MAANDAG 26 JANUARI 1948.
25
Beschikbaars tellen gelden ten behoeve van aanbrengen
(Jongeleen e.a.) voorzieningen in „de Lakenhal
De heer Jongeleen antwoordt, dat het een tweedehandse
ketel is van het type Bredero-Balrel Ltd., De ketel bestaat
uit 15 leden, heeft 36 m2 verwarmd oppervlak en een ver
mogen van 252.000 verwarmingseenheden. De ketel zal ter
plaatse worden getoetst; hij zal met de zandstraal worden
bewerkt, waarna technici zullen onderzoeken, of hij aanvaard
baar is. Volgens de technici voldoet de ketel wel aan de gestel
de eisen.
De heer A. van Dijk zegt, dat, indien de ketel in goede staat
verkeert, de prijs niet te hoog is.
Spreker zal gaarne vernemen, of het hoofden van dienst in
het algemeen is toegestaan, op zeer eenvoudige vragen als
deze van raadsleden te antwoorden buiten de betrokken Wet
houder om; het stellen van deze vragen in de Raadsver
gadering zal daardoor overbodig zijn.
De heer Jongeleen zal deze vraag nader overwegen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de beslissing
omtrent de wijze van behandeling van het adres van de Leidse
Kermis-exploitanten inzake het verkrijgen van het z.g.n.
Leidse Burgerrecht.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen.
De heer A. van Dijk constateert, dat het organiseren van een
Lunapark in Leiden in het algemeen niet op principiële be
zwaren stuit, te meer waar elk jaar op 3 October reeds een
Lunapark georganiseerd wordt.
Over het algemeen is het bezoek aan het Lunapark op 3
October voor de Leidse ingezetenen te kostbaar, vooral
wanneer zij een gezin hebben. Thans verzoeken de Leidse
kermis-exploitanten echter in de vacantie een lunapark op
kleine schaal te mogen organiseren en spreker verzoekt het
College over dit verzoek praeadvies uit te brengen.
De heer van Weizen ondersteunt het verzoek van de heer
A. van Dijk. Spreker verzoekt het College deze quaestie nog
eens onder ogen te zien, omdat het uitsluitend een aange
legenheid van Leidse ingezetenen betreft.
De heer Woudstra vraagt of het organiseren van enige
Leidse kermisvermakelijkheden is een zaak van de Burge
meester of van de Raad.
Spreker is het niet eens met de heer A. van Dijk, dat er in
Leiden geen principiële bezwaren zouden bestaan tegen een
Lunapark. Bij spreker bestaan dergelijke principiële bezwaren
wel degelijk, zowel uit moreel oogpunt als met het oog op de
tegenwoordige tijdsomstandigheden. Dat het pubhek in deze
tijd gelegenheid krijgt het toch al niet te hoge loon te ver
gokken op een kermis acht spreker uit sociaal oogpunt niet
verantwoord.
De heer D. J. van Dijk ondersteunt het verzoek van de heer
A. van Dijk aan het College om praeadvies op dit adres uit
te brengen.
In grote lijnen kan spreker zich wel aansluiten bij de
woorden van de heer Woudstra.
Beschikbaarstellen gelden ten behoeve van aanbrengen
(Voorzitter e.a.) voorzieningen in „de Lakenhal".
De Voorzitter zegt, dat het College er geen bezwaar tegen
heeft dit adres in praeadvies te nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
nader voorstel van de Voorzitter besloten, het adres te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies.
De Voorzitter memoreert het vertrek van de heer Perquin
uit de Raad. De heer Perquin heeft eerst deel uitgemaakt
van de Tijdelijke Gemeenteraad, en was als zodanig lid van de
Commissie van Financiën en van de Commissie voor het Onder
wijs en was vervolgens lid van de Gemeenteraad, als hoedanig
hij zitting had in de Commissie van Financiën. Spreker dankt
de heer Perquin voor al hetgeen hij als Raadslid in het belang
van de gemeente heeft gedaan.
(Teltenen van algemene instemming.)
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Schüller verzoekt de verschijning van de Hande
lingen te bespoedigen.
Voorts verzoekt spreker om, zolang de centrale verwarming
op Endegeest niet voldoende functionneert, de slecht ver
warmde localiteiten van een nood-verwarming te voorzien.
Ten slotte vraagt spreker de Voorzitter, zo mogelijk vóór
de volgende Raadszitting een excursie van de Raadsleden
naar de Stadstimmerwerf te organiseren, zulks met het oog
op een voorstel, waarover de Raad in die zitting zal hebben te
beslissen.
De Voorzitter zal aan een en ander zijn aandacht schenken.
De heer Hendriks heeft klachten vernomen over de toestand
van de Rijn- en Schiekade, in verband waarmede hij vraagt,
of de hierbij betrokken Wethouder van de toestand daar ter
plaatse op de hoogte is en of het bedrag van 14.000.dat
de Raad in zijn zitting van 28 April 1947 voor de verbetering
van die kade heeft gevoteerd, eigenlijk als verloren moet
worden beschouwd.
De heer Jongeleen is voornemens deze vraag, welke ook is
gesteld bij het onderzoek van de begroting voor 1948 in de
afdelingen, in de volgende Raadsvergadering te beantwoorden.
De heer A. van Dijk deelt mede, dat de heer Zwanenburg,
die van de Nederlandse Spoorwegen verlof had gekregen tot
het plaatsen van een viskiosk op een terrein, behorende aan
deze naamloze vennootschap, op last van het gemeente
bestuur die kiosk onmiddellijk heeft moeten verwijderen.
Gelet op het buitengewone belang, dat de heer Zwanenburg
bij de instandhouding van de kiosk heeft en op de omstan
digheid, dat dit geen nadelige invloed heeft op het aesthetische
van de omgeving, verzoekt spreker het College aan de heer
Zwanenburg alsnog verlof tot het plaatsen van de kiosk
te geven.
De heer van der Kwaak antwoordt, dat deze zaak een punt
van bespreking zal uitmaken in de vergadering, welke de
Commissie voor de Markt- en Havendienst 4 Februari a.s.
zal houden. Evenals het vorige heeft ook dit College zich
steeds op het standpunt geplaatst, dat aan de openbare weg
geen gelegenheid tot het bakken van vis moet worden gegeven.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.