FEBRUARI 1948.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Vos.)
behandeling of op de beslissingen, die door het Jeugd
parlement zullen worden genomen.
Spreker heeft met genoegen vernomen, dat het onge
oorloofd schoolverzuim aanzienlijk is gedaald en dat door
het Leids Studiefonds drie studenten worden gesteund.
Uit het laatste blijkt het nut van deze instelling. Het was
voor spreker zeer bevredigend te vernemen, dab een van
de studenten een zeer eminente kracht is, aan wie de gelden
zeer goed zullen zijn besbeed.
Het doet spreker ook genoegen, dat blijkens het beboog
van Wethouder Menken geen behoefte bestaat aan een
sociale werkster. Spreker heeft uit diens betoog afgeleid,
dat de Wethouder niets gevoelt voor het scheppen van
functies, wanneer daaraan geen behoefte bestaat.
Tegenover de gezinszorg stond spreker evenals de Wet
houder sceptisch. Volgens de Wethouder is in het geheel
niet gebleken, dat in Zaandam versterking van de gezinszorg
noodzakelijk is. Spreker is het met de Webhouder eens,
dat er in Leiden niet heel veel reden voor bestaat.
De heer Frohwein en spreker hebben ingediend een voor
stel tot instelling van een contact-commissie voor de klein-
industrie en het winkelbedrijf, omdat zij een nauw contact
van het gemeentebestuur met de middenstand zeer nuttig
achten, maar na de toelichting en de argumenten, door
de Wethouder naar voren gebracht, vooral wat betreft de
in oprichtiug zijnde Leidse Middenstands Centrale waar
door dus uit de kringen van de middens band zelf een over
koepelend orgaan wordt geschapen, achten zij het beter
de oprichting van deze Leidse Middenstands Centrale af
te wachten, mits dan ook het gemeentebestuur bereid is
uit het antwoord van de Wethouder blijkt, dat dit inder
daad het geval is zich daarmede in verbinding te stellen.
De Leidse Middenstands Centrale moet dan ook overtuigd
zijn, dat zij, wanneer zij de belangen van de middenstand
bij het gemeentebestuur wil voorstaan, daartoe ook altijd
de gelegenheid zal hebben. Die uitlegging beantwoordt aan
de bedoeling van de voorstellers, zodat dezen hun voorstel
intrekken. De strekking van dit Voorstel was alleen, daarop
de aandacht te vestigen.
Bij de uiteenzetting van de heer van der Kwaak over de
financiële positie van de gemeente is gebleken, dat zelfs
bij de Noodvoorziening Gemeentefinanciën volgens het
ontwerp van de Commissie-Oud nog zeer onzekere factoren
zullen blijven bestaan in dit opzicht. Dit betekent, dat dus
ook dan nog op elke uitgave gelet zal moeten worden en dat
ook dan nog de uiterste zuinigheid geboden is voor het ver
krijgen van een sluitende begroting. De heer van der Kwaak
is echter als Wethouder van Financiën de houder van de
beurs en de bewaarder van de schatkamer en wanneer nu
in het College plannen komen, die het gemeentelijk budget
volgens hem niet kan bekostigen, dan moet hij voor die
beurs opkomen eu zich op het standpunt stellen, dat de
gemeente, in verband met haar financiële positie, die uit
gaven niet kan dragen, ook al zijn het misschien nuttige
zaken. Misschien doet de Wethouder dit alreeds; de Raads
leden nemen in de Raad alleen kennis van de voorstellen,
die door het College gedaan worden, maar bemerken niets
van de voorstellen, die de Wethouder van Financiën in het
College weet tegen te houden op die grond, ten aanzien
waarvan spreker zou willen, dat hij dat vaak deed. Spreker
hoopt, dat de Wethouder van Financiën dat in de toekomst
zal blijven doen.
De uitspraak van de heer Jongeleen, dat Nederland
altijd zeer op de resultaten let, is zeer juist. En dan haalt
spreker ten aanzien van de woningbouw, die in dit be
grotingsdebat het saillante punt is geweest, die uitspraak
van de heer Jongeleen aan en dan zegt spreker: ik let op
de resultaten en deze zijn allerbedroevendst. De Wethouder
heeft met zijn antwoord niet kunnen wegpraten, dat het
resultaat van 18 woningen in 1947 pover is.
De Wethouder heeft een zeer gedocumenteerd beeld
gegeven van vele besprekingen, vele circulaires, vele plannen
en toezeggingen en wijzigingen van die plannen. Spreker
beweert niet, dat de schuld van de geringe bouw bij de
Wethouder ligt. Volgens de Wethouder ligt deze schuld bij
de Wederopbouw; spreker kan dit niet beoordelen. Spreker
wil de woningbouw ook niet technisch beoordelen, maar
stelt wel de vraag, of het niet mogelijk was geweest, gezien
de urgentie van de voorziening in de noodtoestand, dat
het gemeentebestuur tot de hoge autoriteiten had gezegd:
„al dat gepraat en gedoe begint ons te vervelen, er moeten
in Leiden woningen worden gebouwd." Deze vraag komt
bij spreker op, al oordeelt hij niet graag over een zaak,
waarvan hij niet alle gegevens kent. In ieder geval is de
ellende bij de woningbouw een voorbeeld van het slechte
werken van de vele ordeningsinstanties op dit gebied, Waarop