150 MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947. Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (Schüller e.a.) Bosch- en Gasthuispoïdcr. en bereid zijn desnoods een gedeelte van zijn nachtrust aan het raadswerk op te offeren, gelijk spreker voor de bestu dering van dit voorstel heeft gedaan. Yóór de oorlog kon men niet goedkoop in Leiden bouwen, omdat de nodige gronden toen in handen van grondspecu- lanten warendit voorstel strekt om dit voor de toekomst te voorkomen. Als lid van de Commissie van Fabricage weet spreker uit zijn jarenlange ervaring, dat het meermalen voorkwam, dat, wanneer de ene dag de gemeente een stuk grond wilde kopen, het de volgende dag in het bezit was van gr ondspeculanten Aangezien spreker geen financiële specialist is, zal hij zich niet begeven in beschouwingen over de calculatie, die naar zijn oordeel op een bepaald schema is gebouwd. Men heeft nu bezwaar tegen de termijn, maar spreker herinnert hierbij aan hetgeen indertijd is geschied, toen de gemeente niet inging op de aanbieding van grond bij de Wilhelminabrug, met het oog op het te lijden renteverlies door uitstel van de woningbouw. Zodra de gemeente van de koop had afgezien, werd de grond gekocht door een maatschappij, die er woningen op bouwde. Indien de oorlog niet tussenbeide was gekomen, zou deze grond volledig bebouwd zijn. In die tijd was de termijn 20 jaar. De heer Frohwein, die tot de academisch gevormde staats burgers meent te behoren, heeft zich bij dit belangrijke vraagstuk er toe verlaagd persoonlijke aanvallen te richten op de Wethouder van Fabricage, terwijl het voorstel door het College in zijn geheel is gedaan. Spreker had verwacht, dat het denkende deel der natie gelijk de leden van de Partij van de Vrijheid zich bij voorkeur gelieven te noemen een correcter houding in de Raad zou hebben aangenomen en ook een betere openbare voorlichting zou hebben gegeven. De heer Frohwein vergeet echter, dat de recreatieoorden niet van de woningbouw zijn los te maken. Wat de groenvoorziening voor de gehele stad Leiden betreft, houdt dit plan het midden tussen het minimum, vermeld in de studies van Dr M. Wagner, en dat van het uitbreidingsplan van Amsterdam, welke minima door Ir P. Bakker Schut zijn gepubliceerd. Men kan in Leiden niet meer de oude methode volgen, waarbij zoveel mogelijk woningen op zo weinig mogelijk grond werden gebouwd. Wat de aanwas van de bevolking betreft, gaat het niet om de vraag, hoe men denkt, dat deze zal zijn, maar wel om de cijfers, die men op grond van de practijk en de berekeningen met behulp van de voorhanden zijnde gegevens kan ver krijgen. Gelet op de gegevens van het Gemeentelijk Huisves tingsbureau acht spreker de ramingen van de Directeur der Gemeentewerken op dit punt nog te laag. Spreker meende, dat volgens de rapporten van het Huisvestingsbureau de bevolkingsaanwas groter geraamd moet worden dan de Directeur der Gemeentewerken in zijn rapport doet; deze heeft de bevplkingsaanwas echter aan de lage kant geschat om de zaak niet op te schroeven. Spreker wijst er nog op, dat hij als lid van de Commissie van Fabricage de tijd genomen heeft voor de bestudering van deze zaak; de leden van de commissie hebben alle stukken, die zij vroegen, persoonlijk thuis gestuurd gekregen en zij hebben dus alles goed kunnen nagaan. Natuurlijk, de een besteedt er zijn Zondag aan, de ander niet, maar als men dat niet wil, laat men dan aan dit voorstel, dat in het belang van de gemeente Leiden is, enkele uren van de avond opofferen; dan is ook het rumoer in huis en op straat minder en kan men veel rustiger werken. Daarom vindt spreker het niet zo erg, al heeft men deze stukken slechts enkele dagen ter bestu dering in zijn bezit gehad, en al heeft men er niet zoveel tijd aan kunnen besteden als men zelf wel had gewild. De heer Riedel heeft als lid van de Commissie voor de Financiën bezwaar gemaakt, dat de stukken te laat in het bezit van de leden van die Commissie gekomen zijn. Een dergelijke omvangrijke stof moet men even kunnen laten liggen en overdenken. De vergadering van de Commissie van Financiën, waarin dit voorstel is behandeld, kon ook niet voltallig zijn, daar de Commissie laat bijeengeroepen was en enkele leden verhinderd waren. In deze vergadering van de Commissie is het plan als geheel vooral tot uitgangspunt genomen. De critiek, heden geuit door de technici en de financiële deskundigen, zou spreker op vele punten kunnen onder steunen, maar de critiek, in vroeger jareu, b.v. na 1930, geuit door de toenmalige technici en de toenmalige financiële deskundigen, is even goed te ondersteunen geweest en heeft toch gefaald, omdat men op deze plannen, die van een brede visie getuigen, zeer begrijpelijk komt met zijn persoonlijke critiek, en met zijn eigen kijk op de zaken. Wanneer men deze aangelegenheid als zakenman beziet, vallen daarop Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (Riedel e.a.) Bosch- en Gasthuispolder. aanmerkingen te maken en kan men vragen stellen, die door de Wethouder van Financiën niet beantwoord kunnen worden, omdat hierbij factoren in het spel zijn, die in de toekomst liggen, die een gemeentebestuur aanvaardt, omdat het dit voorstel in het algemeen belang acht. Men kan niet uit deze feiten halen, wat er niet in zit, maar gelet op het voorbeeld van andere gemeenten, b.v. Rotterdam, dat met zijn haven uitbreiding geslaagd is, omdat het een durvend en vooruit ziend gemeentebestuur had, moet men over grote dingen heenstappen. De heer A. van Dijk heeft gezegd zijn oordeel te willen aanhouden tot na het antwoord van de Wethouder, maar spreker kan zich niet voorstellen, dat degenen, die critiek hebben geuit, tevredengesteld zouden worden door het antwoord van de Wethouder, wanneer zij zich niet op het hoge standpunt durven stellen, dat in dit plan durf zit en mogelijkheden liggen voor de toekomst. In de jaren vóór 1940 was de Raad niet bij machte voldoende kijk op de zaken te hebben om dergelijke plannen te ontwerpen; daarvan plukt men nu de wrange vruchten. Laat men dat ook inzien naast zijn critiek. Spreker twijfelt niet, of na het betoog van de Wethouder zullen deze goed opgezette plannen, die ook financiël goed doordacht zijn, door de meerderheid van de Raad aanvaard worden, behoudens enige critiek natuurlijk. Waarom zou die critiek achterwege moeten blijven? Waarom zou men niet zeggen: dat komt niet uit? De toekomst zal dat uitwijzen; het kan meevallen en het kan tegenvallen. Wanneer men echter deze zaken laat lopen, komt men in het moeras. Men heeft in het vorige decennium leergeld betaalddoor de gemeente is toen grond gekocht voor veel te hoge prijzen; laat men oppassen niet in dezelfde fout te vervallen en laat men, waar dit een voorstel is, dat breed om zich heen grijpt, dit aanvatten. Wanneer men de berekeningen ziet van de ontworpen vissershaven te Katwijk, rijzen de haren te berge, zoveel geld als dat zal kostenwaar haalt die gemeente dat vandaan? Dit is een plan, dat stevig staat voor de toekomst, dat betekenis heeft voor de komende bevolking. Men kan nu lang uitweiden over de vraag en het is goed dat dat geschied is of er dan voldoende of te weinig woningen zullen zijn, en over de vraag, of het mogelijk is het nadeel voor de tegen woordige eigenaren te overbruggen, de Raad moet dit plan ondersteunen en de moed hebben in de toekomst te zien, die vaag en wazig is, moet de moed hebben met dit uitbreidings plan accoord te gaan, dat een belofte is voor de tegenwoordige en ook voor de komende generatie. Spreker zal de cijfers, die gegeven zijn, niet noemen en ook niet aanvallen; in de Com missie voor de Financiën heeft hij uitgesproken, niet het gevoel te hebben, dat hier een scheve cijferpolitiek wordt gevoerd, maar dat hier een zo reëel mogelijke politiek wordt gevoerd, voorzover dit mogelijk is in een situatie, die thans nog niet met zekerheid kan worden geschetst, doch door de toekomst zal worden bepaald. De heer Knetsch zou gaarne vernemen, waarom de gronden in plan „Leiden-Noord" zoveel hoger zijn getaxeerd dan die in plan ,,Leiden-Zuid-West"gezien de qualiteit van de gronden, begrijpt spreker het verschil in prijs niet. Met betrekking tot de tuinderijen sluit spreker zich geheel aan bij het betoog van de heer Riemens. Spreker heeft zich ter plaatse op de hoogte gesteld. Er zijn ongeveer 27.000 eenruiters, die ongeveer 3,4 ha beslaan. De Provincie heeft in een overeenkomstig geval in de buurt 15.000.per halve ha als schadevergoeding betaald. Indien de gemeente de bedrijfsschade op dezelfde voet moet vergoeden, zullen de kosten aanmerkelijk met de raming verschillen. Spreker sluit zich geheel aan bij het denkbeeld van het College, om alle gronden tegelijk te onteigenen, maar de op hoging in étappes te doen geschieden. De heer Stolp zegt, dat in de stukken de veronderstelling wordt uitgesproken, dat bij uitgifte van de maagdelijke grond de rente zal mogen worden bijberekend. Deze methode werd echter tot nu toe niet toegestaan. Spreker vraagt, of de Wethouder hieromtrent iets naders kan mededelen, daar de gemeente anders een zeker risico neemt. Vervolgens vraagt spreker, hoe men het percentage van 50 voor de schadeloosstelling heeft berekend en of hierbij het prijspeil van 1940 als maatstaf is aangelegd. Volgens de stukken kan bij het afstaan van grond aan -Ce woningbouwverenigingen het renteverlies niet bijgecalcu- leerd worden. Spreker vraagt, waarom dit voor de woning bouwverenigingen niet en voor de particuliere bouwers wel kan. In het overzicht van de nodige kapitalen wordt een opzet gemaakt op basis van een rentevoet van 2 In de overige stukken wordt echter gesproken van het aangaan van een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 10