162 Nu de begroting waarschijnlijk voor 1 Maart 1948 zal zijn vastgesteld, is, in afwijking van de laatste 3 jaren, bij de raming van de vergoedingen aan de schoolbesturen van de materiële exploitatiekosten, rekening gehouden met het bedrag per leerling, dat in feite voor het openbaar onderwijs beschikbaar wordt gesteld, en niet meer met dat van een vroeger jaar. Een gevolg hiervan is, dat van het nadelig verschil van 1948 ten opzichte van 1947 ad 139.182. een bedrag van ƒ93.200.wordt v eroorzaakt door deze hoger geraamde vergoedingen. Een tweede aanzienlijke verhoging, n.l. 117.500.is een gevolg van de verbetering van de salarissen der leerkrachten. Daartegenover staat een meerdere ontvangst van 99.000. wegens vergoeding Van het Eijk ingevolge art. 56 der L.O. wet 1920 en wegens verhaal van pensioensbijdragen. Yoor onderhoudskosten in het algemeen (fabricage-begro- ting) is rond 15.000.minder uitgetrokken, v.n. in verband met het vervallen van de posten voor onderhoud tengevolge van militaire bezetting. Op de begroting 1947 werd voor subsidies aan bijzondere bewaarscholen uitgetrokken 83.500.gebaseerd op herstel van de regeling van vóór de bezetting. In afwachting van een nieuwe subsidieregeling is deze post voorshands geraamd op basis van de bestaande ver ordening en uitgetrokken op 72.500.terwijl op Hoofd stuk XY alsnog een bedrag van 46.400.is uitgetrokken met het oog op de nieuwe regeling, zowel van het openbaar als van het bijzonder voorbereidend lager onderwijs. De subsidies voor scholen voor het lager nijverheids onderwijs zijn 26.000.hoger geraamd, terwijl ten slotte wegens aandeel in de omslag molest-risico in totaal ruim 33.000.is uitgetrokken. HOOFDSTUK IX 1 (Ondersteuning aan behoeftigen). Minder uitgaven 357.085. Meer ontvangsten. 19.146. Yoordeliger. 376.231. Het voordelig verschil op deze paragraaf is voornamelijk een gevolg van de op 1 October 1947 in werking getreden Noodwet Ouderdomsvoorziening. De kosten van de Ge meentelijke Dienst voor Sociale Zaken worden n.l. 351.854. lager geraamd. Ook de post „Ondersteuning aan politieke delinquenten" is teruggebracht tot 52.000.een verlaging derhalve van 43.000.Hiertegenover is echter de terugontvangst van het Eijk 36.750.lager geraamd. Voorts is tengevolge van opheffing m. i. v. 1 April 1947 van de Stedelijke Werkinrichting het subsidie ten behoeve van die inrichting ad 7.000.vervallen, terwijl voor de v.m. Blindenwerkinrichting 14.000.thans Gemeente lijke Werkplaats, een afzonderlijke paragraaf bij hoofdstuk XIII is opgenomen. Daarentegen vertonen de „Kosten van overbrenging, plaatsing en verpleging van arme krankzin nigen" een verhoging ten opzichte van 1947 van 49.390. Bij de inkomsten zijn naast de reeds genoemde mindere terugontvangst inzake ondersteuning van politieke delin quenten, de volgende posten hoger geraamd: „Subsidie van de Provincie in de kosten van verpleging van behoeftige krankzinnigen en zwakzinnigen"28.059. „Bijdrage van particulieren in de kosten van verpleging van arme krankzinnigen"25.000. De netto ten laste der gemeente büjvende kosten van verpleging van arme krankzinnigen worden 2.300. lager geraamd. HOOFDSTUK IX 2 (Overbruggingsuitkering). Minder ontvangsten. 323.105. Minder uitgaven 320.221. Nadeliger 2.884. De kosten van overbruggingsuitkering, welke door het Eijk worden vergoed, zijn rond 320.000.lager geraamd. HOOFDSTUK X (Landbouw). Dit hoofdstuk vertoont geen verschillen ten opzichte van 1947. HOOFDSTUK XI (Handel en Nijverheid). Minder uitgaven 512. Voordeliger512. De mindere uitgaven betreffen de post „Eente van geld leningen". HOOFDSTUK XII (Belastingen). Meer ontvangsten. 64.460. Minder uitgaven 3.936. Voordeliger. 68.396. De Inspecteur van de Belastingen raamt de opbrengst van 150 opcenten op de personele belasting 15.640. hoger dan voor 1947, terwijl de Minister van Financiën heeft medegedeeld, dat de ondernemingsbelasting voor deze gemeente voor 1948 zal opbrengen 590.940.d. i. 29.180. meer. Voorts is gerekend op een hogere opbrengst van de hondenbelasting van 8.500.terwijl de opbrengst van de vermakelijkheidsbelasting, op basis van de werkelijke ontvangsten over de eerste 10 maanden van 1947 en rekening houdende met enige teruggang, voor 1948 op 210.000. is geraamd, of 10.000.hoger dan voor 1947. De mindere uitgaven op dit hoofdstuk zijn een gevolg van een verlaging van de post „Kosten van toezicht op en van invordering van de plaatselijke belastingen". De jaar wedden zijn n.l. 3.760.lager geraamd, daar de wedde van een der ambtenaren thans is uitgetrokken onder de post „Jaarwedden van ambtenaren ter secretarie, enz." op Hoofdstuk II. HOOFDSTUK XIII (Bedrijven). In het algemeen dient te worden opgemerkt, dat bij een vergelijking van de raming van de bedrijfsresultaten voor 1947 en 1948 wel in aanmerking moet worden genomen, dat in tegenstelling met 1947, in de bedrijfsbegrotingen voor 1948 rekening is gehouden met het aandeel voor 1948 in de omslagkosten van de „molest-risico". Met het oog hierop is het bedrag van dit aandeel telkens afzonderlijk vermeld. HOOFDSTUK XIII 1 en 2 (Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit). 1. Gasfabriek. Meer uitgaven 30.269. Meer ontvangsten. 28.188. Nadeliger 2.081. 2. Electriciteitsfabriek. Minder ontvangsten. 56.847. Meer uitgaven 25.855. Nadeliger 82.702. Met inachtneming van een storting in de vernieuwings fondsen van de Gas- en Electriciteitsfabriek van 1 van de aanschaffingswaarde der vaste bezittingen, zoals hier voor in het algemene gedeelte wordt voorgesteld, wordt voor 1948 voor de Gasfabriek een verlies geraamd van 167.620.(1947 164.095.en voor de Electriciteits fabriek een winst van 869.255.(1947 954.520.of wel voor de beide fabrieken per saldo een winst van 701.635. tegenover in 1947 een saldo winst van 790.425. Zoals hiervoor is vermeld, zal de voorgestelde storting in de vernieuwingsfondsen ten opzichte van 1947 een hogere last betekenen voor de Gasfabriek van 39.420.en voor de Electriciteitsfabriek van 81.845.of voor beide fabrieken totaal 121.265.—. Bovendien is in de begroting 1948 van de Electriciteits fabriek een bedrag van f 50.000.uitgetrokken als eerste storting in een fonds ter financiering van de electrificatie van gebieden, waarin een rendabele electriciteitsvoorziening zonder meer niet te verwezenlijken is. Voorts is de begroting 1948 van de Gasfabriek nog belast met een bedrag van 12.303.terzake van het aandeel van 1948 in de omslagkosten „molest-risico", terwijl op de begroting van de Electriciteitsfabriek voor 1948 te dier zake een bedrag van 23.045.is uitgetrokken. Deze drie ongunstige factoren maken tezamen uit een totaal bedrag voor de Gasfabriek van 51.723.en voor de Electriciteitsfabriek van 154.890.of totaal Voor beide fabrieken 206.613. Indien men bovendien in aanmerking neemt de thans nog steeds geldende rantsoenering en vooral ook de op 1 Juli j.l. ingetreden belangrijke verhoging der kolenprijzen, welke verhoging niet in de gewone taiieven van gas en electriciteit mag worden verdisconteerd, kan het resultaat voor 1948 alleszins bevredigend worden geacht. Dit gunstige resultaat is voornamelijk een gevolg van de nog steeds te constateren geregelde toename van het ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 8