MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947.
153
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(Jongeleen e.a.) Bosch- en Gasthuispolder.
„Een soortgelijke berekening voor de stad Leiden opgezet,
leidt tot een behoefte van 40 ha industrieterrein.
Wij menen aan de betekenis van de genoemde rand
gemeenten ook niet tekort te doen, door te stellen, dat
Leiden de kern is van het hier reeds eerder aangegeven
agglomeraat en dat het derhalve overweging zou verdienen
aan Leiden een meer dan evenredig deel toe te denken van
de toekomstige ontwikkeling van het gebied.
Op deze grond menen wij, ondanks dat bij de boven
staande berekening uitgegaan is van de maximale bevolkings
toeneming, de geschetste terreinbehoefte van 40 ha als zéér
reëel te mogen beschouwen."
Volgens de mededelingen van de Provinciale Economisch-
Planologische Dienst zijn deze cijfers zeer aan de lage kant.
Het is mogelijk, dat de conjunctuur zich ontwikkelt op de
wijze als de heer Knol het zich voorstelt, maar deze vergist
zich wel zeer, wanneer hij meent, dat de gemeente in tijden
van laagconjunctuur grond koopt. Het was in de raads
vergadering van 13 Juli 1936 wijlen de heer Goslinga, die
bij de beraadslaging over het voorstel inzake de aankoop
van percelen bouwgrond in de Stadspolder vroeg: „welk
belang er voor de gemeente bij betrokken is deze niet zeer
gunstig gelegen grond te kopen. Spreker heeft met genoegen
gezien, dat het College niet is overgegaan tot aankoop van
alle gronden van de familie Zwetsloot. Het betreft hier een
stuk grond, waarvan een groot deel onbebouwd moet blijven.
De gemeente heeft bouwgrond genoeg; laat men zich niet
zat koopen aan bouwgronder is nog genoeg grond bouwrijp
te maken. Spreker vindt het voor de gemeente geen gunstige
aankoop. Hoewel deze grond voor de gemeente meer waard
is dan de zoeven gekochte, vraagt hij toch: Is de Wethouder
koopziek?"
In tijden van laagconjunctuur moet op allerlei punten
worden bezuinigd en gaat een gemeente niet over tot het
kopen van grond. Thans wreken zich de gevolgen van die
politiek.
Spreker wil niet steeds teruggrijpen naar de politiek van
vóór 1940; er waren toen ook omstandigheden, waardoor het
gemeentebestuur niet tot het doen van dit voorstel kon
komen. Maar juist doordat het toen heeft ontbroken aan een
politiek van vooruitzien, zit men thans met de moeilijk
heden.
De te onteigenen gronden zullen niet alleen voor de woning
bouwverenigingen worden bestemd, hoe nuttig deze op zich
zelf ook mogen zijn, maar ook voor de particuliere bouwers,
bij wie de animo om te bouwen op het ogenblik in verband
met de financieringsregeling 1947 niet bijster groot is. De
berichten uit andere gemeenten geven echter aan, dat de
particuliere bouwers langzamerhand weer tot het bouwen
overgaan.
Kaar sprekers mening is te weinig aandacht geschonken
aan het bouwrijp maken van de gronden, omdat men wel
bevreesd is voor een eventueel tekort, maar niet de eventuele
voordelen heeft gezien, die op zeer sobere wijze door de
Directeur der Gemeentewerken zijn geraamd; de door hem
verstrekte cijfers zijn niet betwistbaar; met alle eventuele
stroppen is rekening gehouden. Men is daarbij en ook bij de
50 waarover de heer Hendriks sprak, uitgegaan van de
onteigeningsprijzen van Rotterdam, waar men er royaal
mee uitgekomen is.
De heer Hendriks merkt op, dat de bouwgrond in Rotterdam
2\ maal zo duur is als in Leiden.
De heer Jongeleen zegt, dat in Leiden rekening is gehouden
met de 33 die men in Rotterdam heeft aangenomen,
zodat het gemeentebestuur er op rekent, volkomen gedekt
te zijn.
Men is ook te veel heengegleden over de ophoging van de
terreinen. Uit de berekeningen blijkt, dat ophoging in den droge
niet mogelijk is. Het zou voor de gemeente financieel voordelig
zijn, indien alle gronden van het plan „Leiden-Zuid-West"
ineens konden worden opgehoogd. Bij de becijfering is echter
aangenomen, dat de inbezitneming van de gronden door de
gemeente in étappes zal plaats hebben, en is uitgegaan van
tijdperken van 3, 4 en 5 jaar. Het is mogelijk, dat het aantal
jaren zal worden uitgebreid; het werkt in het belang van de
gemeente, want indien het laatste plan over 6 jaar wordt
uitgevoerd, zijn de pachtcontracten van 6 jaar afgelopen.
Het staat bij voorbaat vast, dat de onteigening ineens moet
plaats hebben. Met de perioden, welke in de stukken zijn
vermeld, is bij het ontwerpen van het bouwschema rekening
gehouden.
Spreker begrijpt, dat tegen de onteigening voor recreatie
doeleinden bezwaren^ bestaan. De tijd, waarin arbeiders-
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(Jongeleen.) Bosch- en Gasthuispolder.
woningen aaneengesloten aan nauwe straten en rug aan rug
werden gebouwd, is echter voorgoed voorbijof spreker zou
zich wel zeer sterk in de mentaliteit van het Nederlandse
volk moeten vergissen. Ieder, die zich nuttig maakt in het
productieproces, heeft recht niet alleen op een behoorlijke
woning, maar ook op ontspanning. Ka de toeneming van de
productie, waarom het gehele Kederlandse volk schreeuwt,
is de arbeider, in verband met de mechanisatie en rationali
satie, een verlengstuk van de machine geworden; wanneer
er ooit een ogenblik is, dat het gemeentebestuur bij het
ontwerpen van uitbreidingsplannen daarmede rekening heeft
te houden, dan is het nu. Het gemeentebestuur zou positief
in zijn taak tekort schieten, wanneer het geen rekening hield
met deze harde noodzaak. De raadsleden vergeten bij hun
becijferingen één ding, nl. dat, wanneer men zo weinig aan
trekkelijke woningen bouwt, deze dan over 15 of 25 jaren,
wanneer de bouw wat sneller zal gaan, niet meer in trek
zullen zijn. Het is een daad van wijs beleid daarmede zeer
ernstig rekening te houden, omdat de woningen, die men
op het ogenblik moet bouwen, zeer duur zijn, en men dus
in dat opzicht een dubbel risico draagt.
De heer Frohwein zegt er niets voor te gevoelen hiervoor
te gaan onteigenen. Spreker betreurt het, dat de heer Frohwein
niet met hem kan meegaan, meer voor hemzelf dan voor
spreker. Spreker wordt als Wethouder hier gedreven door
zijn beginselen en daarvoor schaamt hij zich niet; spreker
heeft zich daarvoor, als lid van de democratisch-socialistische
beweging, nooit geschaamd en is altijd met opgeheven hoofd
door de wereld gegaan. Spreker ontkent ten sterkste, dat hij
zich zou hebben laten leiden bij dit voorstel door deze kleine
gedachte, dat hij bevreesd zou zijn voor communistische
agitatie. Dit voorstel heeft meer verdiend dan de kleinerende
woorden van de heer Frohwein. De heer Frohwein zegt wel
eens meer iets, wat er volkomen naast is. Spreker wijst op
het breedvoerig betoog van de heer Frohwein bij het voorstel
tot verhoging van de gasprijs met een halve cent, waarbij
hij zeide, dat hij het, wat betreft de economie bij de gas
fabriek, beter wist, hetgeen toen door de Raad toch is afge
wezen (zitting van 8 September 1947, agendapunt 41). Men
heeft hier met een voorstel te maken, dat niet alleen beoogt
te voorzien in de woningbehoefte, maar waarbij ook het
belang van de gemeente-huishouding in het oog wordt
gehouden. Spreker betreurt, dat de heer Frohwein zijn knobbel
voor economie hierop niet heeft bot gevierd.
Ieder arbeider heeft recht op recreatie en Leiden schiet in
dit opzicht tekort in vergelijking met andere plaatsen. In
1946, bij een inwonertal van 87.000, was er aan buurtparken
en wandelpaden een oppervlakte van 0.67 m2 per inwoner;
te verwachten is, dat deze oppervlakte in 1975, wanneer dit
plan verwezenlijkt wordt, 1.7 m2 zal bedragen, terwijl in
1975 volgens de gegevens van de technici op dit gebied nodig
zou zijn een oppervlakte van 3 m2. Deze cijfers zijn voor
algemene recreatieruimte en speelweiden resp. 1.8, 2.6 en
14 m2, voor sportterreinen en parkeerruimten 1.6, 3.5 en
4 m2. Zelfs met dit bescheiden voorstelletje tot het scheppen
van recreatie-gelegenheid zal er dus in 1975, wanneer dit
terrein geheel is bebouwd, nog een verschrikkelijk tekort aan
recreatie-ruimte bestaan.
De heer Frohwein is trouwens te laat met zijn opmerkingen
over plan „Leiden-Koord"hij had deze opmerkingen kunnen
en moeten maken bij het vaststellen van het plan. Ku zegt hij
van de 32 ha gaat 22 ha af voor recreatie-doeleinden en er blijft
maar 9 ha over voor woningbouw. Die redenering is echter
volkomen onjuist. Hij vergeet dan, dat het gehele gebied daar
40 ha beslaat en dat dit voorstel alleen bedoelt te verwezen
lijken, wat men in de laatste 25 of 40 jaren heeft nagelaten.
In het niet voor woningbouw bestemde gedeelte van het plan
Leiden-Zuid-West" zijn ook begrepen de openbare gebouwen
en de terreinen voor sportbeoefening; de sportbeoefening, niet
alleenop Zondag, maar ook op Zaterdagmiddag, en des avonds,
is geweldig toegenomen en er is een schreeuwend tekort aan
sporttereinen. Spreker beklaagt zijn collega de heer van
Schaik, onder wie de zaak van de sport ressorteert; deze zit
omhoog bij de verdeling van de sportterreinen.
Wat betreft de vraag, waar het gemeentebestuur het
nodige zand vandaan denkt te krijgen, het College werkt op
het ogenblik aan een zeer uitgebreid plan, dat het binnenkort
aan de Raad hoopt voor te leggen. Daarbij is haast; spreker
waarschuwt de Raad alvast. Ook de heer Hendriks weet dat
er zeer vele haaien op de kust zijn in dit opzicht. Het is de
vraag, of Katwijk de gemeente aan zand kan helpen; de
aanleg van de haven daar zal 500.000 m3 opleveren; die heeft
Katwijk zelf nodig, maar er is wel enige geneigdheid om
Leiden te helpen. Het gemeentebestuur kan wel zorgen voor
een vergunning om putten te zuigen, maar daaraan is de
voorwaarde verbonden, dat die gaten weer dicht komen.