222
MAANDAG 22 DEDEMBER 1947.
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(Knuttel e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis.
waar iets toegenomen bevolking heeft op spreker echter
een sterke indruk gemaakt.
De heer Riedel heeft in de Oommissie van Financiën voor
het voorstel van het College gestemd, maar is vooral door
de argumenten van de heer Riemens aan het twijfelen ge
bracht. Men moet echter één ding niet vergeten, nl. dat
de Prijsbeheer sing de gemeente hier vast zet en dat daaraan
niet te tornen is. Nu kan de Prijsbeheersing inderdaad
soms zeer wonderlijk omspringen met de belangen van de
handel, maar wanneer nu de handel met zeer klemmende
argumenten zou kunnen aantonen, dat een gehele maat
schappelijke groep, zoals hier de slagers, verlies zou lijden,
dan is spreker niet overtuigd, dat door de vakgroep Slagerij
bij de Prijsbeheersing niet een hogere prijs zou kunnen
worden bereikt, die dan voor het gehele land zou moeten
gelden. Spreker zal dus voor het voorstel van het College
stemmen. Wanneer men overtuigend kan aantonen, dat
verlies wordt geleden, kan men vermoedelijk bij de Prijs
beheersing wel prijsverhoging toegestaan krijgen.
De heer Hendriks zegt, dat het gegoochel met cijfers spreker
het minst zegt. Wanneer men zich voorgenomen heeft in
een bepaald bedrijf 10 te verdienen, en men brengt het
maar tot 8 dan spreekt men van een verlies van 2
Dergelijke cijfers kan men niet op korte termijn beoordelen
en men heeft er dus niets aan. Hier is een geschil tussen
de slagers enerzijds en de Prijsbeheersing anderzijds, en nu
probeert men dit goed te maken op de rug van de gemeente
Leiden. Dat is niet juist. De slagers moeten voor hun be
langen ijveren bij de Prijsbeheersing. Wanneer hier gezegd
wordt: het doet er niet toe, of het een cent per kg is, dan
wijst spreker er op, dat ook voor het Slachthuis door de
Prijsbeheersing normen gesteld zijn. Wanneer de heer Riemens
tracht aan te tonen, dat de verhoogde tarieven niet in de
verkoopsprijs ingecalculeerd zijn, toont hij juist aan, dat ze
er wèl ingecalculeerd zijn. Het Slachthuis is een bedrijf, niet
een dienst; het is een bedrijf, krachtens opzet, inrichting
en gehele bestemming.
Al deze dingen zakelijk ziende, kan men niet anders doen
dan dit bedrijf zakelijk exploiteren. Door de winst van de
nevenbedrijven van het Slachthuis te gebruiken tob ge
deeltelijke dekking van het tekort op het abattoir doet de
gemeente al zeer veel om de slagers in hun moeilijke om
standigheden tegemoet te komenwanneer de gemeente
aan de slagers nog meer cadeau zou doen, zou dit voor de
Prijsbeheersing, die zo scherp op de prijzen let, een reden
kunnen zijn de prijzen van het vlees te verlagen. Wanneer
in de verkoopsprijzen van de slagers de verhoging van deze
tarieven ingecalculeerd is, zou het achterwege laten van deze
verhoging neerkomen op een subsidiëring van de slagers.
Wanneer men dit wil, goed, maar dan moet men het ook
zeggen; dan moet men zeggen: wij moeten die groep helpen;
laat men dit dan rechtuit doen en niet langs een omweg,
niet door middel van tarieven waarvan niets klopt.
De heer Knetseh vraagt zich af, waar men zou heen gaan,
wanneer men dit bedrijf als een diensb beschouwt, op grond
van het sociaal-hygiënisch karakter ervan. Deze zware
hygiënische eisen gelden echter niet alleen voor het artikel
vlees, maar moeten zeker ook gesteld worden b.v. aan melk.
Het is dus onjuist op grond van dit argument een bedrijf
als een dienst te beschouwen. Dergelijke artikelen moeten
goed afgeleverd worden en daarvoor moet door dit bedrijf
gezorgd worden. Minister Mansholt heeft onlangs mede
gedeeld, dat hij het het Kabinet kwalijk neemt, dat het
Nederlandse volk te dom gehouden is, doordat het niet
weet, hoe arm het eigenlijk is. Men zou eigenlijk in Leiden
dezelfde weg opgaan, wanneer men, op kosten van de ge
meentekas, aan de slagers diensten bewijst voor minder geld
dan deze kostendan vertelt men ook het volk niet, hoe
duur die diensten eigenlijk wel zijn; dan houdt men de prijs
van dat artikel laag door subsidie uit de gemeentekas, zoals
ook de Regering dit doet, hetgeen eveneens onjuist is. Het
volk moet weten, hoe duur alle zaken en artikelen zijn.
Wanneer de door het Slachthuis aan de slagers bewezen
diensten, bij goed beheer, zo duur zijn, dan moet dat ook
door de slagers betaald worden.
De heer A. van Dijk zegt, dat de tegenstanders van dit
voorstel naar men beweert er op uit zijn de slagers te sub
sidiëren. Niets is minder waar. Het gaat hier zuiver om de
vraag, welke kant men in principieel opzicht op wil. Het
College doet nl. enerzijds een poging om de begroting van een
bepaald bedrijf sluitend te maken; tegen de wijze waarop
het dit tracht te doen bestaat echter, objectief gezien, dit
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(A. van Dijk e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuise.a.
bezwaar, dat door deze maatregelen aan de middenstand
weer een extra zware last wordt opgelegd, die deze niet op
de consumenten kan afwentelen. Door deze lasten tengevolge
van maatregelen van de Regering zijn de middenstands -
bedrijven veelvuldig in moeilijkheden gebracht. Men kan
zeggenwij brengen het toch aan de consumenten in rekening
en wij wachten af, wat het Directoraat-Generaal van de
Prijzen daarvan zal zeggen, maar dat is onjuist. Wanneer
men het niet eens is met een beslissing van het Directoraat-
Generaal van de Prijzen, moet een dergelijke quaestie langs
de officiële weg tot oplossing gebracht worden en dat kan
men bereiken door tegen dit voorstel van het College te
stemmen.
De heer van der Kwaak zegt, in antwoord op de door de
heer Riemens gegeven berekening, omtrent de gemiddelde
prijs, dat aan de hand van de verordening gemakkelijk te
berekenen is, dat deze gemiddelde prijs per rund 8.be
draagt de gemiddelde prijs, aangegeven door het Directoraat-
Generaal van de Prijzen, bedraagt 10.31 en daar komt de
gemeente Leiden dus nog niet aan toe.
Wat betreft de geheimhouding, die omtrent deze zaak aan
de slagers zou zijn opgelegd, er is een brief uitgegaan van
de directeur van het Slachthuis aan de organisatie van de
slagers op 14 Mei 1947, waarin alleen maar stond, dat dat
stuk niet gepubliceerd mocht worden. Het was echter alge
meen bekend, ook bij de slagers, dat een dergelijk voorstel
in de pen was. Bovendien is spreker uit gesprekken met
slagers wel gebleken, dat de slagers voor dit zaakje niet
warm liepen. De slagers droegen van dit voornemen reeds
lang kennis.
Wil men de kant van Amsterdam op, zodat men op een
dergelijk bedrijf 550.000.bijpast, dan is met tariefs
verlaging wel wat meer te bereiken.
Inderdaad gaat het er overal in de grotere, en ook in de
kleinere gemeenten omwat is op het ogenblik de toelaatbare
prijs. In Leiden is er op het ogenblik een zekere speling tussen
het geldende tarief en het tarief, dat toelaatbaar is; dat
toelaatbare, hogere tarief is reeds verdisconteerd in de
verkoopsprijs voor de slagers en dan is er geen andere weg
om het geldende tarief daaraan aan te passen. Daaraan moet
men objectief de hand houdenanders kan men alle bedrijven
wel gaan subsidiëren en dan komt men in het moeras.
De algemene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1 tot en met 9 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging en zonder hoofdeüjke stemming aan
genomen.
De verordening in haar geheel wordt vervolgens vastgesteld
met 23 tegen 13 stemmen.
Vóór stemmen: de heren Smit, Knol, Balkestein, Knetseh,
Robbers, Riedel, D. J. van Dijk, Goslings, Schüller, van
Weizen, Cats, van Iterson, mevrouw van Staveren, de heren
van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Menken, Woudstra,
Stolp, mevrouw Yijlbrief, de heren Hendriks, Knuttel en
mevrouw Braggaar.
Tegen stemmen: de heren Frohwein, Piena, van Oijen,
A. van Dijk, Lombert, Ligtvoet, Wilmer, van Weerlee, Vos,
Riemens, Keij, Perquin en Kortmann.
XVII. Voorstel inzake de organisatie van de Brandweer. (213)
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van de Unie
van Overheidspersoneel.
De heer Schüller zou het zeer op prijs stellen, wanneer
deze zaak eerst in het Georganiseerd Overleg zou worden
behandeld, teneinde het advies van deze Commissie hierover
in te winnen. Ziet men alleen naar de cijfers 39 en 34, die
in het Ingekomen Stuk genoemd worden, dan zou men
zeggen, dat er vijf man zouden moeten afvloeien. Wanneer
men echter even verder deze zin in het Ingekomen Stuk leest,
dat de inkrimping van het beroepspersoneel zal worden
bereikt door opzegging van het dienstverband van op arbeids
overeenkomst in dienst zijnde personeel, door het verlenen
van ontslag aan personeel, dat aanspraak kan doen gelden
op pensioen, en voorzoveel nodig door overplaatsing of op
wachtgeldstelling van personeel, dan betekenen deze woorden,
in ambtelijke stijl geschreven, eenvoudig, dat het corps wel
wordt teruggebracht van 39 tot 34 man, maar dat meer dan
vijf man zullen afvloeien. Juist om deze reden heeft spreker
bij de behandeling van de begroting voor 1947 verzocht om,
alvorens tot uitvoering van de reorganisatie van de brandweer
over te gaan, over de daarbij aan de orde komende personeels-