VRIJDAG 20 JUNI 1947. 8J Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Goslings.) ook een centrale keuring, uitgaande van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst. Niet dat spreker een arts van de één of andere richting verdenken zal meer mensen te willen uitzenden dan verantwoord is, maar waar de ge meente deze uitzending subsidieert, behoort er een centrale keuringsinstantie te komen, de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Voor al deze bemoeiingen zal de Gemeentelijke Genees kundige- en Gezondheidsdienst uitgebreid moeten worden. Br zijn ongetwijfeld zeer goede dingen gebeurd, zoals de regeling bij besmettelijke ziekten en de schoolartsendienst helaas doet zich bij het laatste weer het onaangename finan ciële aspect van die quaesties voor; de betaling is niet voldoende. Er gebeurendus ongetwijfeld vele goede dingen, maar de grote lijn ontbreekt. Spreker vermeldt voorts volksbaden, en nieuwe woningen die ruim gebouwd moeten worden, met douche-cel, in het belang van de Volksgezondheid. Ook deze problemen komen hierbij ter sprake. Spreker wijst op het artikel van Ir Hulshoff uit Amsterdam in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw van 1 April 1947. Deze toont aan, hoe men door de bouw van betere en meer hygiënische woningen, waardoor de verpleging thuis gemakkelijker mogelijk is, ruimte in zieken huizen en verpleeghuizen kan besparen. Spreker heeft dit als de grote lijnen willen aangeven; sociaal-economisch en sociaal-medisch acht spreker dit alles noodzakelijk. Men spreekt hierbij over lichamelijke dingen; spreker wil niet ontkennen, dat het geestelijke belangrijker is, maar waar de spreuk luidt „mens sana in corpore sano", is het toch begrijpelijk, dat lichamelijke gezond heid noodzakelijk is om tot een bepaald geestelijk niveau te komen. Alle slepende ziekten doen de mens lijden, ook door angst voor de toekomst. Een goede lichamelijke gezond heid is dus een belangrijke zaak. Men moet economisch denken, maar hierbij niet kortzichtig zijn. Men zou kunnen zeggen: het is jammer, dat het vóór de oorlog, toen het een goede tijd was, niet is gebeurd. Dat is echter nakaarten. Spreker kan niet beoordelen, of het toen kon gebeuren en het heeft geen zin verwijten te maken. Men kan ook zeggen: er is nu geen geld voor. Men vecht echter thans voor een goede productie, waarbij het mogelijk is te exporteren. Een krachtig, gezond volk is de enige en snelste weg om tot een goede productie te komen. De be dragen, die thans nodig zijn voor de bestrijding van de kosten, welke worden veroorzaakt door het ontbreken van een vol doende behandeling en voorzorg bij rheuma-patiënten (zieken geld, verloren arbeidsdagen, ziekenhuiskosten, invaliditeits- rente), lopen in de millioenen. Het bedrag kan door het systeem van collectieve verzekering hier niet gemakkelijk wor den berekend, maar in Engeland en Amerika is het tientallen millioenen groot. De rheuma veroorzaakt in de Noordwest Europese landen 4 tot 8 maal zoveel schade als de tubercu lose. Het geldt hier dus ook een economisch probleem. Gouver- ner c'est prévoir; men kan hier enorme financiële en econo mische schade voorkomen, maar de „cost gaet voor de baet". In Zweden en Rusland heeft men vóór de oorlog veel aan de bestrijding van rheuma gedaan. In Zweden had men geen geld voor rheuma-ziekenhuizen. Deze zijn toen gebouwd met behulp van een renteloos voorschot van de Zweedse Rijksverzekeringsbank en na enige jaren is gebleken, dat het bedrag, dat deze aan invaliditeitsuitkering en ziekengeld bespaard had veel hoger was dan het verleende renteloos voorschot. Men kan dus in dit opzicht zeer veel bereiken; natuurlijk moet men in dit opzicht zo efficiënt mogelijk werken; men behoeft geen luxueus ingerichte gebouwen te hebben en men behoeft met al deze dingen niet te wachten totdat men een nieuw gebouw voor de Gemeenteüjke Genees kundige- en Gezondheidsdienst heeft. Aan de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst zouden meer artsen verbonden moeten worden voor het uitwerken van al deze dingen en voor het controleren van de medische attesten enz. Van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst gaat naar sprekers mening te weinig initiatief uit; daarvan is althans niet veel gebleken. Spreker heeft bij deze begroting geen cijfers genoemd; dit zou trouwens in dit stadium nog weinig zin hebben. Spreker verzoekt de Wethouder, na bespreking in de Commissie, de Directeur op te dragen een uitgewerkt plan te ontwerpen en te publiceren voor de volgende begroting liefst, als het kan eerder inzake de opbouw van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst, met berekening en statistische bewerking van de gegevens omtrent de behoeften van de Leidse be volking in dit opzicht en anderzijds van de kosten daarvan, alles op zo eenvoudig mogelijke wijze. Misschien zal er in Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Goslings c.a.) de nabije toekomst een accountant in dienst van de gemeente komen, die ook zal toezien, als deskundige op het gebied van de efficiency, dat deze taak op het gebied van de volksgezondheid op zo eenvoudig mogelijke wijze en zo doel treffend mogelijk zal worden vervuld door de Gemeenteüjke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst. Naar aanleiding van hetgeen het College op blz. 32 van de Memorie van Antwoord zegt over de uitbreiding van de Geneeskundige Dienst, uit spreker als zijn wens, dat de Raad binnen niet al te lange tijd een rapport van de Directeur van de Gemeenteüjke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst krijgt omtrent de wijze, waarop deze quaestie kan worden opgelost. Dit zal moeten geschieden door een stimulerend en coördinerend optreden van de gemeenteüjke Overheid, met vrijlating van alle particulier initiatief en van ieders geloofs overtuiging, enz., en door de reputatie van het ziekenhuis weer op te kweken. Hiervoor verwijst spreker naar hetgeen door de Wethouder gezegd is bij het voorstel tot uitbreiding van de blindenwerkinrichting (Raadsverslag 28 April 1947, blz. 44), n.l. dat het College met het nemen van verder gaande maatregelen liever wachtte op het tot stand komen van de wet inzake de plaatsing van invaüden in de bedrijven en dat via de Annakliniek in Leiden reeds 30 invaliden in het arbeids proces waren ingeschakeld. Spreker erkent dat dit een prachtig resultaat is, maar het is maar een onderdeel; dit zijn mensen met een eindtoestand; ten aanzien van lijders aan chronische ziekten, tuberculose, rheuma, asthma, diabetes heeft men veel moeiüjker problemen; voor dezen is een veel langere controle nodig. In een stad als Leiden zijn vele specia listen gevestigd, die veel belangstelling voor dit werk hebben en ongetwijfeld, wanneer de Directeur van de Gemeenteüjke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst hun advies vraagt, gaarne in een consultatie-bureau daaraan zullen medewerken, maar niet de tijd hebben om dit alles uit te werken; dat kunnen zij zelf dus niet beoordelen. Er moet bij zijn een arts, die verstand heeft van het werken in de fabriek, een fabrieksarts dusde Gemeenteüjke Geneeskundige- en Gezond heidsdienst moet samenwerken met deze fabrieksarts en met de A.V.O. De tewerkstelling van de invaüden zal op de gewone wijze door de arbeidsbeurs moeten blijven geschieden; dit is niet te regelen voor ieder afzonderüjk. Er is in dit opzicht een zeer prijzenswaardig iniatief getoond, maar dit grote probleem kan echter alleen centraal aangepakt worden. Zal de Directeur van de Gemeenteüjke Geneeskundige en Gezondheidsdienst binnenkort een plan op dit gebied kunnen aanbieden aan het gemeentebestuur? De heer Cats zegt, dat het antwoord op zijn vraag naar de regeling betreffende de standplaats van taxi's op het Stationsplein wel duidelijk, maar niet bevredigend is. Taxi ondernemingen ter plaatse hebben zich ter verkrijging van een vergunning tot de Rijksverkeersinspectie gewend, maar werden in het antwoord, dat zij ontvingen, naar Burgemeester en Wethouders verwezen. Ondanks herhaalde verzoeken is de materie nog steeds niet geregeld. Men kan zich niet ont trekken aan de indruk, dat de regeling van deze materie wordt vertraagd om de grote taxi-ondernemingen in de gelegenheid te stellen hun bedrijven op de voor-oorlogse capaciteit te brengen, waardoor de kleinere taxi-onder- nemingen, die nu reeds klaar zijn, niet zullen kunnen con curreren. Spreker hoopt, dat deze indruk niet juist zal blijken te zijn, Burgemeester en Wethouders de onjuistheid daarvan ook zullen kunnen aantonen en deze zaak spoedig zullen regelen. De heer Robbers meent, dat het voorstel van de heer Schüller (No. IV) moet dienen om, na overleg met de Com missie voor Georganiseerd Overleg, te komen tot een voorstel, dat strekt tot invoering van de medezeggenschap in de verschillende gemeentediensten. Spreker is een groot voor stander hiervan, omdat men door overleg komt tot een juist inzicht en men elkanders werk en principes leert waarderen. Toch geeft spreker de heer Schüller in overweging diens voorstel te wijzigen in die zin, dat in plaats van „mede zeggenschap" wordt gelezen „dienstcommissies", omdat medezeggenschap in overheidsdienst juridisch aanvechtbaar of niet uitvoerbaar is. De heer van Schaik constateert met genoegen, dat in de Raad geen verlangen naar een periode als van vóór 1940 bestaat. Men heeft zich in het algemeen gesteld op de bodem van de werkeüjkheid, waarin men op dit ogenblik leeft. Dit is verblijdend, omdat men van deze werkeüjkheid uit verder moet werken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 3