MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947. 155 Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (van der Kwaak.) Bosch- en Gasthuispolder. bezwaren, welke tegen de gang van zaken werden ingebracht, heeft spreker de vraag gesteld, of de leden de behandeling van dit voorstel wenstèn aan te houden. De leden hebben toen besloten de behandeling voort te zetten, zodat er voor spreker geen aanleiding was, de vergadering te verdagen. Het voorstel is in het College niet met gejuich ontvangen; Burgemeester en Wethouders hebben onmiddellijk begrepen, dat deze zaak verschillende kanten heeft. De bittere noodzaak heeft bij spreker de doorslag gegeven. De Afdeling Financiën heeft op grond van het rapport van de Directeur der Gemeentewerken, dat enkele factoren bevat, die enig risico met zich brengen, haar becijferingen moeten maken. Het zal in de toekomst moeten blijken, of overeen komstig het schema kan worden gebouwd. Men moet in deze afgaan op de verstrekte gegevens in het rapport van Gemeente werken, via den Haag ontvangen. Persoonlijk zet spreker een groot vraagteken achter al deze berekeningen. Wat de rentebijschrijving betreft, handhaaft spreker vol ledig de opmerking in het rapport van de Afdeling Financiën „Het is echter volgens de te bevoegder plaatse verkregen inlichtingen niet uitgesloten, dat de gedragsüjn nopens het niet toestaan van rentebijschrijving op de maagdelijke grond over enkele jaren minder stringent zal worden toegepast b.v., wanneer een gemeente kan aantonen, dat zij door gronden te onteigenen enkele jaren, voordat deze in exploitatie worden gebracht, belangrijke bedragen aan schadevergoeding zou hebben bespaard, doch enig renteverlies zal hebben geleden." Nu er geen geleidelijke onteigening zal geschieden, kan er geen verlenging van pachtcontracten plaats vinden. Aan de voorwaarde, dat wordt aangetoond, dat door de tijdige onteigening voordelen ten gevolge van minder renteverlies ontstaan, wordt dus voldaan. Aangezien in het plan „Leiden-Zuid-West" een derde van de grond tuingrond en twee derde weiland is, is het percentage van 50 niet aan de lage kant. In Rotterdam, waar de prijs iets hoger is, bedraagt de gemiddelde schadevergoeding 33 Uit het feit, dat een rente van 2 wordt berekend, blijkt volgens spreker, dat het het gemeentebestuur ernst is met het plegen van overleg met de eigenaren, waartoe het op grond van artikel 17 der Onteigeningswet moreel ook verplicht is. Wanneer men er van uitgaat, dat zo spoedig mogelijk tot de bouw van woningen zal worden overgegaan, kan men tegen het percentage van 2 moeilijk bezwaar hebben, nu de gemeente voldoende geld tegen lf kan krijgen. Wanneer de volkstuinders grond in gebruik nemen, be tekent dit niet een verlies voor de gemeente; deze gaat aeeoord met de prijs van 200.per ha. In het plan „Leiden-Noord" is de prijs gesteld op ,f 1.50 per m2 in verband met de grotere waarde van de grond. Vóór de oorlog werd voor tuingrond 0.60 per m2 en voor de andere grond 0.30 per m2 betaald. Het houdt verband met de vraag, of het terrein ontsloten en voor aanleg geschikt is. In het plan „Leiden-Zuid-West" spreken de spoorbaan en het water een hartig woordje mee, waardoor de gronden niet zo gemakkelijk kunnen worden ontsloten. In antwoord op de vraag, of de rente bij de aankoop mag worden doorberekend, antwoordt spreker, dat bij het bouwrijp maken alles mag worden verdisconteerd, zodat de gemeente daarbij geen risico loopt. Uit het financiële rapport blijkt volgens spreker, dat de gemeente de opzet zeer sober heeft gehouden, opdat men later niet behoeft te zeggen, dat het een gok is geweest. De opmerkingen van de heer Frohwein over het financiële rapport hebben spreker onaangenaam aangedaan. Misschien heeft de heer Frohwein te weinig gelegenheid gehad om deze zaak vóór de vergadering van de Commissie van Financiën grondig te bestuderen, maar toen hij in die vergadering tegen het plan „Leiden-Noord" bezwaar maakte in verband met de reservering van gronden voor reereatiedoeleinden, heeft spreker toch ook niet tot hem gezegd, dat hij blijkbaar in de ver gadering van 11 Juli 1947 bij de behandeling van het uit breidingsplan heeft zitten slapen, daar toen reeds omtrent de terreinen voor recreatiedoeleinden een besluit is genomen. Spreker heeft dit voorstel alleen zakelijk willen bezien en buiten de politieke sfeer willen houden. In het College heeft hij met alle bezwaren rekening gehouden. Het zeer grote woningprobleem heeft bij hem de doorslag gegeven en ten slotte heeft hij zich, zij het met moeite, achter de overige leden van het College geschaard, omdat hij in geen geval de indruk wil maken, dat hij tegen woningbouw is. Het plan is zeer groot, er zijn veel onberekenbare factoren en wij duperen zeer veel mensen; dit waren voor hem redenen om eerst de voorkeur te geven aan onteigening in étappe's. Het kan zijn, dat deze wijze van handelen ook haar bezwaren heeft, echter voor hem staat vast, dat men dan meer naar bevind van zaken zou kunnen handelen. Aangezien de ontwikkeling Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (van der Kwaak e.a.) Bosch- en Gasthuispolder. van de woningbouw in enkele jaren ingrijpend kan ver anderen, wat hij hoopt, maar niet gelooft, moet de gemeente de beschikking hebben over veel bouwterrein en daarom heeft hij ook ten slotte zijn stem aan dit voorstel gegeven en adviseert de Raad dit ook te doen. De heer Hendriks heeft de indruk, dat de importantie van dit plan haar invloed op de Wethouder ook niet had gemist en dat deze bij de verdediging van zijn voorstel niet geheel in vorm was. Misschien is het daaraan te wijten, dat spreker practisch geen enkel concreet antwoord heeft gekregen op de door hem gemaakte opmerkingen en de door hem gestelde vragen. Spreker wil nu trachten de zaak te concretiseren; niets zou spreker liever zijn dan dat de Wethouder en hij elkaar zouden kunnen naderen en naar elkaar toe zouden kunnen komen. Spreker verklaart zich niet tegen deze onteigening als zodanig; zeer stellig heeft spreker geen bezwaar tegen de woningbouw, waarvan ieder de harde nood zaak weet, maar het ging om de détailquesties, om de wijze waarop. Van vele zijden is gesproken over de recreatie-factor. Spreker geeft de Wethouder de tip, om het recreatie-probleem eens in comité generaal te doen bespreken, b.v. door een man als prof. Bijhouwer uit Wageningen; dan zullen misschien in de toekomst geluiden gehoord worden in de Raad, die iets reëler zijn dan die, welke heden over dit voorstel gehoord zijn. Het vraagstuk van de recreatie is bij dit voorstel ter sprake gekomen, hoewel het met deze zaak niets te maken had, doch bij het plan „Leiden-Noord" en bij het plan „Leiden- Zuid-West" behandeld dient te worden. Het betreft hier een voorstel tot onteigening. Het plan „Leiden-Noord" is reeds door deze Raad vastgesteld, dus de Raad heeft zich gesteld achter het daarin opgenomen ontwerp betreffende de recreatie- gronden; daarover is de Raad dus uitgepraat. Het ontwerp betreffende de recreatie-gronden in plan „Leiden-Zuid-West" kent de Raad nog nietdat plan heeft de Raad nog niet gezien daarover nu al te spreken is dus voorbarig; dit komt meer tot zijn recht, wanneer aanstonds, volgens de toezegging van de Wethouder, dit plan aan de Raad zal worden voorgelegd. Het is spreker opgevallen, dat men vanaf de eerste ont eigeningsdatum een rente-verlies krijgt; dat wordt hoger naarmate de kapitaalsinvestering groter wordt en naarmate de tijd, gedurende welke die gronden braak liggen, langer is. Aan de benodigde kapitaalsinvestering kan de Raad weinig veranderen. Putten ontgraven kost geld; als men ze moet dichtgooien, kost dat nog meer geld. Dat zijn echter alle kosten, die in de grondprijs te verdisconteren zijn. Op zichzelf zegt dit nietsof de grond 10.of f 100.per m2 kost, doet er niet toe, maar het renteverlies is van belang. Dit moge in de toekomst verrekend kunnen worden in de grond prijs, op het ogenblik is dit niet zo en afgewacht moet worden, of dit eens mogelijk zal worden. Wil men reëel blijven, dan moet men rekening blijven houden met de toestand, zoals die nu is en maatregelen nemen om een eventueel renteverlies zo laag mogelijk te houden. Vanzelfsprekend zullen deze werken zo zuinig mogelijk uitgevoerd worden; daarop ver trouwt spreker. Aan de kapitaalsinvestering kan men dus niets doenwat men wel kan beïnvloeden is de onteigenings datum, nl. door deze later te stellen. Hoe korter de termijn tussen de datum, waarop dit terrein bouwrijp gemaakt moet worden en die, waarop het in het bezit van de gemeente overgaat, hoe kleiner het nadeel uit deze exploitatie. Daarom gaf spreker in overweging dit werk niet als één geheel op één datum, vooraf, te onteigenen, maar dit in étappes te doen, om daardoor het eventueel renteverlies zoveel mogelijk te beperken. Sprekers voorstel is dus niet een deel van dit werk niet uit te voeren, of om dit werk, op zich zelf een prachtig project, te bekrimpen, spreker brengt dit niet uit politieke, maar uit zakelijke overwegingen naar voren, maar om het verlies zo klein mogelijk te doen zijn. Spreker doet dus het voorstel, om de onteigeningsdatum voor de, volgens het rapport van de Directeur der Gemeentewerken in 1951 en 1952 te bebouwen percelen, d. w. z. die percelen, waarvoor een uitbreidingsplan is vastgesteld, op 1 Januari 1950 te bepalen, en voor de volgens genoemd rapport later te bebouwen percelen, dus die, waarvoor nog een uitbreidings plan moet worden vastgesteld, in principe de onteigenings datum te bepalen op 1 Januari 1952. Zo lang dit uitbreidings plan nog niet is vastgesteld, zal onteigening van de laatst genoemde gronden ook niet kunnen plaats vinden; er zijn gronden bij, die nog steeds voor landbouwdoeleinden, voor agrarische gebieden zijn aangewezen, en die pas onder de Woningwet vallen, en pas voor volkswoningbouw bestemd zijn en alsdan daarvoor onteigend kunnen worden, wanneer dit nieuwe uitbreidingsplan zal zijn aangenomen. Dan pas wordt de onteigening van die percelen actueel en dan pas

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 15