VRIJDAG 20 JUNI 1947. 99 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Voorzitter e.a.) getrokken van 2.500.voor subsidie aan de Bijzondere Hogere Burger Scholen. 2. Dat voor de jaren, dat deze subsidie ten gevolge van het beleid van Burgemeester de Ruyter van Steveninck van de begroting is afgevoerd, alsnog zullen worden uitbetaald.", is ingetrokken. De heer Knuttel heeft met veel waardering het antwoord van het College op de gemaakte opmerkingen gehoord, doch de heer van der Kwaak heeft sprekers woorden met be trekking tot de verhouding van de leden van het College tot de politieke partijen geheel verkeerd begrepen; de heer van der Kwaak laat spreker precies het omgekeerde zeggen van wat spreker bedoeld heeft. Spreker bedoelde n.l. niet te zeggen, dat de leden van het College zich zullen laten overreden door de partijen, waartoe zij behoren, maar dat zij zullen nalaten zich tegen de politiek van die partijen te keren, wanneer die politiek en dan zowel in de colleges van Gedeputeerde Staten als in de Landsregering in de weg staat aan de hervormingen, die ook zij beogen. Spreker is bevreesd, dat zij zich dan niet met voldoende kracht tegen de politiek van die partijen zullen keren. Spreker heeft niet het oog gehad op de houding van de heer van der Kwaak tegenover aandrang van zijn politieke partij. De heer van der Kwaak zegt, dat het dus maar een ver moeden van de heer Knuttel is. De heer KnuttelEen vrees, een bezorgdheid. Het betoog van de heer D. J. van Dijk richt zich geheel tegen dingen, waarvan spreker niets gezegd heeft en waarvan de heer D. J. van Dijk bij enig nadenken ook zou moeten begrijpen, dat spreker ze niet heeft kunnen zeggen. Spreker heeft n.l. geenszins gezegd, dat hij het hopeloos acht in deze maatschappij aan opvoeding te werken; integendeel, spreker is zeer nadrukkelijk begonnen met te zeggen, dat hij in de practijk met de opvatting van de heer D. J. van Dijk, dat voor de vernieuwing van de maatschappij de opvoeding primair was, zou kunnen medegaan, voorzover het de gemeenteraad betrof, omdat juist de gemeenteraad een uitgebreide sfeer van bemoeiïngen op het gebied van de opvoeding heeft en er voor de gemeenteraad dus op dit gebied, meer dan op andere terreinen van het maatschappelijk leven, te doen is. Spreker heeft er echter op gewezen, dat hij het uiterst gevaarlijk acht de opvoeding als de primaire quaestie bij de vernieuwing van het maatschappelijk leven te beschouwen, omdat dan de andere vernieuwingen zouden moeten wachten op de opvoeding en omdat dan eigenlijk de vernieuwing van de economische verhoudingen daarbij zou achterstaan, terwijl toch zeker in het algemeen belangrijk resultaat van die opvoeding slechts bereikt kan worden, wanneer ook de maatschappelijke verhoudingen, waarin de mensen leven, verbeteren. De heer D. J. van Dijk had kunnen weten dit ten aanzien van hetgeen hij de communistische partij toedicht met betrekking tot haar houding dat deze zich, niet alleen in haar program maar ook in de practijk in de openbare lichamen, keert tegen de politiek van de chaos en dat het toch ook moeilijk te verwachten zou zijn, dat spreker die hier verdedigd zou hebben. Spreker kan de felheid, waarmede de heer D. J. van Dijk daarop is ingegaan, alleen hieruit verklaren, dat hij te veel het oog geleend heeft aan de caricatu- rale voorstelling, die in bepaalde kringen nu eenmaal van communistische politiek gegeven pleegt te worden, zonder dat men zich voldoende van de feiten en de waarde daarvan op de hoogte stelt. Iets dergelijks geldt ten aanzien van de stakingen, waar mede spreker zijn sympathie betuigd heeft. De heer D. J. van Dijk kent alweer slecht de feiten, wanneer hij die toe schrijft aan een soort stakingsgymnastiek van de Eenheids Yak-Centrale. Bedoelde stakingen zijn telkens uitgegaan van het personeel en dan gewoonlijk van het gehele personeel van de desbetreffende inrichtingen en zijn pas begonnen, nadat het geduld van de arbeiders, wie reeds lange tijd toenadering van prijzen en lonen is voorgespiegeld, was uitgeput en de toestand onhoudbaar is geworden. De heer D. J. van Dijk had zich trouwens verder op de hoogte kunnen stellen, dat een zeer groot deel, misschien wel het allergrootste deel van die stakingen juist ging om toekenning van een productie-premie en dat juist door zich in te stellen, niet op loonsverhoging, maar op de productie-premie, de arbeiders getoond hebben, hoezeer hun hierbij het belang van de productie ter harte gaat. Wie zich tegen deze dingen keert, loopt groot gevaar zich te keren tegen de arbeidersklasse en op haar vertrouwen steeds minder aanspraak te kunnen maken. De heer Knol heeft sprekers woorden niet geheel juist Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Knuttel e.a.) weergegeven. Spreker heeft gesproken van een verkapte devaluatie; over de vraag, in hoever werkelijk devaluatie heeft plaats gevonden, zou te twisten zijn, maar dat deze verschijnselen onder dit begrip mogen worden gevat, dat de koopkracht van de gulden aanzienlijk verminderd is, en dat virtueel gedevalueerd is, ofschoon niet officieel, is niet te betwisten. Volgens de heer Knol zou elke productie kapitalistisch zijn, omdat daarbij altijd een kapitaal nodig zou zijn. De heer Knol gebruikt hier het woord „kapitalistisch" voïkomen verkeerd; kapitalistisch betekent niet: waarbij kapitaal te pas komt, maar: waarbij het kapitaal een alles beheersende invloed heeft. De heer Knol zegt, dat men dat in Rusland ook heeft. De heer Knuttel ontkent dit ten stelligste. Men zou hier het woord moeten gebruiken, dat het Nederlands niet kent, maar dat zich verhoudt tot het woord kapitalistisch als het woord „sociaal" tot het woord „socialistisch". Wanneer de heer Knol zegt: iedere productie heeft met kapitaal te maken, is spreker het volkomen met hem eens, maar wanneer de heer Knol beweert: iedere productie wordt door kapitaalsbelangen beheerst, heeft deze het zeker geheel mis. Volgens het geijkte gebruik van het woord „kapitalis tisch" is dat, wat de heer Knol zegt, wanneer hij spreekt van „een kapitalistische productie", inderdaad kapitalistisch. De heer Knol heeft gesproken over de bezitters van olie- aandelen, die deze aandelen zo duur hadden gekocht (spreker zou liever zeggen: hebben kunnen kopen) en daardoor niet 9, maar 2| van hun geld maakten. Wanneer de heer Knol zo wil optreden als advocaat van de kapitaalbelangen, gevoelt spreker geen roeping dat te verstoren. De heer Knol Levert U mij dan voor 9 De heer Knuttel verklaart geen effectenhandelaar te zijn. De betrokkene kan wel een oprichtersaandeel van de Konink lijke Olie hebben gehad. Bovendien zou deze wel een aandeel voor 300 gekocht kunnen hebben, maar bij een bepaalde gelegenheid een bonus op een winstaandeel kunnen hebben gekregen, dat hem niets had gekost. Wanneer spreker aan het rekenen gaat, wordt het een aardig ingewikkelde berekening. Tot zijn spijt moet spreker de heer Knol een illusie ont nemen, als deze meent, dat het Marxisme zowel op philoso- phisch als op politiek gebied dood is. Het is niet zo. Spreker vestigt de aandacht op de grote vlucht, die de marxistische denkbeelden juist in wetenschappelijke kringen hebben genomen, in de eerste plaats in Frankrijk, maar ook in aan zienlijke mate in Engeland en de Verenigde Staten van Amerika. Er wordt zelfs beweerd (de juistheid van deze bewering kan spreker echter niet controleren), dat in Engeland de aanhang van het communisme onder de intellectuelen procentsgewijze groter is dan die onder de arbeiders. De heer Schüller constateert met genoegen, dat het College naar aanleiding van zijn vragen omtrent het uitbreidings plan en de grondpolitiek zeer belangrijke mededelingen aan de Raad heeft gedaan. Met veel belangstelling zal spreker het rapport en de wijzigingen van het uitbreidingsplan tegemoet zien. Het antwoord van de Wethouder inzake de architecten bevredigt spreker allerminst. Aangezien de besturen dei- betrokken woningbouwverenigingen hierin ook nog wel een woordje zullen medespreken, zal spreker dit punt thans laten rusten. Wat het vervoer betreft, heeft spreker het wel degelijk gehad over het gehele vervoer van gemeentewege; hij heeft zelf het denkbeeld geopperd om te overwegen, of het in het belang van de gemeente zou zijn, dat het vervoer van alle diensten en bedrijven van een centraal punt uit werd geleid. Het betoog van de Wethouder van Fabricage met betrek king tot de toepassing van artikel 42 van het Ambtenaren reglement (strooidienst) was zeer zwak; de Wethouder is er met geen woord op ingegaan, dat het artikel voor de ver schillende diensten en bedrijven op tweeërlei wijze wordt toegepast, terwijl het gehele gemeentepersoneel en niet slechts een deel er van recht heeft op een en dezelfde toepassing- van het reglement. Spreker verzoekt dan ook het College voor de a.s. winter deze aangelegenheid nog eens nader te bezien en maatregelen te nemen. Volgens de heer Menken is omtrent het personeel van de Gemeentelijke Geneeskundige dienst nog nooit enige bespreking gevoerd. Spreker heeft als voorzitter van de Alge mene Ambtenaren Bond twee keer een onderhoud met de Directie over de zaak gehad op 18 Juli 1946 en op 19 Sep-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 19