210 MAANDAG 1 DECEMBER 1947. Vaststellen verordening nopens behoorlijke bewoninge.a. (Jongeleen e.a.) De heer Jongeleen zegt, dat deze gehele zaak reeds in de Commissie van Fabricage besproken is. Artikel 10 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 11 tot en met 13 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 14. De heer Lombert vraagt, waarom wijziging wordt gebracht in de strafmaat. Deze is vergeleken bij de oorspronkelijke verordening veel ruimer geworden. Waaraan is die wijziging te danken? De Voorzitter antwoordt, dat het voor de Raad niet wel doenlijk is de strafmaat voor de overtreding van elke be paling vast te stellen en daarom in het algemeen de hoogste strafmaat wordt bepaald; de rechter Kan in elk afzonderlijk geval de grootte van de straf vaststellen. Artikel 14 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 15 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt vast gesteld. De Voorzitter wenst vervolgens allereerst de heer Smit geluk met diens verjaardag en spreekt de hoop uit, dat de heer Smit nog vele gelukkige jaren tegemoet gaat. Spreker deelt mede, dat de Raadsleden zullen worden uitgenodigd tot deelneming met hun echtgenoten aan een excursie op 20 December a.s. naar „de Lakenhal", welke excursie te 14 uur precies zal aanvangen. Spreker moet thans officieel afscheid nemen van het Raadslid mevrouw de Cler, die van 1 September 1931 tot 1 September 1941 en van 1 September 1946 tot heden deel van de Raad heeft uitgemaakt. Mevrouw de Cler, die vroeger in de Commissie van Beheer van het gesticht Endegeest zitting had, was nu Commissaris van de Gemeentelijke Volkscredietbank en lid van de Commissie van Beheer van de Werkplaats voor Blinden. Zij heeft blijk gegeven van grote ijver en toewijding bij de behartiging van de gemeentezaken en heeft getoond warme belangstelling te hebben voor alles, wat de gemeente betreft. Het College en de Raad hebben steeds op aangename wijze met haar samengewerkt en het spijt hun dan ook, dat bijzondere familie-omstandigheden haar nopen haar zetel ter beschikking te stellen. Als Burgemeester zegt spreker mevrouw de Cler hartelijk dank voor alles, wat zij in het belang van de gemeente heeft gedaan; spreker uit daarbij de wens, dat mevrouw de Cler steeds aangename herinneringen aan haar ambts periode van lid van de Leidse Raad zal bewaren. Mevrouw de Cler dankt de Voorzitter voor de buiten gewoon vriendelijke woorden, welke hij tot haar heeft gericht. Het doet spreekster zelf veel leed, dat zij van het Raads werk afscheid moet nemen. Spreekster zal zeer prettige herinneringen bewaren aan de vriendelijke omgang, die zij met de Raad heeft gehad, en aan de medewerking, welke zij van het College heeft genoten. Zij betuigt daarvoor het College en de Raad haar dank. (Tekenen van algemene instemming). De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Piena verzoekt het College, naar aanleiding van het besluit van de Regering om aan de gepensionneerden, die in buitengewoon moeilijke financiële omstandigheden ver keren, vóór de Kerstdagen een extra-toelage te geven, het mogelijk te maken ook voor de gepensionneerden van de gemeente Leiden eenzelfde gedragslijn te volgen. De heer Menken zal hieraan zijn aandacht schenken. Rondvraag. (Riedel e.a.) De heer Riedel zou geen woord verspild hebben aan de berechting van oud-burgemeester de Ruyter van Steveninck door het Tribunaal verleden week, wanneer niet ambtenaren ten Stadhuize bij deze zaak betrokken waren geweest. Volgens de kranten hebben enige van deze ambtenaren n.l. als ge tuigen a décharge de uitdrukking gebezigd, dat deze burge meester voor de stad Leiden in oorlogstijd een zegen is geweest. Nu zou men van die burgemeester kunnen zeggen, dat hij zich betrekkelijk fatsoenlijk gedragen heeft voor zover spreker weet is dit ook zo geweest maar in elk geval is hij een N.S.B.-er geweest; hij heeft dus behoord tot een groep, die samenwerkte met de Duitse bezetter en het Nederlandse volk heeft daaraan te scherpe en te droevige herinneringen dan dat de Raad zonder een enkel woord van protest dergelijke uitdrukkingen kan toelaten. Spreker kan zich voorstellen, dat de ambtenaren, welke gedurende die zeer moeilijke tijd hier hebben moeten werken, relatief tevreden zijn geweest, dat het niet erger was, maar spreker hoopt, waar de moraal tijdens en na de oorlog zo gezakt is, uit naam van de gehele Raad te mogen verklaren, dat niemand zich stelt achter de woorden, die door deze ambtenaren bij die gelegenheid gebezigd zijn, dat de nationaal-socialistische burgemeester, die in de oorlogsjaren aan het hoofd van Leiden heeft gestaan, een zegen voor deze stad zou zijn geweest. Wijlen de heer Verweij zou zich in zijn graf om draaien, wanneer hij dat had kunnen horen. De heer Knuttel zegt, dat blijkens het persverslag van de behandeling voor het Tribunaal van de zaak tegen de oud- burgemeester van Leiden de Ruyter van Steveninck de leden van de Gemeenteraad deze bij zijn intrede als burge meester zouden hebben gecomplimenteerd en verwelkomd. Spreker vermoedt, dat dit bericht zou moeten luiden, dat er leden van de Gemeenteraad zijn geweest, die dit gedaan hebben. Het zou interessant zijn eens na te gaan, welke Raadsleden dat geweest zijn, al zullen er niet vele leden van de toenmalige Raad thans nog in de Gemeenteraad zitting hebben. De heer Kortmann verzoekt, evenals dit voor de brandweer het geval is, ook voor het politie-personeel, dat de straat dienst heeft, het volgen van een cursus Eerste Hulp bij Ongelukken verplicht te stellen. Dit personeel, dat veel op straat komt, kan dan bij ongevallen de eerste hulp bieden. Voorts vestigt spreker de aandacht op de deplorabele toestand van de bestrating tussen de tramsporen op de Rijnsburgerweg. In verband met het slipgevaar is de toestand daar voor auto's beslist gevaarlijk. De Voorzitter zal aan beide zaken aandacht wijdeu. De heer Aaldcrs verzoekt de Voorzitter er de aandacht van de politie op te vestigen, dat er voor auto's een maximum snelheid bestaat. Tevens wijst spreker er op, dat de auto's nogal eens langs de trams heen schieten, hetgeen zeer ge vaarlijk is. Voorts verzoekt spreker om, nu het 's ochtends pas laat licht wordt, de straatverlichting iets langer te laten branden doordat de straatlantaarns 's ochtends zo vroeg gedoofd worden, moet men dan in het duister rijden, hetgeen vooral bij regen en op kruispunten wel eens gevaarlijk wordt. De Voorzitter zegt een onderzoek toe. De heer A. van Dijk herinnert het College er aan, dat hij in de vorige vergadering de toezegging heeft ontvangen, dat de twee vragen, welke hij toen bij de rondvraag had gesteld, in de volgende vergadering zouden worden beant woord. De heer Jongeleen deelt mede, dat het geval Herenstraat thans wordt onderzocht; het andere geval zal a.s. Woensdag in de Commissie voor de Huisvesting worden behandeld. De heer A. van Dijk betreurt het, dat met de behandeling van zulke ernstige zaken zo lang wordt gewacht. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 12