106
VRIJDAG 20 JUNI 1947.
Gemeentebegroting Uitgaven.
(Lombert e.a.)
De heer Lombert zegt, dat thans wel gebleken is, dat de
controle op het rusthuis „Grenshoek" vanwege de Genees
kundige Dienst in de bezettingstijd zeer beperkt moest
worden genoemd; spreker neemt aan dat er tijdens de be
zetting onder de autoriteiten van de Geneeskundige Dienst
waren met sympathieën voor de nieuwe richting en dat dit
enigszins overgeslagen is ook op het lagere personeel, zodat
dit niet veel aanmerking durfde maken op de behandeling
in dit beruchte „Grenshoek". Spreker hoopt dat er nu en in de
toekomst alle aandacht besteed zal worden aan de wijze
van behandeling van patiënten, die in andere ziekenhuizen
worden ondergebracht; er zijn nl. bewijzen dat patiënten in
„Grenshoek" zeer ernstig verwaarloosd waren en in andere
ziekenhuizen moesten worden opgenomen.
De heer Piena zou gaarne weten, hoevele patiënten van de
gemeente op het ogenblik in „Grenshoek" verpleegd worden.
Spreker is er niet zo gerust op, dat de verpleging daar belang
rijk beter is geworden, zoals het College mededeelt; er zijn
daar elementen, die niet op hun plaats zijn. Is het niet
mogelijk, dat de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezond
heidsdienst een meer effectieve controle uitoefent op degenen,
die daar te werk gesteld worden?
De heer Goslings verheugt zich over de toezegging van het
College, dat meer toezicht gehouden zal worden op dergelijke
verpleeghuizen.
De zin in de Memorie van Antwoord: „Daartoe zouden
er allereerst een meer deskundige Directie en meer verplegend
personeel moeten zijn" bevreemd spreker echter. Bestaat
niet de mogelijkheid de contröle zover te doen gaan, dat de
Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst ten
aanzien van het personeel bepaalde eisen kan stellen, waaraan
moet worden voldaan? Die verplichting bestaat in enkele
andere gemeenten wel. Het gaat hier tenslotte om een volks
belang. Men moet eisen, dat de behandeling goed is. Kan
daarvoor niet een verordening vastgesteld worden?
Mevrouw de Cler vraagt opgave van het totaal aantal
ouden van dagen, die voor rekening van de gemeente in de
verschillende inrichtingen in Leiden verpleegd worden.
De heer Menken zegt, dat de zaak „Grenshoek" inderdaad
een droevig stuk geschiedenis is. In de oorlog zijn echter wel
meer droevige dingen gebeurd. In hoever aan personen, die in
politiek opzicht daar minder op hun plaats waren, mede
werking is verleend, kan spreker niet beoordelen; spreker
heeft toen ook niet anders dan nare verhalen daarover ge
hoord. Niet alleen is er echter door de Gemeentelijke Genees
kundige Dienst te weinig contröle geweest, practisch ver
keerde men in een dwangpositie in deze zin, dat de mensen
daar geplaatst moesten worden, omdat er geen andere ge
legenheid was; alle inrichtingen zaten toen stampvol. In elk
geval is de toestand nu aanzienlijk beter geworden. Het juiste
aantal personen, dat daar voor rekening van de gemeente
verpleegd wordt, weet spreker niet; naar sprekers mening
zullen het er 20 zijn.
Wat het toezicht betreft, kan spreker mededelen, dat elke
week een ambtenares van de dienst van Sociale Zaken en een
gediplomeerde verpleegster naar „Grenshoek" en andere
inrichtingen gaan om zoveel mogelijk te controleren en ver
schillende zaken te bespreken.
De opmerking omtrent de verordening heeft spreker in
zijn oor geknoopt; misschien is het op een of andere wijze te
reglementeren. Bij het onderbrengen van ouden van dagen
verkeert de gemeente in een dwangpositie, daar het thans
zeer moeilijk is een tehuis voor hen te vinden.
Het college is bereid aan de wens van mevrouw de Cler
tot het verstrekken van een opgave van alle patiënten, ouden
van dagen, die voor rekening van de gemeente in de verschil
lende inrichtingen verpleegd worden, te voldoen.
Yolgnr. 367 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 368 tot en met 377 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 378, luidende: „Kosten van
gemeentelijke zweminrichtingen 18.200.waarbij tevens
aan de orde komt de motie van de heer Cats, mevrouw van
Staveren, mevrouw Yijlbrief en de heer van Weizen, luidende
„De Raad, gehoord de discussie over het tekort aan bad- en
zweminrichtingen hier ter plaatse, spreekt als zijn oordeel
uit, dat bij het treffen van maatregelen ter vermindering van
Gemeentebegroting Uitgaven.
(Cats.)
dit tekort, in de eerste plaats moet worden voorzien in de
behoefte aan een gecombineerde overdekte- en open zwem
inrichting."
De heer Cats heeft uit het schriftelijk antwoord van het
College kunnen afleiden, dat ook Burgemeester en Wet
houders er van doordrongen zijn, dat in Leiden een groot te
kort aan zweminrichtingen bestaat. Er zijn thans één open
en één overdekte zweminrichting, die uiteraard niet kunnen
voorzien in de behoefte van een bevolking van ruim 84.000
zielen. In een vaktijdschrift las spreker, dat een aanvaard
baar gemiddelde is 1| bad per inwoner per seizoen. De ver
kregen cijfers tonen aan, dat topbezoek ongeveer 4 x het
gemiddelde dagbezoek is, terwijl van het dagbezoek f moet
worden verwerkt in ongeveer 6 topuren. Een plaats van 84.000
inwoners geeft dus de volgende cijfers: totaal 1| x 84.000
baden d.i. 126.000 baden per seizoen van ongeveer 100 dagen,
d.i. 1260 baden per dag met een topbezoek van 5040 baden
per dag. Hiervan moet f in 6 uur worden verwerkt, d.i. 630
baden per topuur.
Het hand over hand toenemen van het zwemmen in het
Rijn- en Schiekanaal is een gevolg van dit tekort aan zwem
gelegenheid. Vele leden van de zwemvereniging „De Zijl"
geven er iu de drukke perioden de voorkeur aan, in open
water te zwemmen. Op warme dagen kan men steeds een
aanzienlijk groepje van deze leden vinden op de Zijl, halver
wege de Kaag. Dit is geen gril, want men fietst niet voor zijn
genoegen langs een stoffige landweg naar de aangegeven
plaats.
De overdekte zweminrichting aan de Haarlemmerstraat
kan des winters niet in de behoefte aan zwemgelegenheid
voorzien; zij is overbezet, want behalve het zwemmen in
clubverband en het schoolzwemmen neemt het zwemmen in
bedrijfsverband steeds meer toe; bij Ministeriële beschikking
van 17 October 1946 (Legerorder 1946, nr. 409) is bepaald,
dat in het vervolg aan alle militairen van de Koninklijke
Landmacht zwemles zal worden gegeven. Hierdoor blijven
nog slechts enkele ongunstige uren voor particulieren beschik
baar. Hierbij heeft spreker buiten beschouwing gelaten de
vraag naar zwemgelegenheid door verenigingen en instellingen
uit de randgemeenten.
Uitbreiding van het aantal zweminrichtingen is dringend
nodig met het oog op de volkshygiëne, de volksgezondheid
(gevaar voor de ziekte van Weyl bij het zwemmen in open
water) en de noodzakelijkheid voor de bewoners van een
waterrijk land als Nederland om jong zwemmen te leren.
Op het ogenblik klagen de zwemonderwijzers er in het alge
meen over, dat er bij de overstelpende drukte weinig terecht
komt van een behoorlijk zwemonderricht.
Overigens neemt spreker aan, dat ieder doordrongen is van
de noodzaak van de spoedige bouw van een zweminrichting
in Leiden. Aan welke soort inrichting is in Leiden in de eerste
plaats behoefte? Op de receptie van de Leidse zwemvereniging
L. Z.C. is namens het College van Burgemeester en Wethou
ders de suggestie geopperd, zo spoedig mogelijk te beginnen
met de bouw van een open zweminrichting aan het Rijn- en
Schiekanaal, die ter beschikking van de L. Z. C. zou worden
gesteld. Naar sprekers mening moet men echter niet terug
naar de toestand van vóór 1940, waarbij door het verschil in
tarief slechts door een bepaalde groep van deze zweminrich
ting gebruik kon worden gemaakt. Spreker vraagtis het wel
doelmatig in de eerste plaats een open zweminrichting te
bouwen? Uit het antwoord van het College blijkt, dat reeds
plannen zijn ontworpen voor de bouw van een open bad aan
het Rijn- en Schiekanaal. Spreker acht echter eerst de bouw
van een gecombineerde open-overdekte zweminrichting nood
zakelijk. Het College erkent in de Memorie van Antwoord de
behoefte hier ter plaatse aan een open èn een overdekte zwem
inrichting. De bouwkosten van een gecombineerde badin
richting zullen aanzienlijk lager liggen dan die van een afzon
derlijke open en overdekte zweminrichting. Gezien de finan
ciële toestand van de gemeente is dit punt van niet te onder
schatten belang. Bovendien is volgens de deskundigen een
gecombineerde overdekte en open zweminrichting de meest
doeltreffende oplossing voor Nederland. Immers, wegens het
klimaat is een open zweminrichting slechts ten hoogste vier
maanden in bedrijf; deze is dus a/3 deel van het jaar niet
rendabel, terwijl een overdekt bad practisch het gehele jaar
exploitabel is. In het tijdschrift „Het Bad- en Zwembedrijf"
van Augustus 1946 geeft de heer D. J. Middendorp in zijn
artikel getiteld „Overdekte of niet-overdekte baden" in
overweging het bouwen van open luchtbaden geheel achter
wege te laten.
Tegen dit standpunt komt de heer De Vries in het Septem
bernummer van dit tijdschrift op met een krachtige verdedi
ging van de openluchtbaden. Blijkens dit artikel is de heer de