VRIJDAG 20 JUNI 1947. 103 Gemeentebegroting Uitgaven. (Ligtvoet e.a.) men heeft de scherpste prijzen. Gaarne zou spreker van de be trokken Wethouder het antwoord horen, of men daartoe wil overgaan, en of hij bereid is daartoe maatregelen te nemen De heer Jongeleen moet opkomen tegen de handelwijze van de heer Ligtvoet bij dit punt. De heer Ligtvoet veronder stelt bij voorbaat, dat de betrokken Wethouder zich tot de Cemsto heeft gewend om inlichtingen. Wanneer dit zo was, zou de heer Ligtvoet gelijk hebben, maar de veronderstelling, dat spreker zich gewend zou hebben tot de firma, waarover de klacht juist gaat, acht spreker op het kantje af. Wanneer het College een dergelijk antwoord geeft, is er inderdaad een onderzoek ingesteld; bij alle hoofden van scholen heeft een vragenlijst gecirculeerd; er waren bij deze natuurlijk ook klachten over de Cemsto, maar er waren er ook, die geen klachten hadden, en die de handelwijze van de Cemsto zeer goed achtten. Inderdaad zijn er in de afgelopen periode klachten geweest, die niet alleen spreker maar ook de Directie onderschreef en die voortkwamen uit het feit, dat de Cemsto zeer moeilijk aan personeel kon komen. Op zich zelf is tegen open aanbesteding geen bezwaar, maar de wenselijkheid van een aanbesteding in onderdelen trekt spreker zeer ernstig in twijfel. Spreker zegt niet, dat het niet gebeuren zal, maar bij aanbesteding in onderdelen wordt wel voor de gemakkelijke gedeelten van het werk ingeschreven, maar zou de gemeente met de moeilijke posten blijven zitten. Inderdaad zal het gemeentebestuur overwegen, of het zal overgaan tot openbare aanbesteding in plaats van tot onder hands, maar dan moet het zijn een aanbesteding in massa. De heer Ligtvoet heeft duidelijk gezegd, dat het aanbesteden van dit werk in percelen gekoppeld moet worden aan de aanbesteding in massa. De kleinere ondernemingen in Leiden, die toch ook in de belasting betalen, moeten ook de kans hebben wat werk te krijgen. Wanneer men alleen de grote bedrijven laat inschrijven, sluit men een grote groep onder nemingen uit, die ook kans moeten hebben aan het werk te komen. Wanneer de moeilijke percelen van het werk overblijven, zoals de Wethouder zegt, zou dit moeten blijken bij de aanbesteding. In de eerste plaats heeft men dan geen scherpe prijzen en in het verleden is dat ook nooit gebeurd. Men kan zowel in onderdelen als in massa aanbesteden, naar sprekers ervaring in zijn vak. De heer Jongeleen vreest, dat de heer Ligtvoet hem ver keerd heeft verstaan. Spreker heeft zijn opmerking gemaakt in het belang van de kleine ondernemers. Geen van beide partijen heeft belang bij een openbare behandeling van dit onderwerp, waartoe het zich ook niet leent. Indien later over de openbare aanbesteding wordt gesproken, is spreker bereid hiervan het zijne te zeggen. Vognr. 263 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De volgnrs. 264 tot en met 276 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 277, luidende: „Verteringen ten behoeve van de bureaux van stemopneming. Memorie". Mevrouw Braggaar dringt aan op een betere verzorging- van de consumptie voor de leden van de stembureaux. Het is uiteraard niet de bedoeling, dat op een dag van ver kiezingen eet- en drinkgelagen in de stemlokalen zullen worden gehouden, maar terwijl de consumptie vóór de oorlog eenvoudig en behoorlijk was, was ze de laatste keren slecht, ook als men rekening houdt met de tijdsomstandigheden. Men verwacht van deze leden terecht, dat zij die dag zoveel mogelijk in het stemlokaal zullen zijnde laatste keren waren zij afhankelijk van burgers, die hen wilden helpen. Deze leden verrichten hun taak belangeloos; sommigen van hen hebben zelfs loonderving door werkverzuim. In die omstan digheden gaat het niet aan, dat hun in het stemlokaal geen consumptie door de gemeente wordt verstrekt. De Voorzitter verwijst naar de laatste zin van het antwoord van het College, luidende: „Gepoogd zal worden bij de volgende verkiezingen betere resultaten te bereiken". (Bladz. 40). Volgnr. 277 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De volgnrs. 278 tot en met 280 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Gemeentebegroting Uitgaven. (Keij e.a.) Beraadslaging over volgnr. 281, luidende: „Bevolkings register en huisnummering 8.071. De heer Keij neemt gaarne genoegen met het antwoord van het College op zijn vraag, of het Burgemeester en Wet houders niet gewenst voorkomt meer uniformiteit in vorm en afmeting der huisnummers te verkrijgen door deze huis nummers van gemeentewege te doen aanbrengen. Spreker had deze vraag voornamelijk gesteld, omdat er in de laatste tijd huisnummers zijn aangebracht, die volkomen onlees baar worden, doordat de witte ondergrond zwart wordt. Het is gewenst, dat tot het nemen van bedoelde maatregel van gemeentewege wordt overgegaan, zodra behoorlijk materiaal daarvoor is te verkrijgen. Volgnr. 281 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 282 tot en met 289 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnummer 290, luidende: „Veri ficatie 2.088. De heer van Weizen zegt, dat het antwoord van het College op de door spreker gestelde vraag, in hoever dej instelling van een accountantsdienst wijziging zal brengen in de finan ciële positie der in Leiden gevestigde woningbouwvereni gingen, hem niet geheel en al bevredigt. Een iets positiever toezegging in dit opzicht ware toch wel gewenst. Op het ogenblik hebben al die woningbouwverenigingen accountants- bureaux, die haar administratie verifiëren; dit wordt van gemeentewege door een verificateur gecontroleerd. De in stelling van een gemeentelijke accountantsdienst zou daarin wijziging kunnen brengen. Daardoor zou de zelfstandigheid der woningbouw-verenigingen kunnen worden aangetast. Tengevolge van de reorganisatie, die ook door de Nationale Woningraad wordt voorgestaan, en die zou kunnen mede brengen de instelling van een plaatselijke woningraad, zou in de positie van die woningbouw-verenigingen enige wijziging kunnen komen. Anderzijds hebben de voorbesprekingen met de betrokken Wethouder over deze materie spreker inzover gerustgesteld, dat het, wat de aantasting van die zelfstandigheid betreft, nogal zou meevallen. Ten aanzien van de positie van de woningbouw-verenigingen acht spreker echter een iets positiever toezegging van de zijde van het College gewenst. De heer van der Kwaak zegt, dat het College zeker geen positiever toezegging kan doen; dat, waar hier nog geen accountantsdienst is ingesteld, geen accountant is benoemd, geen instructie is vastgesteld, de werkzaamheden van die toekomstige accountantsdienst zo afgebakend zullen worden, dat de woningbouw-verenigingen a priori van een accountants onderzoek uitgesloten zullen zijn. Wel is spreker ter ore ge komen, dat zelfs de woningbouw-verenigingen, die eigen accountantskantoren hebben, gebruik zouden willen maken van een gemeentelijke accountantsdienst. Spreker wil niet zeggen, dat de instelling van een dergelijke dienst ten doel heeft onmiddellijk de accountants op de woningbouw verenigingen af te sturen. Wanneer die dienst er eenmaal is, zal de instructie worden vastgesteld en zal de accountant het College van advies moeten dienen. Een toezegging in welke richting ook zou spreker zeker niet kunnen geven. De heer Perquin heeft tot nu toe nog nooit iets gezien van de rapporten, die het Bureau voor Controle en Verificatie en ook het accountantskantoor Moret en de Jong hebben uitgebracht; die worden blijkbaar uitgebracht aan Burge meester en Wethouders. Zou het niet juister zijn die rapporten te doen uitbrengen aan de Raad? Zo neen, is het dan mogelijk van die rapporten kennis te nemen? In deze passage in het Algemeen Verslag en in de Memorie van Antwoord wordt gesproken van instelling van een gemeentelijke accountants dienst in de toekomst, maar hoe zal men die rapporten moeten beoordelen, wanneer men niet weet, welke de taak is geweest van dat accountantsbureau. De heer van der Kwaak antwoordt, dat het inderdaad is, zoals de heer Perquin het heeft gezegd. Het College onder vindt het wekelijks. De rapporten worden aan het College uitgebracht. In het verleden zal wel aanleiding tot het in het leven roepen van deze regeling hebben bestaan. Het College is bereid de vraag, of de mogelijkheid van of een aanleiding tot het aanbrengen van een verandering bestaat, nader onder de ogen te zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 23