94 VRIJDAG 20 JUNI 1947. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van Weizen e.a.) Spreker wil absoluut niet verdoezelen, dat er tussen de katholieken en de communisten verschillen van mening bestaan omtrent de theoretische fundering van de mede zeggenschap. Daarom zullen de communisten waakzaam zijn, wanneer het gaat om de vraag, of de medezeggenschap niet drijft naar een soort van corporatieve staat of corpora tieve instelling. De communisten zullen alle maatregelen en voorstellen op het gebied van de medezeggenschap nauw keurig toetsen aan hun practische bruikbaarheid, alvorens al of niet hun steun daaraan te verlenen. De heer van der Kwaak heeft met genoegen geconstateerd, dat de communisten in deze Raad bereid zijn hem bij een solide beheer te steunen. Willen deze woorden enige zin hebben, dan moeten er ook daden zijn. Welnu, de commu nistische fractie zal de voorstellen van het College op finan cieel gebied, nodig om de gemeentelijke huishouding op peil te houden, en eveneens de andere voorstellen van het College, op hun practische waarde toetsen. Wat betreft de perspectieven voor de woningbouw en de overige plannen, die in uitzicht zijn gesteld, handhaaft spreker zijn standpunt, dat de toestand, zoals die zich heeft ontwikkeld, en de financiële positie van Leiden zeker geen aanleiding geven tot het optimisme, dat verleden jaar heerste. Het vorig jaar heeft men spreker zegt niet, dat dit de schuld van de Wethouder is verwachtingen gewekt zowel met betrekking tot de woningbouw als ten aanzien van de uitvoering van de spoorwegplannen. Daarmede hingen samen de plannen, welke tot oplossing van de verkeers moeilijkheden in de stad zelf zouden leiden, die niet geheel verwezenlijkt zijn. Verleden jaar werd daarover gesproken in een geest, alsof nog in de loop van 1946 met de uitvoering daarvan een begin gemaakt zou kunnen worden, en daarin is men teleurgesteld. Spreker weet wel, dat men daarvoor moeilijk het College aansprakelijk kan stellen, integendeel, maar dan moet men ook oppassen. In dit opzicht moet men met beide benen op de begane grond blijven. Men moet vóór alles realist zijn, niet zozeer voor wat betreft het plan, het programma, dat op stapel staat in grote trekken heeft dat de instemming van de communisten maar wel met betrekking tot de uitvoering en speciaal met betrekking tot het tempo van de uitvoering. De Wethouder zelf heeft mededeling gedaan van het plan tot de bouw van 400 woningen in 1946'47, maar de uitvoering daarvan zal een bedrag vereisen, dat toch wel te denken geeft. Spreker vreest, dat het tempo, waarin men zich de uitvoering van dat plan gedacht had, in belangrijke mate vertraagd zal worden. Men heeft zich in het verleden dikwijls bezondigd aan het scheppen van illusies; de harde realiteit heeft ook geleerd, dat men met betrekking tot de mogelijkheden, die aanwezig zijn, uiterst voorzichtig dient te zijn, zo lang de kapitalistische verhoudingen gehandhaafd blijven; zolang deze niet worden gewijzigd, zal het tempo van uitvoering, ondanks de goede wil van het College en van de Raad (factoren, die ook een woordje medespreken), niet zodanig zijn als noodzakelijk is. Spreker heeft hieraan uiting gegeven, niet om propaganda te voeren, maar om het belang van de gemeente en haar inwoners te dienen; ondanks deze meningsverschillen blijven toch nog voldoende gebieden over, waarop vruchtbare samen werking mogelijk is. De heer Wilmer zal zich zoveel mogelijk bekorten en alleen daarom niet reageren op het betoog van Wethouder van Schaik; wanneer spreker niet op dit betoog ingaat, mag men daaruit dus niet afleiden, dat hij het niet van belang zou achten of het in alle opzichten daarmede eens zou zijn. Spreker blijft er intussen van overtuigd, dat voor leerlingen der lagere school, die niet verder leren, een goede school voor eindonderwijs, die hen direct op het grote leven voor bereidt, beter is dan een opleidingsschool, waar zij worden volgepropt met kennis, die nodig is om te voldoen aan exameneisen. Het verheugt spreker, dat het College zich bereid heeft verklaard alle aandacht te schenken aan de vraag, of bij de verschillende grote uitgaven wel van de nodige efficiency sprake is. Spreker -vertrouwt, dat de volgende begroting daarvan de gevolgen in de vorm van bezuinigingen zal doen zien. Hoewel spreker het zeer toejuicht, dat de debatten deze keer veel korter zijn geweest dan in vroegere jaren, is toch nu en dan enige spijt bij hem opgekomen, nu men zich op sommige punten al te zeer heeft bekort. Zo zou de heer Knol het interessante, zeer bestudeerde en diep op de kwestie van de medezeggenschap ingaande betoog, waarnaar spreker met grote belangstelling heeft geluisterd, zeker achterwege hebben gelaten, wanneer spreker reeds in eerste termijn duidelijk had gezegd, wat hij met „medezeggenschap" Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Wilmer.) bedoelt, of wanneer de heer Knol de motie, door de heer van Oijen en spreker enige weken geleden ingediend, met aandacht had gelezen. De redevoeringen van de heren Knol en Robbers zouden inderdaad een afdoende bestrijding van de medezeggenschap zijn, indien spreker niet nadrukkelijk in zijn motie had gezegd, dat hij met medezeggenschap bedoelt een adviserende medezeggenschap. Houdt men dit in het oog, dan blijft er van het betoog van de heer Knol niet veel bestaan, daar dit geheel en al was gericht op een medezeggenschap, waarbij de leiding der zaken wordt verplaatst van de overheid naar de ambtenaren en de arbeiders. Het is een verdienste van de motie, dat daarin openlijk wordt gezegd, dat een advi serende medezeggenschap wordt beoogd. Beweert nu de heer Woudstra, dat medezeggenschap met een adviserend karakter geen zaak is, die met het woord „medezeggenschap" mag worden aangeduid, dan zou dit waar kunnen zijn, indien niet tevens in de motie werd gezegd, dat een ernstig over wegen van het advies verzekerd moet zijn. Wanneer spreker het recht krijgt om te adviseren en hem de in een verordening vastgelegde waarborg wordt gegeven, dat met zijn adviezen ernstig rekening zal worden gehouden, zodat ze niet zonder argumentatie van de hand kunnen worden gewezen, gelooft spreker een dergelijke adviserende bevoegdheid zeer zeker met medezeggenschap te mogen betitelen. De Wethouder van Sociale Zaken heeft er op gewezen, dat over die medezeggenschap al veel is geboomd en ge theoretiseerd en nu was sprekers verlangen, sprekers wens juist, aan dat geboom en aan dat getheoretiseer eens een einde te maken, en bij het College er op aan te dringen nu ter tafel te komen met een concreet voorstel betreffende de medezeggenschap, natuurlijk na bij het Georganiseerd Overleg advies te hebben ingewonnen. Het College meent dit echter enige tijd te moeten uitstellen, daar het College het onmogelijk en niet gewenst acht deze aangelegenheid hier ter plaatse af te doen; het wil wachten op een advies, op een besluit van het overleg in het Centraal Orgaan. Spreker blijft dit niet nodig achten, maar erkent, dat deze reden gegrond is en dat het dan gemakkelijker kan zijn een voorstel te doen en te aanvaarden; er zijn echter ook redenen, die dit niet wenselijk doen zijn, omdat wanneer eenmaal dit Centraal Orgaan zich heeft uitgesproken, het zeer moeilijk zal zijn in Leiden daarvan op een uitgesproken wijze af te wijken, zodat het gevaar bestaat, dat ook op dit gebied een stuk van de gemeentelijke autonomie verloren zal gaan. Het College wil echter wachten op dit besluit van het Centraal Orgaan en naar sprekers mening heeft de Raad zich daarbij neer te leggen; de Raad kan niet anders doen. Dit geldt ook ten aanzien van het voorstel-Schüller, dat trouwens, omdat het te veel concretiseert en de Raad op verscheidene punten al min of meer vastlegt, toch niet aanvaardbaar zou zijn. Spreker meent, dat de Raad moet afwachten en gelet speciaal op de persoon van de Wethouder van Sociale Zaken heeft spreker vertrouwen dat dit wachten niet lang zal behoeven te duren, en moet vertrouwen, dat inderdaad het College, op advies van deze Wethouder, spoedig in de Raad zal komen met een voorstel inzake de medezeggenschap. Misschien mag men daarbij ook de steun verkrijgen van de communistische fractie; daaruit blijkt, dat deze in dit opzicht van principe of van tactiek veranderd is in vorige jaren is door de heer Knuttel over de medezeggen schap wel eens anders gesproken. Het voorstel van de heer A. van Dijk tot toekenning van een subsidie aan de bijzondere Hogere Burger Scholen heeft een veel diepere ondergrond dan ogenschijnlijk het geval is. Voor dit voorstel moeten niet alleen de voorstanders van het bijzonder onderwijs zich interesseren, maar de gehele Raad. De strekking van dit voorstel is eenvoudig deze, dat de Raad een besluit, in 1930 door hem genomen, dat door de heer de Ruyter van Steveninck buiten werking gesteld is, nog als geldig erkent. Indertijd heeft de Raad besloten aan de christelijke en aan de katholieke H.B.S. een subsidie te verlenen van 40 van het tekort op de zuivere schoolrekening. Het laatstelijk voor beide scholen als subsidie uitgetrokken bedrag was 1.000.Naar sprekers stellige overtuiging mag de Raad niet erkennen, dat dit Raadsbesluit niet meer zou bestaan; dat Raadsbesluit bestaat nog en daarom moet het ook gehandhaafd worden. Burgemeester en Wethouders hebben volkomen het recht de Raad voor te stellen dit Raadsbesluit in te trekken, en de Raad heeft volkomen het recht dit ook te doen, maar zolang dit Raads besluit niet op democratische wijze is ingetrokken, blijft het bestaan. Mocht het bestuur van deze H.B.S. een verzoek om subsidie indienen, dan moet het College dit inwilligen óf een voorstel doen om het Raadsbesluit van 1930 in te trekken. Spreker hoopt, dat hij op dit punt nog een kort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 14