158 MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947.
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(Riemens e.a.) Bosch- en Gasthuispolder.
behoeve van de eigenaren van tuinbouwbedrijven; volgens
spreker gaat het hierbij ook om de pachters. Spreker geeft
de heer Hendriks in overweging zijn motie aldus te wijzigen,
dat zij komt te luiden:
„De Raad, gehoord hebbende de bespreking over het ont
eigeningsplan van de Bosch- en Gasthuispolder, spreekt de
wens uit, dat het gemeentebestuur pogingen in het werk zal
stellen, die er toe kunnen leiden, dat de gedupeerde kwekers
in of buiten Leiden andere grond in hun bezit krijgen." In
de omgeving van Leiden wordt op plaatsen, die spreker ter
voorkoming van speculatie niet zal noemen, zeer goede tuin
grond gevonden. Spreker gelooft, dat, wanneer het gemeente
bestuur in overleg met de daarbij betrokken diensten van de
Provincie pogingen in de gewenste richting doet, een zeer
goede oplossing te vinden is.
De heer Hendriks neemt gaarne de redactie van de heer
Riemens overhet gaat spreker niet om de formulering, maar
wel om de poging, iets voor de gedupeerden te bereiken.
Wanneer spreker in de andere motie een datum heeft
genoemd, bevindt hij zich in het goede gezelschap van de
Directeur der Gemeentewerken, die het ook heeft gedaan,
maar die datum een jaar vroeger heeft gesteld. Spreker heeft
de datum van inbezitneming van de gronden een jaar later
gesteld, omdat eerst een jaar na de onteigening met de op
hoging zal worden begonnen.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Hendriks zijn motie
heeft gewijzigd in die zin, dat deze thans luidt:
„De Raad, gehoord de bespreking over het onteigeningsplan
van de Bosch- en Gasthuispolder, spreekt de wens uit, dat het
gemeentebestuur pogingen in het werk zal stellen, die er toe
kunnen leiden, dat de gedupeerde kwekers, in of buiten
Leiden, andere grond in hun bezit krijgen."
De heer A. van Dijk zegt, dat zowel een enkel raadslid als
de Wethouder van Fabricage bij de behandeling van dit
voorstel opmerkingen hebben gemaakt, die niet ter zake
doen, maar wel de debatten hebben verscherpt. Aangenomen
kan worden, dat de Raad er zich van bewust is, dat het in
deze gaat om een groots, een groot en een noodzakelijk plan.
Het gaat daarom niet aan, tot die leden, die in de hun kort
toegemeten tijd het voorstel niet voldoende hebben kunnen
bestuderen en nu vragen stellen of over enig onderdeel
anders denken dan de voorstanders van het voorstel, min
achtend te zeggen, dat zij niet voldoende begrip van zekere
progressiviteit hebben. De heer Knuttel heeft zelfs die leden
uitgenodigd tot het nemen van een kijkje in Czecho-Slowakije
spreker zou de heer Knuttel kunnen vragen, met hem te gaan
naar Bulgarije om te zien, hoe het daar met de oppositie gaat.
Spreker betreurt het, dat Wethouder Jongeleen heeft
gezinspeeld op de tijd van de bouw van de rug-aan-rug-
woningen. Wie de Katholieke Volks Partij kent, weet, dat de
Katholieken nog achter het plan van de heer Aalberse staan,
die, al is hij oud en al wordt hij misschien conservatief ge
noemd, nog altijd progressief is, maar zich stelt op de grond
slag van het recht.
Wethouder Jongeleen heeft de door spreker gegeven cijfers
aangevallen; spreker heeft zich daarbij echter gebaseerd op
de gegevens van het plan-1929 van de architecten Verhagen,
Kok en Granpré Molière. Spreker heeft gezegd, dat het 30
jaar zou duren, alvorens het thans aanhangige plan zou zijn
uitgevoerd; de Wethouder heeft aan het slot van diens betoog
verklaard, dat de voltooiing tegen 1975 kon worden verwacht
er is dus slechts een verschil van 2 jaar. Waarom kan de ont
eigening, vraagt spreker, niet in étappes plaats hebben als
de uitvoering van het plan 28 jaar zal duren?
Het spijt spreker, dat de Wethouder met geen enkel woord
heeft geantwoord op sprekers vraag, waarom voor recreatie
doeleinden 50 ha grond moet worden onteigend. Spreker is
geen tegenstander van het scheppen van behoorlijke recreatie
oorden, maar had graag door nadere inlichtingen van de
Wethouder een beter inzicht in deze zaak gekregen.
Aan de onteigening zal op de duur niet zijn te ontkomen.
Sprekers critiek geldt dan ook hoofdzakelijk de procedure,
welke hierbij zal worden gevolgd en de schadeloosstelling,
welke de gedupeerden zullen ontvangen. Indien daaromtrent
meer zekerheid kan worden verkregen, zal het voor de tegen
standers van het plan gemakkelijker zijn met het voorstel
van het College mede te gaan.
Wanneer de Wethouder van Fabricage zich beroept op de
Onteigeningswet, zegt spreker met de heer Knol, dat het
hoogste recht het hoogste onrecht is. Bovendien zeggen zij,
die zich nu op de wet beroepen, dat de wet aan de kant moet
worden gezet, wanneer men ook over progressiviteit spreekt
en maatregelen wil nemen, die met de wet in strijd zijn; men
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(A. van Dijk e.a.) Bosch- en Gasthuispolder.
behoeft daarvoor slechts te zien naar de houding van de
Partij van de Arbeid met betrekking tot het Indische probleem.
De heer Schüller is er van overtuigd, dat geen enkel raadslid
zou weigeren zijn medewerking te verlenen, indien het mogelijk
was de tuinders met behulp van de gemeente aan andere
teelgrond te helpen, en dat, indien tot onteigening wordt
besloten, het College al het mogelijke zal doen om de gedu
peerde tuinders ter wille te zijn. Maar daarover gaat het nu
niet. Het gaat er om, of men zich wel bewust is, dat de ge
meente rondom vastzit en in geen enkele richting meer kan
uitbreiden voor woningbouw, handel en industrie. Er zal dus
iets moeten gebeuren en dat is de onteigening, die het College
thans voorstelt. De heer Hendriks wil door onteigening in
étappes aan de tuinders tegemoet komen. Daarmede doet
hij de tuinders echter geen plezier. Door slechts een bepaald
gedeelte te onteigenen, zou men bij die tuinders allicht de
indruk wekken, dat zij voorlopig weer vooruit kunnen en hun
bedrijven verder kunnen uitbouwen. Tegenover deze tuinders
zou dat een verkeerde tactiek zijnhet is beter, dat zij nu
weten, waaraan zij toe zijn, zodat zij hun bedrijven daarop
kunnen inrichten, dan dat zij daarmede over drie, vier jaren
weer overvallen worden en dan van hun bedrijven af moeten.
Op de opmerkingen van de heer Knol over de grondpolitiek
antwoordt spreker, dat de particulieren deze gronden kopen
om er winst op te behalen, om er aan te verdienen, terwijl de
gemeente ze koopt in het algemeen belang.
De heer Vos, die er bezwaar tegen had, dat dit plan zich
uitstrekt over 10 jaren, antwoordt spreker, dat men, wanneer
men het bouwschema uitvoert en niet al die gronden tegelijk
onteigent, dan hetzelfde zou krijgen als voorheen; dan worden
de gronden, die z.g. aan snee komen, in de toekomst nog
duurder dan ze nu al zijn. Dan voert men weer z.g. kleine
grondpolitiek en dan moet de gemeente straks de grond weer
duur betalen; dat is weer echt de liberale gemeentepolitiek
van de kat uit de boom kijken, even afwachten en nog eens
afwachten; intussen kan de gemeente duur betalen. Daarom
is het, zowel in het belang van de gemeente als in dat van de
eigenaren, die op deze gronden op het ogenblik hun bedrijven
hebben beter nu direct tot onteigening over te gaan; dan
weten de eigenaren, waaraan zij toe zijn. Natuurlijk zal het
gemeentebestuur dan, indien mogelijk, hen helpen.
De heer Woudstra is vanmiddag ter vergadering gekomen
in de hoop, dat hij zich tijdens de zitting een duidelijke mening
zou kunnen vormen over het voor en tegen van dit voorstel.
Men heeft een aantal zeer gewichtige en klemmende argu
menten tegen dit voorstel gehoord en spreker betreurt dat de
Wethouder bij de beantwoording van deze argumenten
toch wel beneden de maat is gebleven; doordat de tegen het
voorstel aangevoerde argumenten te veel eigenlijk niet be
handeld zijn of en bagatelle behandeld zijn, is het spreker
nog in het geheel niet mogelijk de zaak op een behoorlijke
wijze te beoordelen. Spreker verheugt zich, datdemeningen
zich thans beginnen uit te kristalliseren en dat er is een
amendement-Hendriks, strekkende om de onteigening in
étappes te doen plaats hebben. Alleen en uitsluitend omdat
het voorstel van het College niet klemmend genoeg verdedigd
is, steunt spreker het amendement-Hendriks inzake de be
perking van de onteigening op het ogenblik.
Inzake de motie-Hendriks zal spreker gaarne eerst van de
Wethouder vernemen, in hoever grondruil mogelijk is.
De heer Knetsch zegt, dat volgens de Wethouder vóór 1940
meer gebouwd had kunnen worden, maar hij wijst er op, dat
aan de de Sitterlaan b.v. heel wat huizen lange tijd hebben
leeggestaan, omdat ze eenvoudig geen huurders konden
vinden. Vóór 1940 was er in Leiden niet zo'n gebrek aan bouw
grond. Ook zeer courante huizen stonden maanden lang leeg.
De heer Seliüller: Arbeiderswoningen niet.
De heer Knetsch zegt, dat dergelijke grote huizen verkocht
zijn voor prijzen, gelijk aan die van arbeiderswoningen.
Wat de prijzen voor het plan „Leiden-Zuid-West" betreft,
in 1919 werd voor die grond 7.000.per ha betaald, thans,
volgens dit voorstel, 10.000.per ha. Neemt men de feitelijke
waardedaling van het geld in aanmerking, in 1947, vergeleken
met 1919, dan is het geen voordelige handel geweest, wanneer
men in 1919 7.000.per ha heeft betaald en daarvoor nu
10.000.terugkrijgt, maar dan is dat feitelijk onrecht.
De gulden van thans is zeker niet de helft waard van die van
1919.
De heer van der Kwaak sprak over geleidelijke onteige
ning. Wat bedoelde hij daarmede? Onteigening in étappes?