134 Voordat de gemeenteraad zich omtrent de noodzakelijkheid van de oprichting en instandhouding der gewenste school uitspreekt, zijn door ons, ingevolge het bepaalde bij art. 25, lid 2, der aangehaalde wet, de daarbij betrokken organisaties van patroons en werklieden gehoord. Uit de ingekomen adviezen blijkt, dat alle E. K. organisaties zich vóór in williging van het verzoek verklaren, dat de Prot. Christelijke organisaties zich althans niet tegen de stichting van een E. K. ambachtsschool verzetten en dat de neutrale organisa ties op één uitzondering na (deze organisatie verklaart geen overwegende bezwaren tegen inwilliging van het verzoek te hebben) zich tegen de stichting van een E. K. ambachtsschool uitspreken. Voorop wjllen wij stellen, dat deze aanvrage komt in een voor de gemeente zeer ongelegen tijd. Het behoeft wel geen betoog, dat de oprichting en instandhouding van een nieuwe ambachtsschool in de tegenwoordige omstandigheden grote uitgaven medebrengt, die door de overheid moeten worden gedragen en waarvan een aanzienlijk deel ten laste komt van de gemeente. In een tijd als de huidige, waarin de financiële toestand der gemeente zo moeilijk is en de eisen, aan haar schatkist gesteld, zo vele zijn, kan een nieuwe belangrijke aderlating, als verwezenlijking van de wens van adressante zou mede brengen, niet anders dan buitengewoon ongelegen worden genoemd. Aan de andere kant staat ons College op het standpunt, dat de zorg voor voldoende nijverheidsonderwijs juist in de tegenwoordige tijd van reconstructie door de overheid zeker niet mag worden verwaarloosd, omdat aldus grote belangen van de gemeenschap zouden worden geschaad. Wanneer de behoefte aan belangrijk meer gelegenheid voor ambachts- onderwijs in deze gemeente inderdaad op dit ogenblik zou bestaan, zou, naar onze overtuiging, de moeilijke financiële positie der gemeente aan het scheppen van deze meerdere gelegenheid niet in de weg mogen staan. Wat betreft nu de vraag, of in de naaste toekomst uit breiding van ambachtsschoolruimte noodzakelijk is te achten, is ons College niet eenstemmig. De meerderheid is van oordeel, dat op het ogenblik voldoende gegevens ontbreken om tot een bevestigende beantwoording van deze vraag te komen. De huidige bezetting van de ambachtsschool te Leiden is zodanig, dat zij nog ruimte biedt voor een toeneming van het aantal leerlingen met 10 Tegenover de aandrang naar ambachtsonderwijs op het platteland in de omliggende ge meenten, waarop van de zijde van adressante wordt gewezen, ziet de meerderheid andere factoren, welke het bezoek aan de Leidse ambachtsschool in ongunstige zin zullen be ïnvloeden. In de eerste plaats zijn er aanwijzingen, dat sedert de opheffing van het 8e leerjaar de neiging der ouders om hun kinderen naar de ambachtsschool te sturen is afgenomen. In dit verband zij gewezen op de verminderde aanmelding van leerlingen in 1947, vergeleken bij 1946. In 1947 toch bedroeg het getal aanmeldingen 441 en in 1946 624. Ditzelfde verschijnsel valt trouwens vrijwel overal in den lande bij de aangifte van leerlingen voor de ambachtsscholen waar te nemen. Ook de omstandigheid, dat voortaan slechts leerlingen tot de ambachtsscholen mogen worden toegelaten, die zeven jaren lager onderwijs hebben genoten en ten minste 6 klassen van een lagere school hebben doorlopen, zal ongetwijfeld leiden tot vermindering van het getal leerlingen der ambachts school. Verder komt het de meerderheid voor, dat het ge raden is af te wachten, of de thans bij vele ouders bestaande voorkeur om hun kinderen in het metaalvak te doen opleiden, een voorkeur, welke grote invloed uitoefent op het getal leerlingen der ambachtsschool, ook in de naaste toekomst zal blijven bestaan. Mocht zulks het geval niet zijn, dan zou dit eveneens tot daling van het getal leerlingen der ambachts school kunnen leiden. Van belang acht de meerderheid het ook, dat de bedrijven zelf de vakopleiding ter hand gaan nemen, waardoor leerlingen aan de ambachtsschool worden onttrokken. Ook zij vermeld, dat de pas geopende textiel school nog een belangrijk aantal leerlingen kan opnemen. Daarnaast zijn de plannen tot oprichting van ambachts scholen in Katwijk en in Alphen aan de Eijn in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Wanneer deze scholen, bij een gunstige beschikking van de Minister, binnenkort zullen worden geopend (volgens verkregen inlichtingen zal de Katwijkse school April a.s. met vier klassen be ginnen), zal ongetwijfeld een belangrijk contingent leerlingen der Leidse school, afkomstig uit genoemde plaatsen en haar omgeving, aan deze school worden onttrokken. Men houde in het oog, dat momenteel niet minder dan 67 leerlingen alleen uit Katwijk en 30 leerlingen alleen uit Alphen aan de Eijn de school bezoeken. De meerderheid is van mening, dat omtrent de vermoede lijke loop van het schoolbezoek uit de gegevens der laatste jaren nog geen gefundeerde gevolgtrekkingen zijn te maken. Het meest juiste zou zij achten de beslissing op het verzoek thans niet te nemen en dit opnieuw onder ogen te zien in 1949; alsdan zou de ontwikkeling van de vraag naar am bachtsschool-onderwijs zich duidelijker aftekenen en zou ook met de gegevens van 1948 en 1949 rekening kunnen worden gehouden. Wanneer de gegevens dan in de richting zouden wijzen van belangrijk grotere aanmeldingen, zodat inderdaad de bestaande school niet meer alle geschikt bevonden leer lingen zou kunnen opnemen, zou ook de meerderheid gaarne bereid zijn haar medewerking aan de oprichting van een tweede ambachtsschool in deze gemeente te verlenen. Gezien de slechte materialen-positie zal trouwens in de eerste jaren van stichting van een nieuwe school toch ook geen sprake kunnen zijn. Aangezien aanhouding van het verzoek echter niet mogelijk is, daar de Nijverheidsonderwijswet voorschrijft, dat op een verzoek als het onderhavige binnen een bepaalde termijn een beslissing moet worden genomen, kan de meerder heid van ons College niet anders dan Uw Vergadering in overweging geven op het verzoek afwijzend te beschikken. Ten overvloede wordt hieraan nog toegevoegd, dat bij de meerderheid geen bezwaren van principiële aard tegen in williging van het verzoek bestaan. De minderheid daarentegen is van mening, dat het verzoek moet worden ingewilligd. Zij wijst op het grote gebrek aan vakbekwame werklieden, waarin de ambachtsschool, welke nog slechts zeer beperkte plaatsingsmogelijkheid heeft, moet voorzien, en is van oordeel, dat de h. i. thans reeds bestaande behoefte aan een tweede school èn door de voortgezette industrialisatie van ons land èn doordat land- en tuinbouw steeds minder werkkrachten trekken, in de naaste toekomst steeds groter zal worden. Zij wijst in dit verband op het zeer grote aantal afwijzingen van verzoeken om toelating tot de bestaande school in de laatste jaren, een verschijnsel, dat zij uit sociaal oogpunt niet verantwoord acht. Wat de plannen tot stichting van ambachtsscholen te Katwijk en Alphen betreft, meent zij, dat juist die plannen voor Leiden een stimulans moeten zijn om niet te wachten tot die, of andere, gemeenten Leiden zijn voorgegaan. Eesumerend geven wij, met verwijzing naar het advies van de Eaadscommissie voor het Onderwijs, als College, U in overweging afwijzend te beschikken op het verzoek van de Stichting E.K. Ambachtsschool „Don Bosco" om te verklaren, dat oprichting en instandhouding van een E.K. ambachtsschool nodig wordt geoordeeld. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 28