148 groter zijn dan 1/3 van het aantal m2, dat de vloeroppervlakte van dat vertrek of van die zolder aangeeft. Afwijking van deze bepaling kan door Burgemeester en Wethouders schriftelijk tot wederopzegging worden toe gestaan. Art. 3. Bestuurders van weeshuizen, oude-lieden-huizen, rust huizen en andere daarmede gelijk te stellen inrichtingen, alsmede houders van logementen zijn verplicht na verstrekte last bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk aangifte te doen van het aantal tot hun inrichting behorende vertrekken, in welke zij slaapplaatsen laten gebruiken, en van de opper vlakte van elk dier vertrekken. De verplichting tot aangifte bestaat mede terstond na iedere verandering, die dit aantal of deze oppervlakte ondergaan. Hun wordt door Burgemeester en Wethouders schriftelijk mededeling gedaan van het grootste aantal personen, dat in elk der in het eerste lid bedoelde vertrekken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, gelijktijdig slaapplaatsen ge bruiken mag. Zij zijn verplicht te zorgen, dat in elk dier vertrekken duidelijk zichtbaar vermeld is, dat aldaar niet meer dan dat aantal personen gelijktijdig slaapplaatsen gebruiken mag. Art. 4 Voor de naleving van het bepaalde in artikel 2 zijn ten aanzien van inrichtingen als bedoeld in artikel 3 de bestuur ders of de houders der inrichtingen aansprakelijk. Art. 5. Voor de berekening van de oppervlakte van vertrekken of zolders wordt alleen in aanmerking genomen de oppervlakte, welke niet wordt ingenomen door betimmeringen, balken, schoorstenen of inspringende hoeken, en komt de opper vlakte tussen de wand en daarvóór aanwezig behangsel, van bedsteden of van in de wand aangebrachte kasten niet in aanmerking. Een kind, dat de leeftijd van 10 jaren nog niet heeft bereikt, wordt voor de toepassing van de artikelen 1 tot en met 3 voor gerekend. Art. 6. De hoofdbewoner van een woning is verplicht te zorgen, dat: a. tot bewoning niet gebezigd worden andere vertrekken, zoldervertrekken of zolders dan die tenminste door middel van één beweegbaar raam of luchtkoker, met een opper vlakte, respectievelijk een dwarsdoorsnede van 1/6 van de vloeroppervlakte van het vertrek of van Vio van de vloer oppervlakte van het zoldervertrek of de zolder, onmiddellijk in verbinding kunnen worden gebracht met de buitenlucht; b. op zolders of in zoldervertrekken, die niet ten genoegen van Burgemeester en Wethouders beschoten zijn, geen slaap plaatsen worden gebruikt; e. geen slaapplaatsen aanwezig zijn of worden gebruikt in vertrekken, waarin winkel wordt gehouden; d. zowel zijn slaapplaats als die van iedere andere bewoner van zijn woning, die de leeftijd van 10 jaren heeft bereikt, behoorlijk is afgescheiden van de slaapplaats in gebruik bij een persoon van 10 jaren of ouder en van een andere sexe dan waartoe hijzelf of die andere bewoner behoort; e. slaapplaatsen in eenzelfde vertrek of zolder niet boven elkaar zijn aangebracht. Van de verplichtingen, genoemd in het eerste lid, onder a, b, ceu d, kan door Burgemeester en Wethouders schriftelijk tot wederopzegging ontheffing worden verleend. De verplichting, genoemd in het eerste lid, onder c, rust, indien de winkel geen deel uitmaakt van een woning, op de houder van de winkel. Het bepaalde in het eerste lid, onder d, geldt niet ten aanzien van de niet van elkaar afgescheiden slaapplaatsen van een echtpaar. Art. 7. Het is verboden op gemeenschappelijke trappen, gangen en portalen voorwerpen te hebben of te plaatsen op zodanige wijze, dat zij hinder veroorzaken, of werkzaamheden te ver richten andere dan die, welke verband houden met het onderhoud van het gebouw. Art. 8. De eigenaar van een woning is verplicht te zorgen, dat alle in de woning of in het daarbij behorende, bij de bewoners in gebruik zijnde erf aanwezige goten, kolken, putten, riolen en privaten, wanneer deze vol of verstopt zijn, ge ledigd en gereinigd worden. Indien meerdere woningen aangesloten zijn op een ge zamenlijk riool, niet gelegen in openbare grond, zijn in geval van verstopping van dit riool, de eigenaren van de woningen, aangesloten op het niet functionerende gedeelte van het riool, aansprakelijk voor het ontstoppen. Een en ander onverminderd de aansprakelijkheid van de hoofdbewoner tegenover de eigenaar voor de in de beide voorgaande leden bedoelde werkzaamheden. Art. 9. De hoofdbewoner van een woning, die niet of niet vol doende zorgt, dat deze of het daarin aanwezige huisraad in zindelijke toestand verkeert, is verplicht, na verstrekte last, de woning of het huisraad te reinigen of te doen reinigen. Hij is verplicht iedere verzameling van vuil, afval of andere stoffen, waardoor stank of overlast wordt veroor zaakt, uit de woning of van het daarbij behorende bij de bewoners in gebruik zijnde erf te verwijderen of te doen verwijderen. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing, indien de woning of het daarin aanwezige huisraad met ongedierte is besmet. Art. 10. Indien een woning of een ander gebouw voor de eerste maal, nadat deze woning of dit gebouw aan een nieuwe bewoner of gebruiker in gebruik is gegeven, met ongedierte is besmet, is de eigenaar verplicht, na verstrekte last, de woning of het gebouw te doen zuiveren. Bij iedere volgende besmetting van de woning of het gebouw, welke tijdens het gebruik daarvan door dezelfde bewoner of gebruiker optreedt, rust de verplichting als be doeld in het eerste lid op deze bewoner of gebruiker. Indien voorwerpen in een woning of een ander gebouw met ongedierte zijn besmet, is de gebruiker of indien de voorwerpen niet worden gebruikt de eigenaar dan wel de bewoner of de gebruiker van de woning of het gebouw, naar de onderscheiding, gemaakt in het eerste en tweede lid, verplicht, na verstrekte last, de voorwerpen te doen zuiveren. Het is verboden enig voorwerp uit de woning of het gebouw te verwijderen, vóórdat de zuivering heeft plaats gehad. Art. 11. Het is verboden een woning of een gedeelte van een woning in gebruik te geven, tenzij ter gemeentesecretarie een ver klaring is afgegeven door of vanwege de Directeur van de Gemeentelijke Reinigings- en Ontsmettingsdienst, waaruit blijkt, dat noch in de woning, noch in het daarin even tueel aanwezige huisraad ongedierte is aangetroffen. Het is verboden bij het betrekken van een woning of van een gedeelte van een woning daarin huisraad te plaatsen of aan te brengen, tenzij ten aanzien van dat huisraad een overeenkomstige verklaring als vermeld in het eerste lid ter gemeentesecretarie is ingeleverd. Van het bepaalde in het eerste lid kunnen Burge meester en Wethouders ontheffing verlenen ten aanzien van nieuw gebouwde woningen, welke voor het eerst worden betrokken. Art. 12. Onder woning wordt voor de toepassing van deze ver ordening mede verstaan ieder gedeelte van een woning, dat afzonderlijk door het hoofd van een zelfstandige huishouding in gebruik is genomen. Onder hoofdbewoner wordt mede verstaan het hoofd van de in het eerste lid bedoelde huishouding. Art. 13. De in de artikelen 3, eerste lid, 9, eerste lid, en 10 bedoelde last wordt verstrekt bij aanschrijving van Burgemeester en Wethouders. Een zodanige aanschrijving houdt de termijn in, binnen welke aan de last moet zijn voldaan. Degene, tot wie de last wordt gericht, is gehouden binnen de gestelde termijn aan de lastgeving te voldoen. Art. 14. Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Art. 15. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening van 22 October 1903 (Gem.blad No. 36), houdende voorschriften nopens behoorlijke bewoning van woningen. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 14