MAANDAG 26 JANUARI 1948.
21
Toezeggen van een bijdrage in de kosten van de
(Jongeleen) spoorwegplannen.
Gevangenlaan hadden zij dan niets behoeven te doen; bij de
smalle overweg aan de Lage Morschweg zouden zij dan kunnen
volstaan met een smalle overweg en bij de overgang aan de
Haagweg hadden zij de bestaande toestand kunnen hand
haven. Volgens dit plan echter zal er bij de Haarlemmervaart
komen een viaduct van in totaal 15.50 m breed, nl. een onder
doorgang van 7 m met aan weerszijden rijwiel- en voetpaden;
de viaduct aan de Maredijk wordt 15.50 m breed, het viaduct
aan de Rijnsburgerweg 28.50 m, aan de Gevangenlaan, waar
op het ogenblik niets is, komt een tunnel van 22 m; bij de
Morschweg, waar een nauwe overgang is, komt een overweg
van 15,50 m, bij de Gordelweg een tunnel van 17,50 m.
Natuurlijk kan men de stelling poneren, dat de Nederlandse
Spoorwegen dit tegenover Leiden verplicht zijn te doen.
Men heeft ook gesproken over de belangen van het Rijk.
Het tunnelplan schept de mogelijkheid, dat het wegverkeer
door middel van de uitvalswegen, die van zuiver plaatselijk
belang zijn, op het Rijkswegennet komt. Het Rijkswegennet
is niet door, maar op een voor Leiden zeer gunstige wijze
rondom de stad geprojecteerd, behalve bij de Morschweg,
waar een kleine verandering moet worden aangebracht.
Het behoort niet tot sprekers taak de Nederlandse Spoor
wegen te verdedigen; toch wenst hij tot hen, o.a. de heer
Hendriks, die zich de min of meer kinderlijke voorstelling
maken, dat de lijn Amsterdam-Dordrecht een goudmijn voor
de spoorwegen is, te zeggen: staart u niet blind op deze
lijn, maar bedenkt, dat aan de Nederlandse Spoorwegen ook
de eis wordt gesteld het verkeer te onderhouden op lijnen,
waarop het vervoer gering is en de kosten van het onderhoud
hoog zijn. Het staat op het ogenblik vast, dat de Nederlandse
Spoorwegen de uitvoering van dit plan niet alleen kunnen
bekostigen. Er is door de Regering en de Nederlandse Spoor
wegen een nieuwe naamloze vennootschap als tussenmaat-
schappij opgericht voor de verwezenlijking van drie grote
plannen (Rotterdam, Eindhoven en Leiden), die de Neder
landse Spoorwegen alleen niet kunnen betalen, omdat er een
bedrag van 200.000.000.mede gemoeid is.
De heer Vos kan aannemen, dat het College, al mist het
diens breedheid van blik, bij de onderhandelingen meer voor
Leiden heeft gedaan dan uit de notulen van de besprekingen
blijkt. De heer Boogerd en spreker hebben zich met hand en
tand tegen de verwezenlijking van het denkbeeld van de
Nederlandse Spoorwegen verzet; zij hebben alles in het werk
gesteld om op de naar hun oordeel voordeligste wijze het
aandeel van Leiden te doen bepalen. Toen het hun niet
gelukte en een voorlopige overeenkomst werd gemaakt,
heeft het College niet berust in deze geëiste bijdrage van
6.000.000.omdat het dat ook onbillijk achtte. Het
College heeft toen een bespreking gehad met Minister Vos en
het was na die bespreking inderdaad zo naïef om te menen,
dat het voor de gemeente Leiden een millioen had verdiend
dat was kinderlijk naïef, maar spreker verzekert, dat het College
bij Minister Vos voor Leiden resultaten bereikt heeft, die de
heer Vos, ondanks zijn breedheid van blik, misschien niet
zou hebben bereikt. Het College is bij Minister Vos speciaal
voor de Leidse belangen opgekomen op grond van het feit,
dat het onbillijk was, bij een dergelijke regeling door Leiden
6.000.000.te laten betalen. Daarmede heeft het College
succes gehad. Het College heeft als argument bij deze bespre
kingen aangevoerd, dat speciaal de Spoorwegen groot belang
bij dit plan hebben. Bij zo zuinig mogelijke uitvoering zal dit
plan, voorzover spreker dit kan zien, bovendien geen
19.000.000.kosten; spreker gelooft, dat het eerder
18.000.000.zal kosten dan 19.000.000.Bedragen de
kosten echter meer dan 20.000.000.dan nog zal aange
toond moeten worden, dat die hogere kosten in het belang
van Leiden gemaakt zijn; anders betaalt Leiden er niets aan.
De heer Riedel antwoordt spreker, dat ook het College be
treurt, dat de overweg aan de Haagweg a niveau zal blijven.
Het omhoogbrengen ook van dat gedeelte van het baanvak
en van de brug zou anderhalf millioen kosten en het College
acht dat grote offer niet verantwoord.
De verbetering van de toestand bij de overweg bij de Vink
is een quaestie die allereerst het Rijk aangaat en hoewel
spreker niet precies weet, hoe de toekomstige ontwikkeling
daar zal zijn, kan men ook op dit punt enige veranderingen
tegemoet zien. Het is waarschijnlijk de bedoeling, dat de weg
4b bij de omlegging onder de spoorbaan doorgaat; spreker
weet het echter niet zekerhet zal dan voor het verkeer,
komende van Leiden via de Haagweg niet moeilijk zijn, op de
nieuwe weg te komen.
De uitvoering van het plan zal geen eenvoudig werk zijn;
een groot gedeelte van de technici der spoorwegen zal er aan
te pas moeten komen; over de Leidse arbeiders behoeft men
zich niet bezorgd te maken, zij zullen er inderdaad bij te
werk gesteld worden.
Toezeggen van een bijdrage in de kosten van de
(Jongeleen e.a.) spoorwegplannen.
Er is geen koehandel met de Nederlandse Spoorwegen
gedreven, zoals de heer Aalders opmerkte. In vergelijking met
Amsterdam verkeert Leiden in een gunstige positie. In Am
sterdam werden destijds de kosten van de uitvoering der
spoorwegplannen geraamd op 28.000.000.De Neder
landse Spoorwegen hebben 10.000.000.of 36 betaald
(in Leiden 40 de gemeente Amsterdam betaalde
9.000.000.of 32 (Leiden betaalt ten hoogste 30
het Rijk betaalde 9.000.000.of 32
In Utrecht kostte de uitvoering van het gehele plan
7.500.000.waarvan de gemeente 1.500.000.of 20
betaalde, terwijl de Nederlandse Spoorwegen alleen de bestel-
goederenloods en een gedeelte van de verbouwing van het
hoofdgebouw voor hun rekening namen en de overige kosten
voor rekening van het Werkfonds kwamen.
InRotterdam zijn, naar spreker meent, de verhoudingen
gelijk aan die in Leiden.
Het is spreker opgevallen, dat de heren Vos en Aalders,
die beiden wel zeer nauw betrokken zijn bij de handeldrijvende
middenstand, het belang van het spoorwegplan hebben
onderschat. Telkens wanneer een vrachtwagen voor de
spoorbomen op het voorbijrijden van een trein moet staan
wachten, betekent het voor de zakenman een klein verlies
in geld, maar wanneer het zich herhaaldelijk voordoet,
vormen de kleine bedragen ten slotte een grote som. De
zakenwereld in het algemeen heeft er dan ook groot belang
bij, dat het verkeersobstakel verdwijnt.
Het College heeft dit plan bij de Raad durven indienen,
omdat het gevoelt als gemeentebestuur een dienende taak
te hebben. Men heeft rekening te houden met de mogelijk
heden van ontwikkeling der stad. Wanneer het verkeers
obstakel blijft bestaan, verliest Leiden zijn aantrekkings
kracht op de industriëlen, die er anders wel hun industrieën
zouden willen vestigen. Integendeel. Bovendien: de ont
wikkelingsmogelijkheden van Leiden liggen nu eenmaal
vooral aan de zijde van de Morschweg; ook de aansluitingen
op het Rijkswegenplan zijn daar geprojecteerd. Tengevolge
van het bombardement heeft Leidon nu ook te maken
met het plan tot verbetering van de Stationsweg en omge
ving; voor verwezenlijking daarvan is voorwaarde ook een
betere toestand aan de Rijnsburgerweg en deze is te ver
krijgen door dit plan. Niet alleen het tegenwoordige, maar
ook het komende geslacht zal blij zijn met dit besluit en
het ogenblik zegenen waarop de Raad het besluit heeft ge
nomen om dit vraagstuk, waarmee men sinds 1920 ge
worsteld heeft, nu eindelijk uit de weg te ruimen en tot
oplossing te brengen.
Spreker is overtuigd, dat dit plan nu zal moeten worden
uitgevoerd. Het schijnt, dat dergelijke plannen altijd aan de
orde moeten komen in een tijd, dat men het het slechtst kan
betalen. Het is werkelijk niet een dreigement van de Spoor
wegen, dat men het plan nu moet uitvoeren, met het mes op
de keel. Wanneer men thans dit spoorwegplan niet zou aan
vaarden, omdat Leiden het niet zou kunnen dragen, dan zou
men een weldaad bewijzen aan de Spoorwegen; wanneer deze
het Leidse plan op het ogenblik laten vóórgaan, dan is dit,
omdat Leiden zo heel sterk op verwezenlijking van deze
plannen heeft aangedrongen. Er zijn in Nederland nog heel
wat stationsplannen, die moeten worden uitgevoerd en de
Nederlandse Spoorwegen zitten heus niet op het Leidse
spoorwegplan te wachten.
De heer van der Kwaak is ook steeds doordrongen geweest
van de ernst van dit vraagstuk. Het is spreker bij de be
studering van de spoorwegplannen opgevallen, dat de deel
nemende partijen ten aanzien van de technische zijde van
het vraagstuk elkaar spoedig hebben gevonden, terwijl er
steeds verschil van mening was over de verdeling van de
kosten over de verschillende instanties. In de jaren 1939/1941
is de bijdrage van de gemeente Leiden vastgesteld op 30
van de kosten. Bij de onderhandelingen in het najaar van
1946 bleven de andere partijen dan ook vasthouden aan dit
percentage. Na vele en moeilijke onderhandelingen heeft
men er tenslotte in toegestemd, dat Leiden 5 millioen zou
bijdragen, 25 van de geraamde kosten met dien verstande,
dat tenminste 25 en ten hoogste 30 ten laste van de
gemeente zouden komen. In technisch opzicht zijn er belang
rijke argumenten voor dit voorstel; de uitvoering van dit
plan is nl. van primair belang voor de opbloei en de ont
wikkeling van de gemeente, voor de ontwikkeling van de
industrie in de gemeente, ook in verband met de ligging
van Leiden als toekomstig brandpunt van het Rijkswegen
plan, en als centrum in het Westen. Het College heeft echter
ook de financiële zijde van dit plan nauwkeurig bestudeerd
en daaraan verscheidene vergaderingen gewijd; juist in ver
band met de toekomstige ontwikkeling van de gemeente-