WOENSDAG 18 EEBEUAEI 1948. 77 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Jongeleen e.a.) waarin de ouden van dagen bij ziekte of hulpbehoevendheid kunnen worden verpleegd. Nogmaals vestigt spreker de aandacht van de heer Froh- wein er op, dat de 5 ha voor recreatie-oorden voor het gehele plan „Leiden-Noord" en de onmiddellijke omgeving daarvan zijn bestemd en dus niet kunnen worden gesteld tegenover 22 ha. Het spijt spreker, dat hij de heer Frohwein evenmin als de heer Vos kan overtuigen van de juistheid van het inzicht van het College met betrekking tot de uitbreidings plannen en het spoorwegplan. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Frohwein heeft kunnen zeggen, dat de verbouwing van de Stadstimmerwerf aan de gemeente 23.500.kost. De verbouwing kost 5.500. van de kosten der restauratie van de gevel 18.000.zal de gemeente de helft voor haar rekening nemen. Het College is bereid het voorstel van de heren Frohwein en Vos tot invoering van een centraal geadministreerd autopark om praeadvies te nemen. Terwijl de heer A. van Dijk voorstander van de bouw van semi-permanente woningen is, gevoelt spreker op grond van de vele bezwaren, die voor een stad als Leiden daaraan zijn verbonden, er weinig voor, vrijwillig tot de montage-bouw over te gaan. De montage-bouw in Arnhem voldoet wel, maar eist zeer veel grond; bovendien heeft men daar op de zandgrond geen onderbouw nodig. Van de montage-bouw in de mijnstreek ging een grote roep uit; spreker is teleurgesteld van een bezichtiging daar van teruggekeerd. De daar toegepaste bouw is misschien heel goed voor hooggelegen gronden, maar kan in het westen van het land op de laaggelegen gronden en zeker in Leiden niet worden aanbevolen. Wel kan iets goeds worden bereikt met de woningen, waarvan de funderingen in Dordrecht zijn gelegd; zij be naderen de normale bouw. De bouwkosten van de montage-woningen zijn zeer hoog en bedragen -voor woningen van het type, dat men in de mijnstreek toepast, 8.000.a 9.000.indien geen onderbouw nodig isin Leiden zouden de kosten dus 10.000.a 11.000.bedragen, terwijl een normale arbeiderswoning zonder fundering 13.000.en met fun dering 15.500.kost. Hierbij is ook van groot belang, dat een montage-woning in 25 jaar en een normale arbeiders woning in 75 a 100 jaar moet worden afgeschreven. Kon men in een korte periode b.v. 1000 montage-woningen bouwen aangenomen, dat er zich geen financiële bezwaren tegen verzetten dan zou er misschien iets voor te zeggen zijn, daartoe over te gaan, maar ook de montagebouw ver loopt door het gebrek aan materialen zeer langzaam. Wat het geval Herenstraat aangaat, heeft de heer A. van Dijk zich zelf min of meer een antwoord gegeven; spreker kan niets anders zeggen dan hij reeds aan de heer A. van Dijk persoonlijk heeft medegedeeld. De Woningwet opent in dit geval voor het College niet de mogelijkheid veel te doen. Het kan de eigenaar aan schrijven, dat hij de woning moet herstellen. Staakt hij daarop de bewoning, dan wordt de woning onbewoonbaar verklaard. Daarmede komt men dus niet verder. De enig mogelijke oplossing is de tegenwoordige bewoners een andere woning te geven (reeds wekenlang worden daartoe pogingen gedaan) en dan het huis te vorderen. De moeilijk heid is, dat geen andere eigenaar bereid is, dit gezin, dat aan een woning aan de Steenschuur schade heeft aangebracht, op te nemen. De heer A. van Dijk vraagt, of het dan niet mogelijk is, een woning voor dit gezin te vorderen. De heer Jongeleen antwoordt, dat dit inderdaad mogelijk is, maar dat er ook een afspraak met de Yerhuurdersbond bestaat. Het zou een grote onbillijkheid zijn tegenover de eigenaar van het te vorderen perceel, indien men voor een gezin, dat een ander huis heeft leeggewoond, een woning vorderde. Doet de gemeente het, dan is zij ook aansprakelijk voor de vernielingen, die er in worden aangebracht. Spreker weet niet, hoe het College over dit punt, dat nog niet ter sprake is gekomen, denkt, maar vermoedt, dat het er niet veel voor gevoelt. Zodra een tijdelijke woning is gevonden, zal het gezin worden geholpen. De wijze, waarop het gezin is gehuisvest, is een schandaal, maar nog groter schande is, dat de huiseigenaar onwillig is. Het gemeentebestuur staat er machteloos tegenover. Wanneer de gemeente ingrijpt en reparaties laat verrichten, heeft zij de kosten daarvau te dragen. Spreker gelooft niet, dat het juist is tegenover zulke onwillige eigenaars, dergelijke reparaties in dergelijke huizen te laten aanbrengen. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Jongeleen e.a.) Als antwoord op de opmerkingen van de heer Key ver klaart spreker bereid te zijn om te bevorderen, dat met de directie van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezond heidsdienst overleg omtrent de uitbreidingsplannen wordt gepleegd. Spreker is overtuigd van het nut, dat samenwerking op dit punt kan hebben in verband met de eisen, die de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst kan en moet stellen. Tegenover de heer Hendriks, die een technisch man is, behoeft spreker niet te betogen, dat men moet beginnen met het ontwerpen van een plan, al is het voornaamste de uitvoering van het plan. Spreker vermoedt, dat de heer Hendriks geen enkel bewijs kan aanvoeren, dat het College plannen heeft ingediend, die niet verantwoord zijn. Volgens de heer Hendriks wordt met de uitvoering van de plannen niet de nodige spoed betracht. Het College is er echter soms reeds mede bezig, voordat de goedkeuring is afgekomen. Spreker geeft de heer Hendriks in overweging, eens te gaan zien, wat reeds in plan „Leiden-Noord" is ver richt. Een dezer dagen zal het ïioolwerk voor bouwobjecten van het plan „Leiden-Noord" worden aanbesteed. De palen en rioolbuizen zijn reeds gekocht. Het gemeentebestuur, kennende de tegenwoordige moeilijkheden van de aannemers, heeft gezorgd, dat dezen zonder te grote kapitaalinvestering een dergelijk plan kunnen aannemen. Spreker heeft reeds in de beantwoording van andere leden duidelijk doen uitkomen, dat de particuliere bouwers verstek hebben laten gaan. Volgens de heer Hendriks houdt men bij de bouw in Delft 20.000.over, hetgeen spreker moet bestrijden. De heer Hendriks verklaart alleen te hebben gezegd, dat het Verschil tussen de opzet krachtens de Woningwet en de opzet krachtens de Financieringsregeling 1947 voor de gemeente Delft een voordeel van 20.000.betekent. De heer Jongeleen zegt, dat het verschil ontstaat, doordat de Eegering bij de Financieringsregeling 1947 uitgaat van een leningsrente van 4 terwijl de gemeente naar alle waarschijnlijkheid voor 3| kan lenen. Volgens het denk beeld van de betrokken Minister zal het verschil in een be paald fonds moeten worden gestort. Wanneer tussen het ogenblik van aanbesteding en het ogenblik van oplevering der woningen de prijzen 30.000.zijn gestegen, heeft degene, die bouwt volgens de Financieringsregeling 1947 dit bedrag bij te betalen. De heer Hendriks merkt op, dat daarin door een latere ministeriële aanschrijving is voorzien. De heer Jongeleen begrijpt niet, dat een technisch man als de heer Hendriks een algemeenheid als „laten wij toch huizen bouwen zonder de moderne hulpmiddelen op de oude, beproefde wijze" kan uitspreken. Moet men dan het gebruik van de nieuwere middelen als de betonnen kap- spanten achterwege laten? Het kan zijn, dat zij niet goed zijn voor een zeer groot object van arbeiderswoningen. De Bruynzeel-dakplaten kunnen helaas niet bij de bouw van de 103 woningen worden gebruikt, maar zijn technische juweeltjes. Natuurlijk moeten de minderwaardige materialen, die op het ogenblik op de markt worden gebracht, niet worden gebruikt, maar de Technische Dienst is wel in staat deze materialen te keuren. Spreker bestrijdt de mening van de heer van Oijen, dat het Huisvestingsbureau te veel de bewoners van de grote huizen zou ontzien. Men zegt ook wel, cl at het te veel naar de arbeiderswoningen kijkt, doch dit is evenmin waar. Waar het bureau een mogelijkheid ziet om alleenstaande personen of gezinnen onder te brengen, maakt het daarvan gebruik, wie ook de bewoner van het huis is. Indien de heer van Oijen huizen kan aanwijzen, waarin nog ruimte beschikbaar is, zal het Huisvestingsbureau daar een onderzoek doen instellen. Met de heer Schüller is spreker het eens, dat men er nu de voordelen van zou genieten, indien men vóór de oorlog had gedaan, wat toen door sommigen werd gewenst. Uit het antwoord aan de heer van Iterson heeft de heer Eiemens kunnen afleiden, dat spreker een voorstander is van het scheppen van bedrijfsruimte, maar zich bewust is van de moeilijkheden, die daarbij door andere problemen worden geschapen. In het afgelopen jaar is de aandacht en de werkkracht van sprekers afdeling gevraagd voor het ontwerpen >an diverse plannen; zij heeft ook de uitvoering van verschillende plannen voorbereid, waarbij haar aandacht voor allerlei onderdelen werd gevraagd. Met de bestudering van vraag-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 11