MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947.
151
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(Stolp e.a.) Bosch- en Gasthuispolder.
geldlening van 3 Hierdoor ontstaat een verschil in be
rekening.
Wanneer de heer Knuttel spreekt over het gebrek aan
progressiviteit bij de andere dan de communistische leden
van de Raad, vergeet hij, dat er tussen beide groepen een
belangrijke principieel verschil met betrekking tot het
vraagstuk van de eigendom bestaat. Spreker en de zijnen
staan op het standpunt, dat ook met betrekking tot de
eigendom niet anders dan bij uiterste noodzaak de door God
gegeven normen mogen worden aangetast; wij staan dus
diametraal tegenover de communistische opvatting. Als
wij, aldus spreker, dit standpunt innemen, zijn wij volgens
de heer Knuttel ouderwets, maar weet hij wel, dat de huidige
tijd reeds bijna 2000 jaar geleden is voorspeld? Zich stellende
op dit standpunt van GodsWoord, zal men in de ogen van
de communisten wel altijd ouderwets blijven, maar wij
richten ons veel meer dan de heer Knuttel naar een veel
reëeler toekomst, namelijk een nieuwe hemel en een nieuwe
aarde.
De heer Jongelecn verklaart, dat in de regel de stukken
een week vóór de vergadering van de Commissie van Fabri
cage bij de vier leden dier commissie circuleren. Toen met
betrekking tot een punt van het rapport van de Directeur
der Gemeentewerken nadere inlichtingen moesten worden
ingewonnen, zag spreker aankomen, dat de stukken deze
keer de leden der commissie te laat zouden bereiken. Hij
heeft daarom in de pauze van de laatstgehouden raadsver
gadering de leden der commissie bij elkaar geroepen en hun
precies verteld, hoe de stand van zaken was, daarbij mede
delende, dat het zijn voornemen was de stukken te laten
vermenigvuldigen, zodat er voor de leden voldoende tijd
zou zijn. Bij een normale circulatie van de stukken ontvangt
de heer Schüller ze in de regel des Zaterdagsmiddags. Men
kan niet van de heren Lombert en van Iterson verlangen,
dat zij met zo'n late bezorging genoegen zullen nemen, daar
zij de Zondag op een andere wijze zullen willen doorbrengen
dan de heer Schüller. Vrijdagavond, vóór de vergadering der
commissie, hadden echter alle leden de stukken in hun bezit.
In de zoeven bedoelde samenspreking heeft spreker in tegen
woordigheid van de secretaris der commissie verklaard er
prijs op te stellen, dat de zaak de daarop volgende Maandag
in de commissie werd behandeld, maar bereid te zijn de
vergadering der commissie m't te stellen, indien de leden
bezwaar hadden tegen deze gang van zaken. Men dient dit
in het oog te houden, als men achteraf bezwaren maakt.
Spreker meent, dat ook alle leden der Commissie van
Financiën des Vrijdagavonds de stukken hebben thuis ge
kregen. Des Zaterdags en des Maandags vóór de vergadering
had men voldoende gelegenheid voor de bestudering van de
stukken. Men kan de tijd kort achten, maar dit werkschema
stond eenmaal voor het College vast. Het College is verplicht
zich aan de werkschema's te houden, wil het de verschillende
voorstellen op tijd gereed hebben. Nu heeft men hier te
maken met een voorstel, waarbij een uitstel zelfs slechts van
één week een belangrijke vertraging kan brengen in de uit
voering van de verschillende plannen.
Wat nu het bouwschema betreft, het rapport gaat uit
van de bouw van woningen gedurende een aantal jaren en
geeft niet overdreven optimistisch aan, hoeveel woningen in
een bepaalde periode zullen worden gebouwd; er is niet
per se rekening gehouden met het geweldige tekort aan
woningen, dat er isdeze zaak is nuchter en zakelijk bezien,
er is beredeneerd, wat mogelijk is. Het gemeentebestuur
stond inderdaad financieel niet geheel vrijhet heeft ook
te maken met de richtlijnen, die door het Rijk gegeven
worden en ook met het bouwschema, dat de Regering voor
het gehele land vastgesteld heeft. In gemoede vraagt spreker
aan de raadsleden, die het ontworpen bouwschema te op
timistisch noemen: een ogenblik aangenomen, dat dit bouw
schema optimistisch is, kan men dit dan aan het gemeente
bestuur verwijten? Kan men op het ogenblik, bij een positief
tekort van 3.000 woningen, het gemeentebestuur verwijten,
dat het te optimistisch is bij deze geweldige woningnood?
Wanneer het College eens niet optimistisch was geweest,
wanneer het met een voorstel was gekomen, dat wat minder
groot van opzet was geweest, wanneer het College nalatig
was geweest en maar rustig op zijn stoel was blijven zitten
en gedacht had: het komt wel in orde, dan zou spreker wel
eens de mening willen horen van de raadsleden, die op het
ogenblik bezwaar hebben tegen het optimistisch bouw
schema, wanneer over enkele jaren zou blijken, dat het
gemeentebestuur van Leiden hopeloos was tekort geschoten
in het tijdig treffen van maatregelen om het bouwschema te
verwezenlijken. Het College zou dan toch hopeloos in zijn
taak tekortgeschoten zijn. Aangenomen, dat het College iets
Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de
(Jongeleen.) Bosch- en Gasthuispoldcr.
te optimistisch is, dan is het toch verreweg te prefereren
boven een College, dat in zijn taak zou tekort schieten.
Ook het College weet niet precies, wanneer de laatste woning
volgens het bouwschema gebouwd zal worden en of het
inderdaad mogelijk zal zijn het aantal woningen, in dit
bouwschema genoemd, te bouwen.
De vraag is echter, in welke richting zich de bouw in
Nederland zal ontwikkelen. Spreker persoonlijk prefereert
de baksteenbouw boven alles, maar er kunnen zich omstan
digheden voordoen, tengevolge waarvan ook het gemeente
bestuur van Leiden zal moeten voorstellen de bouw van
500 of 1.000 betonwoningen. Die mogelijkheid bestaat zeker.
Het gemeentebestuur van Vlaardingen heeft een aanbod
gekregen tot de bouw van 500 betonwoningen op korte
termijn. Wanneer nu het gemeentebestuur van Leiden een
dergelijk aanbod krijgt, wat moet het dan doen? Het is heus
niet ondenkbaar, dat in de komende tien jaren nog wel eens
een dergelijk aanbod zal worden gedaan.
De heer A. van Dijk ging uit van een bevolkingsaanwas
van 1.300 per jaar voor Leiden. Deelt men dit aantal door
3.6 (het gemiddeld aantal personen per gezin) dan komt men
tot een aantal van 370 woningen, die per jaar nodig zouden
zijn. Daarbij moeten dan nog 60 woningen geteld worden
wegens verkrotting van bestaande woningen, zodat men dus
in totaal dan 430 woningen per jaar nodig heeft. Men zou
dus kunnen zeggen, dat dit bouwschema niet afwijkt van de
cijfers, waarover men op het ogenblik beschikt.
Wat nu de grondaankoop betreft, wanneer men woningen
wil bouwen, moet men grond hebben. Na de 103 woningen,
die gebouwd worden, kan de gemeente, wat de beschikbare
grond betreft, nog 240 woningen bouwen en dan, volgens
hetzelfde plan „Leiden-Noord", nog 60 a 70 woningen; als de
gemeente dan niet verder onteigent in verschillende andere
wijken, is zij aan het eind. De gemeente heeft heel wat grond
deze is echter niet geschikt voor woningbouw, omdat hij geen
aaneengesloten geheel vormt. Er is gezegd, dat het gemeen
tebestuur niet gepoogd heeft grond in handen te krijgen; vol
gens de heer A. van Dijk hebben de tuinders in plan „Leiden-
Zuid-West" nimmer een aanbod of een aanvrage van het ge
meentebestuur gekregen. De heer A. van Dijk zegt nu: een
groep van tuinders. Echter is herhaalde malen gepoogd grond
in handen te krijgen. Natuurlijk doet de Wethouder van Fabri
cage dit niet persoonlijk, maar behoudens enkele kleine
stukken grond heeft de gemeente sinds .1945 niets in handen
kunnen krijgen. Gezien de tegenwoordige omstandigheden
is het volkomen te begrijpen, dat de eigenaren van grond
niet bereid zijn die af te staan. Daarmede heeft men nu
eenmaal rekening te houden. Indien het gemeentebestuur
nu niet vrijwillig deze grond kan krijgen, staat e¥ voor
spreker maar één weg open, nl. die van de onteigening. Het
College gaat tot deze stap niet vol vuur over; ook in het
College waren er bezwaren, bij ieder lid, tegen onteigening.
Ook het College begrijpt, dat het hier een inbreuk is op het
eigendomsrecht; spreker begrijpt de bezwaren daartegen,
maar het heeft hem weer verbaasd, dat men wel bezwaren
heeft tegen het ingrijpen in het eigendomsrecht van de
gronden, maar dat geen woord is gezegd over de inbreuk op
het eigendomsrecht van de huizen.
Men had ook dit argument kunnen aanvoeren, want als
er in het gehele land een groep van personen is, die heel
weinig over hun bezittingen hebben te zeggen, is het wel de
groep huiseigenaren. Ook daaraan moet ten slotte een einde
komen.
Het doet spreker leed, dat een van de leden bij de be
spreking van dit voorstel heeft gezegd, dat het eigenlijk
een on-Nederlandse handelwijze is; dit lid heeft een ogenblik
vergeten, dat dit voorstel is gebaseerd op een bepaling van
de Onteigeningswet en verband houdt met de Woningwet.
Spreker kan dan ook niet inzien, waarin het on-Nederlandse
van de houding van het College zit.
Men heeft ook gesproken van onrecht, dat de eigenaren
van de gronden zou worden aangedaan. Het voorstel is
echter gebaseerd op een Nederlandse wet, waarin precies
staat omschreven, wat het College in dit geval mag doen.
Bovendien is het niet iets nieuws van dit College, al geeft
spreker toe, dat nog nimmer een zo omvangrijk voorstel in
de Leidse Raad is behandeld. Het is eigenaardig en voor
spreker prettig, dat in de raadsvergadering van 13 Juli 1936,
bij de behandeling van het voorstel tot intrekking van het
raadsbesluit van 23 December 1935 inzake onteigening van
de voor de bouw van een inrichting voor zuivering van afge
voerd rioolwater aan de Slaagh- of Stinksloot benodigde
percelen grond, het toenmalige raadslid wijlen de heer
Goslinga, de toenmalige wethouder, wijlen de heer Splinter,
en het College verweet, niet actief genoeg te zijn inzake de
onteigening. Wijlen de heer Goslinga zei, dat hij in de stukken