214 MAANDAG 22 DECEMBER 1947. Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering (Woudstra e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis. voerde aan, dat de Landelijke commissie voor de keurlonen reeds met een rapport is gekomen. Spreker vreest, dat dit rapport te zijner tijd met zovele andere rapporten bijgezet zal worden in de archieven van het Ministerie; hij ziet de mogelijkheid van uniformering van deze tarieven over het gehele land niet in, omdat de omstandigheden in elke ge meente verschillend zijn. De heer van der Kwaak betreurt de gang van zaken, die de heer Frohwein thans voorstelt. Er is een zekere climax in alles, ook in het standpunt, dat de heer Frohwein inneemt. In de Commissie van Financiën heeft hij slechts een enkel bezwaar naar voren gebracht, n.l., dat de slagers deze ver hoging niet mogen doorberekenen; in de Raadszitting van 1 December j.l. meende hij, dat eerst nadere gegevens ver strekt moesten worden en nu stelt hij voor, een accountants onderzoek in te stellen en het resultaat van het werk van de Landelijke commissie voor de keurlonen af te wachten. Men moet een zaak altijd van alle zijden belichten en de heer Frohwein had moeten weten, dat in genoemde com missie, naast vertegenwoordigers van de Vakgroep Slagerij, ook zitting heeft een vertegenwoordiger van het Directoraat- Generaal van de Prijzen. Dat is één stem, zoals de heer Frohwein nu zegt, maar het College heeft zich ook tot die instantie gewend, omdat het deze zaak niet aanhangig wilde maken bij de Raad, tevoren reeds wetende, dat het voor deze verhoging van de tarieven geen goedkeuring zou krijgen van het Directoraat-Generaal van de Prijzen. Reeds in 1943 is een Staatscommissie ingesteld voor de keurlonen, die echter in 1945 ontbonden is. In September 1946 is de Lande lijke commissie voor de keurlonen ingesteld en deze heeft tot op heden laat dit de Raad tot geruststelling zijn nog niets gepubliceerd. In tegenstelling tot alle andere gemeenten heeft Leiden echter, hoewel het dit wel kon, de keurlonen tot nu toe niet verhoogd. Spreker betreurt zeer, dat hier gezegd is, dat er accountants naar de verschillende gemeentebedrijven gestuurd moeten worden om de zaak te onderzoeken, vooral wanneer dit zou moeten geschieden aan de hand van de gegevens, die van de zijde van de slagers aan het gemeentebestuur zijn verstrekt; spreker zal straks trachten eens enkele cijfers uit de door de slagersbonden gezonden circulaires te ontzenuwen. Spreker betreurt ook, dat gezegd wordt: de dienst van het Openbaar Slachthuis kan misschien gereorganiseerd worden; de ambtenaren daar hebben de handen vol werk. Waar in andere gemeenten het wel mogelijk is geweest de tarieven te verhogen, stelt het College er prijs op deze zaak nog hedenmiddag af te doen. De Raad kan dit voorstel altijd nog verwerpen; dan heeft men in elk geval elkaar over en weer kunnen horen. Gezien het werk van de in 1944 ingestelde commissie in de practijk zal het nog wel even duren, voordat er een landelijke regeling komt. De heer Frohwein antwoordt de heer Woudstra, volgens wie spreker een logische denkfout gemaakt zou hebben, dat hij zijn motie grondt op twee motieven, n.l. een econo misch rapport over het Openbaar Slachthuis en het besluit van de Landelijke commissie inzake de keurlonen. Het is in het geheel niet onlogisch om, wanneer men het vermoeden heeft, dat bij een zekere tak van dienst van de gemeente economischer gewerkt kan worden en wanneer men het tekort, uit die minder economische exploitatie-voortkomende, niet tot het uiterste toe wil uitbuiten en gebruiken om de tarieven te verhogen, eerst de hand in eigen boezem te steken, teneinde dat tekort van f 53.000.weg te werken. Wie zegt spreker, dat na het economisch onderzoek het tekort niet tot b.v. de hqlft kan worden teruggebracht? In dat geval zou het niet nodig zijn de tarieven omhoog te schroeven, ook al bedraagt de verhoging niet meer dan een halve cent per pond, dat kunnen de slagers niet meer dragen; het water is hun tot de lippen gekomen. Dat spreker telkens met nieuwe argumenten voor de dag treedt, waarop de Wethouder wees en deze blijkbaar niet aangenaam valt, is juist het resultaat van een aandachtige bestudering van deze zaakspreker is daarmede tot vanmorgen bezig geweest eerst vanmorgen kwam hem ter ore, dat op dit gebied een landelijke commissie werkzaam was geweest, die een voor lopig rapport had samengesteld; volgens dit rapport zou het slacht- en keurloon voor een stuk zwaar vee (koe, paard) komen op ongeveer 8.voor een stuk licht vee op ongeveer 0.50. Spreker is er in het geheel niet zeker van, dat dit rapport in de archieven zal worden opgeborgen, zoals de heer Woudstra zegtin deze tijd, waarin de geleide economie opgeld doet, meent de Overheid deze prijzen te moeten beheersen; het ligt dus in de lijn van de Regering om concrete plannen, door een commissie ontworpen, ook inderdaad door te voeren. Het rapport van de commissie is klaar; Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering (Frohwein e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis. dus zo lang zal men ook niet behoeven te wachten. Gezien de ernst van deze materie is het niet verantwoord nu een stap in het luchtledige te doen en te zeggenhet tekort zal waarschijnlijk 53.000.bedragen, dus daarvoor belasten wij de slagers. Men beseffe de grote onrechtvaardigheid, deze verhoging door één groep van de burgerij te doen betalen. Twee van de 90 slagerijen in Leiden slokken samen een groot gedeelte van de totale omzet op, tengevolge waarvan de omzet van de overige slagerijen komt te liggen ver onder het gemiddelde, dat de slagers zelf hebben opgegeven in hun circulaires aan de Raadsleden. Spreker acht het voorstel van het College zeer ontijdig en dringt er bij de Raad op aan het rapport van de Landelijke commissie voor de keur lonen af te wachten en ook inderdaad de hand in eigen boezem te steken, de fout bij zich zelf, bij het gemeentebedrijf, te zoeken en te zien, of het daarbij niet wat goedkoper kan. De heer Riemens geeft nogmaals de heer Frohwein in overweging, deze zaak te laten bespreken en de Wethouder gelegenheid te geven uiteen te zetten wat hij wil; daarna kan de Raad zich beraden, of de tarieven verhoogd moeten worden, ja dan neen. De heer van der Kwaak zegt, dat volgens mededeling van de heer Frohwein het rapport van de Landelijke commissie voor de keurlonen klaar zou zijn, maar nog 14 dagen geleden heeft de voorzitter van deze commissie desgevraagd aan de Directeur van het Slachthuis medegedeeld, dat dit nog wel een paar jaren zou duren. De motie van de heer Frohwein wordt verworpen met 23 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen: de heren Smit, Piena, Knol, Balkestein, Knetsch, Robbers, Riedel, D. J. van Dijk, Goslings, Schüller, van Iterson, Ligtvoet, van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Menken, Woudstra, Stolp, Hendriks, van Weerlee, Riemens, Keij en mevrouw Braggaar. Vóór stemmen: de heren Frohwein, van Oijen, A. van Dijk, Lombert, van Weizen, Cats, mevrouw van Staveren, de heer Wilmer, mevrouw Vijlbrief, de heren Vos, Perquin en Kort- mann. (De heren Keij, Perquin en Kortmann waren inmiddels ter vergadering gekomen). De algemene beschouwingen worden geopend. De heer Riemens is de Wethouder dankbaar, dat deze het voorstel van de heer D. J. van Dijk, ingediend in de vergadering van 1 December j.l., tot aanhouding van dit voorstel heeft willen overnemen; daardoor hebben de Raads leden gelegenheid gehad de zaak nader en diepgaander te bezien, tengevolge waarvan zij zich een juister oordeel hebben kunnen vormen. Men kan deze zaak van twee zijden bezien, n.l. van die van het Openbaar Slachthuis en van die van de slagers. Als Raadslid is men geneigd het Openbaar Slachthuis allereerst als een bedrijf te zien en zal men, wanneer er een tekort op de exploitatie daarvan is, gaarne de begroting sluitend willen maken. Uit het oogpunt van de gemeente- financiën zal dit streven in het algemeen juist zijn, wanneer tenminste andere belangen daarmede niet in strijd zijn. Neemt men het standpunt in, dat het Openbaar Slachthuis een bedrijf is, dat renderend moet werken, dan vergeet men, dat artikel 275 der gemeentewet, behalve „bedrijven", zoals Electriciteits- en Gasbedrijven, ook nog „diensten" kent, zoals Geneeskundige Dienst, Ontsmettingsdienst, Reinigings dienst, enz. Onder deze laatste nu zou men ook het Openbaar Slachthuis kunnen rekenen. De op 1 Juni 1922 ingevoerde Yleeskeuringswet, die mede op aandrang van de slagers tot stand kwam, legt n.l. de uitvoering van deze wet in handen van de gemeenten. Men mag daarom het sociaal en volks- hygiënisch karakter van deze wet niet uit het oog verliezen; met het oog op dit karakter behoeft het, wanneer een dienst, zoals in dit geval het Openbaar Slachthuis, een tekort heeft, geen directe eis te zijn, dit tekort weg te werken, vooral niet door verhoging der tarieven. Intussen blijft het een vraag, of het niet mogeüjk zal blijken, op andere wijze de begroting sluitend te maken. Dit te onderzoeken zal mede moeten behoren tot de taak van de Gemeentelijke Accoun tantsdienst. Dan zal kunnen blijken, of het nadelig exploitatie saldo over 1948 inderdaad 40.000.zal bedragen. Welke stappen zijn gedaan of zullen worden gedaan tot wegneming van dit tekort? Spreker acht een strengere scheiding in boekhoudkundig opzicht tussen het Slachthuis en de neven- bedrijven gewenst. Spreker geeft zijn verwondering te kennen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 4