194 MAANDAG 24 NOVEMBEB 1947. Benoeming Directeur Gem. Accountantsdienst. (Perquin e.a.) In de raadsvergadering van 11 Juli j.l. heeft spreker met stellig zeer vele andere leden gemeend, dat bij aanvaarding van het voorstel tot instelling van een gemeentelijke accoun tantsdienst er werkelijk een accountantsdienst zou komen en dus een accountant aan het hoofd daarvan zou worden geplaatst. De titel van accountant is niet beschermd, maar iedere deskundige op dit terrein zal slechts aan een academisch gevormde accountant of een lid van een goed aangeschreven staande vereniging van accountants die titel toekennen. Bij de besprekingen werd het vermoeden geuit, dat het niet gemakkelijk zou zijn een dergeüjk persoon onder de sollicitanten te vinden en inderdaad bevindt er zich onder hen slechts één, met name de heer Sommeling, lid van de Broederschap van Accountants, die zich accountant kan noemen en die ook, zoals uit de verkregen inlichtingen is gebleken, zeer bekwaam is. Spreker wil niets afdoen aan de capaciteiten van de heer Bigter, wiens papieren (de akten Boekhouden M.O. en Staathuishoudkunde en Statistiek M.O.) voldoende waarborg geven, dat hij een goed leraar is, maar niets zeggen met betrekking tot zijn bekwaamheden voor deze functie; zijn akten geven hem slechts vrijstelling voor enkele onderdelen van het accountantsexamen (bij het Nederlands Instituut van Accountants voor de vakken techniek van de handel, voortgezette wiskunde en sociale economie). Niet dus daarop legt spreker de nadruk voor het zo zware examen Bedrijfshuishoudkunde en het niet minder zware examen Accountancy. Wil nu de gemeente Leiden iemand met deze bevoegdheden benoemen als accountant? Dat voor benoeming in een accountantsfunctie een accoun tant nodig is, laat spreker gaarne ter uitvoerige bespreking aan de heer Knol over, die toch zeker onbetwist in deze Baad de aangewezen persoon is om over deze benoeming te oordelen. Spreker weet, dat hij met zijn woorden de Baad niet kan overtuigen; er heersen in deze Baad te veel wan begrip en vijandschap, waardoor de werkelijke belangen van de gemeente wel eens niet ten volle tot gelding komen. Misschien, dat het woord van een zo bij uitstek deskundige als de heer Knol, die in deze quaestie toch zeker zal willen spreken, door de Baadsleden naar waarde zal worden geschat en overwogen, vóórdat men besluit op een zo gewichtige post een niet-accountant te benoemen. De heer Frohwein betuigt het College zijn dank voor de wel zeer loyale wijze, waarop het College van Burgemeester en Wethouders deze benoeming heeft voorbereid. Niet alleen heeft de Commissie van Financiën op een middag drie uren aan deze quaestie besteed, het College heeft het noodzakelijk geacht nogmaals het advies van de Commissie, thans monde ling, te moeten inwinnen. Het zou dan ook beter zijn geweest, wanneer de heer Perquin de woorden „wanbegrip en vijand schap" achterwege had gelaten. De wijze, waarop deze quaestie door het College is behandeld, heeft sprekers volle instemming en hij wenst het College bij voorbaat veel succes met de aanbevolen persoon toe. De heer Knol is uiteraard min of meer gedwongen over deze zaak te spreken; hij zou dit waarschijnlijk niet gedaan hebben, indien hij er niet uitdrukkelijk min of meer toe geprest was. Spreker is het met de heer Frohwein eens, dat deze zaak door het College zeer goed is voorbereid; toch begrijpt hij ten volle de moeilijkheden, waarmede het College en de Wethouder hier hadden te kampen. Ook spreker heeft deze zaak veel moeite gekost; ze is niet eenvoudig; er zitten allerlei kanten aan. De grootste moeilijkheid zit in de tijds omstandigheden. In vroeger jaren zou men vele sollicitanten, onder wie ook gediplomeerde accountants, gekregen hebben; dan zou het vanzelfsprekend eenvoudiger geweest zijn een keuze te doen. Spreker is het eens met de heer Perquin wat betreft de eisen in wetenschappelijk opzicht, waaraan de nieuwe directeur van de Gemeentelijke Accountantsdienst zal moeten voldoen. Maar het is niet waar, dat in de Com missie van Financiën algehele overeenstemming zou zijn bereikt. Op de eerste vergadering over deze zaak zijn ver schillende vragen aan de candidaten gesteld; het onderzoek is niet tot volle tevredenheid verlopen. Zo heeft spreker onder meer gevraagd naar de ervaring van de sollicitanten op het gebied van de rationalisatie en van de organisatie, en vooral hoe zij zich de verhouding tussen de hoofden van dienst en de nieuwe directeur van de Gemeentelijke Accoun tantsdienst voorstelden. Op die vergadering van de Com missie zijn de leden niet tot overeenstemming kunnen komen. Dat is de grote moeilijkheid in deze zaak. Wel heeft spreker in de Commissie uitdrukkelijk verklaard, dat wanneer iemand in aanmerking kwam voor deze functie het de heer Sommeling Benoeming Directeur Gem. Accountantsdienst; e.a. (Knol e.a.) was, op grond van het feit, dat hij in het bezit van het vol ledig accountantsdiploma is. De bekende diploma's zijn vooral van twee verenigingen: het Nederlands Instituut van Accountants en de Nederlandse Broederschap van Accoun tants. In het algemeen worden zij, die als accountant acade misch gevormd zijn, en zijdie een diploma hebben van genoem de verenigingen, in de practijk als accountant beschouwd. Het examen voor accountant is buitengewoon moeilijk; hij, die dit examen met goed gevolg heeft afgelegd, is theoretisch in het vak doorkneed. Sprekers persoonlijke mening is voor lopig, dat op grond van het feit, dat hij in het bezit is van het accountantsdiploma, de heer Sommeling voor deze functie in aanmerking komt. De heer Vos acht de loop, die dit debat nu neemt, ver keerd; het lijkt hem nl. volkomen verkeerd, dat leden van commissies in de Baad mededelingen doen over hetgeen in de commissies is behandeld. De besprekingen in de commissies zijn vertrouwelijk. Men heeft natuurlijk wel het recht om mede te delen, welke de mening van de Commissie is, maar het is onjuist verdere mededelingen te doen omtrent hetgeen in de commissies is gezegd. De heer van Weizen acht de door de heer Perquin gebezigde uitdrukking, dat met betrekking tot deze benoeming wan begrip en vijandschap zouden heersen, in hoge mate ontac tisch. In dit opzicht sluit spreker zich bij de heer Frohwein aan. Wanneer men reeds bij voorbaat de zekerheid heeft, de Baad niet te kunnen overtuigen van de juistheid van zijn argumenten, moet men daaraan zeker niet de conclusie verbinden, dat dit een gevolg zou zijn van wanbegrip en vijandschap. Sprekers fractie houdt bij benoemingen in het bijzonder rekening met de qualiteiten van de sollicitanten, geüjk zij in het verleden voortdurend heeft laten blijken. De heer Riedel zal na de behartigenswaardige woorden van de heer Vos niet diep ingaan op wat sprekers medeleden van de Commissie van Financiën over de daarin gevoerde be sprekingen hebben gezegd. De heer Knol heeft echter bij het weergeven van wat hij in de Commissie ten aanzien van een candidaat in het algemeen heeft gezegd het accent niet geheel en al juist gelegd. Bij het weergeven van meningen bestaat steeds het gevaar, dat men iets in het openbaar mededeelt, dat beter binnenskamers had kunnen blijven. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na enige tijd wordt de openbare vergadering hervat. De Voorzitter verzoekt mevrouw Braggaar en de heren Knol, Perquin en Frohwein het stembureau te vormen. De heer Perquin heeft zoeven niet gezegd, dat er wanbegrip en vijandschap heersen in verband met deze benoeming, zoals de heer van Weizen meende, maar heeft alleen gesproken van een teveel aan wanbegrip en vijandschap. Bij bepaalde zaken, de behartiging van het gemeentebelang betreffende, heerst er dikwijls een ruzieachtige sfeer, blijkbaar omdat de partijen elkaar niet vertrouwen en men achter bepaalde quaesties altijd partijpolitieke motieven zoekt. Spreker beveelt voor deze betrekking de heer Sommeling ter benoeming aan. Wordt benoemd met 26 stemmen de heer O. E. Rigter de heer A. C. Sommeling verkreeg 8 stemmen, terwijl 1 stem in blanco werd uitgebracht. VI. Benoeming van een tijdelijk leraar in de scheikunde aan de Hogere Burgerschool voor Meisjes. (187) Wordt benoemd met algemene (35) stemmen de heer Ir W. J. de Ruyter-de Wildt, met ingang van 1 December 1947, tot wederopzeggens, doch uiterlijk voor de verdere duur van de cursus 19471948. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. VII. Voorstel inzake het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van de verdere inrichting van het gymnastieklokaal van de Opleidingsschool voor U.L.G. aan de Maresingel. (188) VIII. Voorstel inzake het verhogen van het ten behoeve van de Sportstichting voor 1947 verleende subsidie. (189)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 2