MAANDAG 1 DECEMBER 1947. 207 Subsidie Stichting tot Bevordering van Kunst, (Hendriks e.a.) Ontwikkeling en Ontspanning. van de Stichting; hij aanvaardt deze, nu zij er eenmaal is. Tegen de verlening van het subsidie heeft spreker geen bezwaar. De Stichting heeft een subsidie van 21.222. gevraagd; haar boekjaar loopt van 1 September tot 31 Augustus. De instellingen, waarvan het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar, ontvangen het subsidie voor het jaar 1947. De Stichting ontvangt echter voor 1947 5.000. Heeft zij geen behoefte aan subsidie over de eerste acht maanden van dit jaar! Vóór het jaar 1948 is geëindigd, zal het subsidie van 10.000.uitgeput zijn en dan zal het niet tot de onmogelijkheden behoren, dat de Stichting in het overige deel van het jaar haar werkzaamheden niet kan voortzetten. Wordt daar niet in voorzien? De heer Riedel is als lid van de Raad van Advies in de gelegenheid geweest iets van de Stichting van nabij te zien en te waarderen; spreker gelooft, dat men nog veel van haar kan verwachten. Indien men de bestaande culturele verenigingen wilde gaan subsidiëren, zou men elk afzonderlijk moeten bekijken; daarbij zou men in zodanige omstandig heden komen, dat men niet op dit denkbeeld zou kunnen ingaan. Yan de Stichting gaat een sterk stimulerende werking met betrekking tot de verbetering van het peil van de kunst uitingen in Leiden uit. Men kan deze Stichting toch niet vergelijken met een andere vereniging in Leiden, die reeds vóór de oorlog bestond en die, met een bepaald aantal leden, zonder kosten kon werken; Kunst en Ontspanning heeft een veel groter aantal leden, die bovendien veel moeilijker te bereiken zijn, waar ze verspreid zijn over alle lagen der bevolking. Nu zou spreker het volkomen onsociaal vinden, wanneer men de medewerkers van een dergelijke vereniging, die aan dit werk een volledige dagtaak hebben, niet een redelijk salaris zou geven, op grond van het feit, dat dergelijke werkzaamheden bij andere, kleinere verenigingen, wel eens belangeloos worden gedaan. Bovendien zijn deze werkzaamheden van zodanige omvang, dat ze niet door particulieren op die schaal zouden kunnen worden verricht. Het is dus volkomen verantwoord, aan deze Stichting zijn medewerking in de vorm van een subsidie te verlenen. Men moet ook zeer op prijs stellen, dat men hier een Stichting heeft, die alle gezindten omvat. De heer van Schaik meent het volkomen verdedigbaar, wanneer hij zegt, dat het cultureel peil van een belangrijk deel der bevolking in Leiden lager is dan in vele andere gemeenten. Het culturele peil wordt tenslotte bepaald door de stand van de beschaving, van het geestelijk niveau, de levensstijl van een samenleving. Nu is er in Leiden een grote groep van de bevolking, o.m. de fabrieksbevolking, die tengevolge van armoede en gebrek tot nu toe weinig kennis heeft kunnen nemen van culturele uitingendie groep is in Leiden in verhouding groter dan in vele andere gemeenten in Nederland en spreker beweert op grond daarvan een bewijs kan men daarvoor niet leveren; het blijft altijd een bewering dat het culturele peil in Leiden bij een groot deel der bevolking lager is dan in andere gemeenten. Spreker en ook het bestuur van deze Stichting, zijn het geheel met de heer A. van Dijk eens, dat het zeer nuttig zou zijn, wanneer het bestuur van Kunst en Ontspanning tevens de zelfwerkzaamheid van verschillende dilettanten verenigingen zou aanmoedigen. Dit in een behoorlijk tempo te doen, stuit echter op moeilijkheden. Het bestuur van de Stichting heeft zo veel en zo omvangrijk werk te verrichten, dat deze taak, die inderdaad de volle aandacht van het bestuur heeft en die op het ogenblik reeds in uitvoering is, pas in de loop van de volgende maanden, misschien pas in 1948, volledig tot haar recht zal komen. Het bestuur is reeds bezig met muziek- en zangverenigingen in de zin als de heer A. van Dijk bedoelt, zij het misschien nog niet in de omvang als de heer A. van Dijk en spreker ook zouden wensen. Het bestuur doet in die richting echter wat het, met het oog op zijn vele andere werkzaamheden, kan. Het bedrag van 65.000.door spreker ter vergelijking met dit subsidie genoemd, is alleen het subsidie voor de Haarlemse Orkestvereniging; daarnaast geeft de gemeente Haarlem nog subsidies voor toneel en andere uitvoeringen. Spreker heeft alleen deze twee bedragen met elkaar willen vergelijken; het bedrag, dat door de gemeente Haarlem in totaal voor culturele doeleinden wordt gegeven, overtreft dit subsidie voor deze stichting ettelijke keren. Na het financieel onderzoek van de zijde van de gemeente omtrent deze Stichting, na het uitvoerig debat in de Raad en na zovele beschouwingen over het culturele werk van Kunst en Ontspanning, mag spreker vaststellen, dat een subsidie van 15.000.voor dit uitnemende werk volkomen gemotiveerd isde gemeente heeft wel eens geld gegeven Subsidie Stichting tot Bevordering van Kunst, (van Schaik e.a.) Ontwikkeling en Ontspanning. voor een doel, dat minder verantwoord was dan dit. Men bouwt hier iets op; men kan natuurlijk niet zeggen: er komt zoveel geld, zoveel in materieel opzicht terug; men bouwt hier iets geestelijks op; dat geestelijk werk is voor het in stand houden van de maatschappij, van de samen leving en voor de groei van het culturele leven van zo uit nemend belang, dat spreker mag verwachten, dat de Raad van ganser harte dit voorstel zal aannemen. De heer Hendriks antwoordt spreker, dat van het voor gesteld subsidie ad 15.000.ten laste van het dienstjaar 1947 komt 5.000.en ten laste van het dienstjaar 1948 10.000.Yoor het werk van deze vereniging is nodig, dat voor de eerste 8 maanden van 1948 gerekend kan worden op 10.000.het subsidie voor de laatste vier maanden van 1948 zal aan een nadere beschouwing worden onderworpen. 14. Jeugdsubsidies 10.000. De heer Woudstra zegt, dat hier wordt voorgesteld een subsidie van 10.000.voor jeugdzorg en jeugdbeweging, zonder dat enige nadere verdeling aangegeven wordt. Spreker ziet het zo, dat het subsidie voor de jeugdbeweging ten goede zal komen aan het interne werk van de jeugdverenigingen, dus aan het werk van de jeugdverenigingen op godsdienstig, maatschappelijk en sociaal terrein, terwijl hij onder jeugd zorg verstaat het externe werk van de jeugdverenigingen, dus het zich aantrekken van de niet georganiseerde jeugd, van de verwaarloosde en criminele jeugd. Subsidies voor de jeugdzorg zijn spreker sympathieker dan subsidies voor het verenigingswerk, voor de jeugdbeweging. Het interne werk van de jeugdverenigingen komt in de eerste plaats voor rekening van de ouders. Het is spreker niet gebleken, dat de ouders in deze doen, wat zij kunnen. Spreker zegt dit met te groter vrijmoedigheid, nu het interne werk der jeugdverenigingen op weinig kostbare wijze is te effectuéren. Het oorspronkelijke plan van verdeling is vervallen. Spreker verzoekt het College dringend om, wanneer het opnieuw tot verdeling overgaat, in de eerste plaats aandacht te schenken aan de jeugdzorg en vervolgens, indien het noodzakelijk blijkt, aan de jeugdverenigingen. De heer Lombert wenst evenals de heer Hendriks, dat de Raad, gehoord de Jeugdraad, de jeugdsubsidies zal verdelen. De heer Riedel zou zich juist willen verzetten tegen de verdeling van de jeugdsubsidies door de Raad, die nu reeds gedwongen is, zich met de details van allerlei zaken te be moeien. Spreker kan zich wel voorstellen, dat de Raad er prijs op stelt kennis te kunnen nemen van de verdeling door het College. De jeugdverenigingen zullen onderling moeten uitmaken, hoeveel elk van haar nodig heeft. De opmerking van de heer Woudstra is juist; men moet een onderscheid maken tussen het werk van de jeugdverenigingen en dat van het Leidse Volkshuis. Het doet spreker genoegen, dat de Wethouder het voorstel, dat spreker verleden jaar heeft gedaan, heeft overgenomen. De heer D. J. van Dijk sluit zich niet aan bij het denkbeeld van de heer Lombert, maar acht het wel gewenst, dat het College bij de verdeling van de jeugdsubsidies zich afvraagt, welk werk het grootste belang heeft. De onderscheiding tussen jeugdwerk en jeugdzorg is moeilijk te maken. Wanneer men geld ophaalt, dat men nodig heeft voor terreinen, waarop men de jeugd van de straat kan bijeenbrengen, is het jeugd zorg, maar op het ogenblik, dat men het doet, is het jeugd werk. Spreker meent, dat het College hiermede rekening houdt. De heer Hendriks zegt, dat de bijval met betrekking tot de opmerking, die hij bij de algemene beschouwingen heeft ge maakt, het hem moeilijk maakt te verklaren, dat hij door de loop van de besprekingen is bekeerd. Wanneer hij ziet, hoeveel tijd het in grove trekken behandelen van de subsidies aan de Raad heeft gekost, gevoelt hij er voor, de verdeling van deze subsidies aan het College over te laten. Indien de Raad daarna kennis kan nemen van de resultaten dier verdeling, kan men daaruit zijn conclusies voor het volgende jaar trekken. De heer van Weizen is eveneens van oordeel, dat tussen jeugdzorg en jeugdwerk onderscheid moet worden gemaakt. De pogingen, die men doet om de jeugd, die niet tot de jeugdbeweging behoort, naar een of andere instelling te trekken of aan het een of andere werk te doen deelnemen, kunnen onder jeugdzorg worden gerangschikt, maar vormen tegelijkertijd een deel van het werk der jeugdorganisaties. Jeugdzorg is niet altijd werk, dat door volwassenen wordt verricht en daarom is het moeilijk tussen jeugdzorg en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 9