20
MAANDAG 26 JANUARI 1948.
Toezeggen van een bijdrage in de kosten van de
(Aalders e.a.) spoorwegplannen.
van Amsterdam en van Rotterdam even goed groot belang
als de inwoners van Leiden. Ook de Spoorwegen hebben
hierbij groot belang en profiteren hiervan. Spreker betreurt
dan ook, dat dit grote object, dat zal komen ten bate van de
gehele gemeenschap, heeft gevormd een onderwerp van koe
handel, van loven en bieden. Dit schijnt helaas de methode
te zijn bij dergelijke zaken. Dit is natuurlijk niet de schuld
van het College. Naar sprekers mening moet het Rijk, als
alles overkoepelende organisatie, uitmaken wat ieder betalen
moet, daarbij in aanmerking nemende ieder's belang bij de
zaak en ieder's draagkracht. Thans is eigenlijk ieder's aandeel
vastgesteld door de Nederlandse Spoorwegen. Dat is niet de
schuld van het College. Hoewel spreker er over denkt, zijn
stem aan het voorstel te geven, gezien het algemeen belang,
dat er bij betrokken is, wil hij een woord van protest laten
horen tegen deze wijze van vaststelling. Het bedrag van
5 millioen zal wel het laagste bedrag zijn, waartoe men is
kunnen komen, maar het betekent dan toch een last van
62,50 per inwoner, als men ook medetelt degenen, die nu
heel weinig last van de overweg ondervinden en straks heel
weinig pleizier van de verbetering zullen hebben, behalve
op de dag van hun begrafenis.
De passage omtrent de bijzondere middelen tot dekking
van een min of meer aanzienlijk deel van de jaarlijkse kosten
acht spreker niet gelukkig; aan dergelijke raadseltjes heeft
de Raad niets en geen enkele zakenman zal er op bouwen.
Ten slotte vraagt spreker, of het mogelijk is om, nu Leiden
zoveel moet bijdragen, in de besteksvoorwaaarden de bepaling
te doen opnemen, dat Leidse arbeiders moeten worden in
geschakeld en ook een belangrijk gedeelte van de Leidse
onvolwaardige arbeiders zal worden te werk gesteld.
De heer Riemens gelooft, dat het in deze gaat om een
nagenoeg zuiver Leids belang. Wanneer de Nederlandse
Spoorwegen de frequentie op de lijn Amsterdam-Rotterdam
vergroten, gaan eenvoudig de bomen vaker omlaag en zal
de overweg nagenoeg de gehele dag gesloten zijn.
De heer Hendriks is het absoluut niet eens met de op
merking van de heer Riemens en onderschrijft ten volle het
betoog van de heer Vos. Een bijdrage van 10 in de kosten
acht spreker zeer reëel. Het gaat hierbij nagenoeg uitsluitend
om spoorwegbelangenindien de spoorbaan niet wordt ver
hoogd, kan de frequentie niet worden opgevoerd. Het gaat
niet aan, de overweg bijna de gehele dag gesloten te houden;
de spoorwegen zullen passage moeten toestaan. Aangezien de
lijn Amsterdam-Dordrecht de goudmijn van de Nederlandse
Spoorwegen is, is spreker ook niet zo benauwd voor een
opschorting van deze plannen. De spoorwegen hebben grote
plannen met meer lijnen; opvoering van de frequentie, een
verbinding van Amsterdam met Kijkduin enz. Er zitten
geweldige exploitatie-mogelijkheden in de spoorwegen.
Wat het Leidse belang betreft, is het voor Leiden aan
genamer, wanneer de entree wordt verbeterd en het een
behoorlijk station krijgt. Het verkeer onder het viaduct is
echter niet uitsluitend Leids verkeer, maar ook landelijk
verkeer en voor een belangrijk deel tramverkeer, dus ook van
de spoorwegen. Hoe spreker de zaak ook wendt of keert, hij
komt altijd bij de Nederlandse Spoorwegen te recht. Spreker
vindt het een schandaal, dat een dergelijk bedrag van een
noodlijdende gemeente wordt gevraagd voor een dergelijk
project.
De heer Jongeleen zegt, dat de heer van Iterson de last,
die door dit plan op de gemeente gelegd wordt te zwaar acht
en er op wijst, dat de lonen tweemaal zo hoog zijn geworden
en niet driemaal, en dat dus niet alle kosten tot het drie
voudige zijn gestegen. Inderdaad is het loon slechts tweemaal
zo hoog geworden, maar het materiaal is, naar men veiüg
mag aannemen, drie en een half maal zo duur gewordenwaar
bij dit werk het arbeidsloon slechts één derde van de kosten
uitmaakt en het materiaal twee derde, moeten de totale
kosten niet vermenigvuldigd worden met drie, maar met een
grotere factor.
Spreker geeft de heer Wilmer toe, dat aan dit plan schaduw
zijden zijn verbonden, natuurlijk; dat erkent het College ook.
Dat het te betreuren is, dat dit plan nu pas wordt uitgevoerd,
en niet verwezenlijkt is vóór 1940, kan ieder onderschrijven,
maar ook vele andere plannen, zowel van het Rijk als van de
gemeente, zijn niet verwezenlijkt. De omstandigheden van
vóór 1940 waren anders dan nu.
Het doet spreker buitengewoon genoegen, dat de heer Vos
met zulk een breedheid van blik geconstateerd heeft, dat het
College een kinderlijk plezier heeft gehad over het feit, dat
het in staat geweest is voor de gemeente één milüoen te be
sparen. Spreker betreurt zeer, dat men een man met de breed-
Toezeggen van een bijdrage in de kosten van de
(Jongeleen) spoorwegplannen.
heid van blik van de heer Vos niet in het College heeft gehad;
anders had hij als zakenman voor het College kunnen op
treden. De heer Vos heeft op kinderlijk-naiëve wijze enkele
cijfers betreffende dit zeer ernstige plan naar voren gebracht
volgens de heer Vos kostte dit plan in 1939 één millioen,
thans twee millioen. Maar dan vergeet de heer Vos, dat sinds
1940 de prijzen zeer gestegen zijn. Maar ja, dat is maar
kinderwerk, daarover behoeft men niet te praten. De heer
Vos zal, leest hij de stukken beter, bemerken, dat de kosten
van het plan in 1939 waren geraamd op 3.740.000.
(Spreker laat thans buiten beschouwing het plan om de
spoorbaan naar het Haagwegkwartier te verhogen.) In 1942
hebben de Nederlandse Spoorwegen bij de onderhandelingen
over de verdeling van de kosten bezwaar gemaakt en een ander
plan ingediend, waarvan de kosten werden geraamd op
6.680.000.De Inspecteur-Generaal berekende, dat van
de meerdere kosten ad 2.940.000.17.5 door de gemeente
Leiden en 78 of 79 door de Nederlandse Spoorwegen zouden
moeten worden betaald, hetgeen door de Nederlandse Spoor
wegen niet werd aanvaard. De gemeente zou dan hebben
moeten betalen 30 van 3.740.000.en 17,5 van
2.940.000.of wel 1.636.500.Ook als men zich op het
standpunt van de zakenman stelt, dient men te bedenken,
dat de stijging van de prijzen niet alleen voor het Rijk en de
spoorwegen, doch ook voor de gemeente geldt. Sinds 1939
zijn de prijzen met ongeveer 300 gestegen. Het aandeel in
de kosten, berekend op de grondslag van de verdeling in
1939, zou op het ogenblik dus 3 X 1.636.500 d.i. 4.909.500.-
of rond 4.910.000.moeten bedragen, hetgeen met het
thans voorgestelde bedrag van 5.000.000.inderdaad een
klein verschil maakt.
Met behulp van enige cijfers wenst spreker thans aan te
tonen, dat het een fabeltje is, dat bij de thans voorgestelde
verdeling Leiden het kind van de rekening zal worden en de
Nederlandse Spoorwegen de lachende derde zullen zijn.
In 1939, toen de kosten van het plan waren geraamd op
3.740.000.had Leiden toegezegd 1.000.000.(27
De bijdrage van de Nederlandse Spoorwegen werd gekapita
liseerd als volgt: onderhouds- en vernieuwingskosten
67.000.extra tractiekosten 100.000.gratis beschik
baar stellen van gronden enz. 150.000.besparing wegens
opheffing overweg i ƒ300.000.in totaal i 617.000.
17
Er werd verwacht, dat het Rijk van de totale kosten ad
3.740.000.zou bijdragen 2.123.000.maar het Rijk
verzette zich met hand en tand tegen het denkbeeld, dat het
zelf het leeuwendeel van deze kosten zou dragen. Leiden
heeft zich toen garant verklaard voor 17 de spoorwegen
voor 27 het Rijk zou dan 56 moeten bijdragen. Dat
wilde het Rijk echter niet. In 1942 is voor Leiden een zeer
gunstige regeling getroffen; Leiden zou betalen 30 de
Nederlandse Spoorwegen 40 en Rijk, Provincie, gemeenten en
Noord-Zuid-Hollandse Tramweg Maatschappij tezamen 30
Spreker wil de Nederlandse Spoorwegen niet verdedigen,
maar verzet zich toch tegen de wijze, waarop ze hier in het
geding worden gebracht. Over dit plan is gesproken, alsof het
hier alleen geldt een belang van de Nederlandse Spoorwegen.
Men wijst er dan op, dat de Spoorwegen belang hebben bij
verbetering van de toestand aan de Rijnsburgerweg/Stations-
weg, en koppelt daaraan de toekomst vast, maar de Spoor
wegen kunnen niet ongestraft zonder meer deze overweg a
niveau blijven passeren; wanneer op het baanvak Amsterdam/
Rotterdam straks een kwartierdienst ingevoerd zal worden,
dan betekent dit practisch, dat de overweg aan de Rijnsbur-
gerweg voorgoed gesloten is. Welk belang hebben de Neder
landse Spoorwegen daarbij? Hebben zij concessie of hebben
zij geen concessie? Men vergeet, dat in de allereerste plaats
Leiden hierbij een zeer groot belang heeft. Wanneer de Spoor
wegen zonder medewerking van de gemeente Leiden deze
spoorbaan zouden verhogen en, gezien de enorme omvang
van dit vraagstuk, zich zouden beperken tot de bouw van een
nieuw station aan de Rijnsburgerweg, aan dit verhoogde
baanvak, welk belang hebben de Spoorwegen er dan bij om
daar een breed viaduct te maken? De Spoorwegen hebben
geen belang bij het wegverkeer, de gemeente Leiden wel.
Thans echter zullen de Spoorwegen het gehele baanvak,
vanaf de Haarlemmertrekvaart tot bij de Vink, omhoog-
brengen. Aan de Haarlemmerweg heeft men een zeer smalle
overweg; de Spoorwegen zouden er mee kunnen volstaan,
daar een zeer smal viaduct te maken, alleen voor het rijver-
keer, in overeenstemming met de bestaande toestand; dan
zouden zij volledig aan hun verplichtingen hebben voldaan.
Bij de onderdoorgang aan de Maredijk zouden zij ook hebben
kunnen volstaan met enkele ijzeren binten te leggen, met de
zeer smalle onderdoorgang onder de verhoogde baan, ook over
eenkomstig de bestaande toestand. Bij de overweg aan de