92 VRIJDAG 20 JUNI 1947. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van der Kwaak.) de grondbelasting is gebaseerd op de gemiddelde huurwaarde van de eigendommen in de jaren 18921896. Die huurwaarde is thans uiteraard aanmerkelijk hoger. Wanneer dan ook in plaats van de belastbare opbrengst volgens de grondbelasting de thans voor de personele belasting gelden de huurwaarde als grondslag voor de heffing werd aangehouden, zou er een aanmerkelijk hogere opbrengst van de straatbelasting worden verkregen. Het College zou het toejuichen, indien de kosten van de molest verzekering in één jaar konden worden afgeschreven. Toch stelt spreker de vraag, of zelfs vóór de oorlog deze post op één jaar had kunnen drukken, zonder dat vele andere dingen in het gedrang zouden zijn gekomen, om er nog maar niet van te spreken, dat door een dergelijke wijze van boeken de begrotingen van volgende dienstjaren met het tekort van voorafgaande dienstjaren zouden prijken. Dit is een specifieke erfenis van de oorlog. Daarbij rijst ook de vraag, hoe de houding van het Rijk in deze zou zijn. Eigenlijk is dit geen vraag meer, nu Gedeputeerde Staten de gemeente Schiedam hebben voorgeschreven het bedrag over 25 jaar te verdelen. Het College heeft gemeend van 1944 af 1j10 op de rekening en vervolgens op de begroting te moeten plaatsen. Spreker zelf zou zeer dankbaar zijn, indien dit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten verkreeg. Een premie van 10.950.- en de zegelkosten a 3.000.zijn ook ten laste van de reke ning 19441945 gebracht. Spreker verheugt zich er over, dat de doelstelling van de vernieuwingsfondsen deze keer in het juiste licht is geplaatst. De heer Stolp was positief in zijn mededeling van de taak, welke hij voor deze fondsen ziet, maar daarover bestaat ook verschil van mening. Het gaat om de vraagmoet er een ver nieuwingsfonds zijn om zo mogelijk de aanlegwaarde of de boekwaarde te vergoeden? Bij de gasfabriek was ultimo December 1946 de aanlegwaarde 5.198.000.en de boek waarde 1.068.000.Waar het vernieuwingsfonds van de gasfabriek 369.000.groot is, blijkt, dat men ten deze zeer voorzichtig moet te werk gaan. Bij de electriciteits- fabriek zijn deze getallen respectievelijk 13.337.000. 2.961.000.— en 1.064.500.—. Spreker is het niet eens met de heer Stolp, dat de financiële positie van de lichtfabrieken in 1947 gunstiger is dan in 1943. Het feit, dat de winst in 1943 939.532.en in 1947 790.425. bedroeg, kan voor de heer Stolp nooit een grond zijn voor de verhoging van het percentage van de storting in de vernieuwingsfondsen. Er zijn vele kanten aan deze zaak en daarom heeft spreker zich nader verstaan met de directie van de lichtfabrieken. Het komt spreker voor, dat in een Raadsvergadering niet diep op een dergelijke technische kwestie kan worden inge gaan, waarom hij de vragenstellers in overweging geeft, dit een kwestie te laten zijn voor de vergadering van de commis sarissen der lichtfabrieken. Het verheugt spreker, dat de gemeente met de bedragen van de vernieuwingsfondsen be hoorlijk voor de dag kan komen. Nu spreker alleen deze begroting en het financiële beleid van dit College heeft te verdedigen, acht hij het niet ge wenst diep in te gaan op het vele, dat over de financiële ver houding tussen het Rijk en de gemeenten is gezegd en be perkt hij zich tot het geven van de volgende cijfers: Uitkering aan de gemeente: over het jaar per inwoner: 1934 1938 1947 1.865.527 1.804.000 3.038.000 25,89 24,02 36.17 Men dient hierbij ook de toestand van 's lands financiën in het oog te houden. Spreker denkt hierbij aan wat de Minister van Financiën, de heer Lieftinck, schreef in de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp Vermogens- aanwasbelasting n.l. „Doch het is nu eenmaal zo, dat onze volksgemeenschap door de vijand in de meest deplorabele toestand is achter gelaten en dat in de eerste tijd slechts forse maatregelen in staat zullen zijn geheel orde op zaken te stellen. Op het ogenblik, dat de bemanning van een lek geslagen schip alle krachten moet inspannen om het in behouden haven te brengen, kunnen niet alle bijzondere belangen nauwkeurig worden afgewogen." Erkentelijk is spreker voor de goede woorden, welke uit de Raad tot hem zijn gericht. Dit werk is tot stand gekomen dank zij de zeer goede samenwerking met de Secretaris, en met de ambtenaren de Hartingh en Wassenaar en diens assistenten Pannekoek en Bergsma. Deze begroting is op een ongebruikelijke wijze ingediend. Spreker wil thans ook op ongebruikelijke wijze in het bijzonder de heer Wassenaar Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van der Kwaak e.a.) dankzeggen voor het vele werk, dat hij, veelal buiten de bureau-uren, aan deze begroting heeft besteed. De heren Goslinga en Staats, werkzaam bij de lichtfabrieken, hebben steeds klaargestaan voor het cyclostyle- en bindwerk, dat zij op uitstekende wijze hebben verzorgd. Tot het slot van zijn betoog komende, zegt spreker, dat er zijns inziens aanwijzingen zijn, welke er op duiden, dat het tekort op de volgende begroting reeds minder zal zijn, waarbij hij denkt aan de vrij gunstige ontwikkeling van de bedrijven, hoewel de overheidsmaatregelen nog steeds rem mend werken. De inwerkingtreding van de Noodwet Ouder domsvoorziening zal evenzeer een gunstige invloed op de gemeente financiën hebben. De herziening van de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten is reeds in de keuken van de Commissie-Oud gereed. Men hoopt, dat nog dit jaar het wetsontwerp zal worden ingediend. Verwacht mag worden, dat ook dit voor de gemeente in de naaste toe komst van grote betekenis zal zijn. Dit is een sombere begrooting, maar er zijn lichtpunten. Wellicht meer dan ooit is het thans geboden de gemeente huishouding zo efficient mogelijk te besturen. Daaraan zullen allen moeten willen medewerken. Spreker besluit zijn rede met de woorden van Vondel: „Door eendracht, die macht maakt, is een volk sterk en krachtig. De tweedracht, die een kracht breekt, maakt het winlijk en onmachtig." De Voorzitter betreurt het, dat de heer van Weizen de indruk heeft willen vestigen, dat de weigering van een vergunning aan de afdeling Leiden van de C.P.N. „De Waarheid" om door middel van een geluidswagen haar 1-Meimeeting aan te kondigen, gegrond is op de politiek van deze partij. De heer van Weizen weet nu, dat spreker zich door overwegingen van die aard niet zal laten leiden en dat de vergunning eveneens zou zijn geweigerd aan de Partij van de Arbeid of de Katholieke Volkspartij, indien zij voor een bepaalde feestdag een vergunning hadden gevraagd. Sprekers weigering is gegrond op het besluit, dat de politieke partijen in Leiden onderling hebben genomen, om alleen bij de verkiezingen van de geluidswagen gebruik te maken. Al zou dit niet het geval zijn geweest, dan nog zou spreker, gelet op zijn standpunt met betrekking tot het gebruik van een geluidswagen, ernstig moeten betwijfelen, of voor de aankondiging van de 1-Mei meeting de vergunning zou zijn verleend. Het is spreker gebleken, dat sinds de bevrijding een zeer ruim standpunt in deze in Leiden wordt ingenomen, terwijl hij van mening is, dat in verband o.a. met het verkeer en het lawaai het gebruik van de geluidswagen zoveel mogelijk zal moeten worden beperkt tot die gevallen, waarin het gaat om algemene doeleinden hier te lande of ter stede. Dit standpunt wordt ook in andere gemeenten ingenomen. De meeste steden nemen zelfs een nog strengere houding aan dan Leiden. Ook in Den Haag is het gebruik van geluidwagens voor de aankondiging van het 1-Meifeest verboden. Intussen is de regeling ter zake opnieuw in overweging genomen en zal zij worden bezien in verband met de ant woorden, die spreker van andere gemeenten ontvangt. Wat de brandweer aangaatdeze zal waarschijnlijk bestaan uit een kern van beroepsbrandweerlieden, aangevuld met een zgn. plichtbrandweer. Daarbij zal moeten worden overwogen, op welke wijze de gemeente in verband met de brandassu- rantie een bijdrage van het Rijk zal kunnen krijgen. De grootte van de kern hangt af van de vraag, of de gemeente alleen voor haar eigen gebied heeft te zorgen, of dat de brandweer een groter gebied ter verzorging krijgt aangewezen. Er zouden alleen dan 50 beroepsbrandweerlieden nodig zijn, wanneer er geen plichtbrandweer kwam; spreker gelooft echter, dat het aantal belangrijk kleiner kan zijn. Wat het optreden van de brandweer bij de brand aan de Herengracht betreft, is gebleken, dat de brandweerlieden de brandende voorwerpen op de straat hebben gedeponeerd en de Gemeentereinigings- en Ontsmettingsdienst hebben ver zocht die weg te halen. De brandweer ontkent ten stelligste, de brandende voorwerpen in het water te hebben geworpen. Spreker zegt de heer Schüller toe, dat gelijk in het antwoord op blz. 22 reeds is medegedeeld het advies van het Georganiseerd Overleg zal worden ingewonnen, indien algemene personeelsaangelegenheden bij de reorganisatie van de brandweer aan de orde komen. Met betrekking tot de annexatie zou spreker van zijn plaats liever willen spreken van „grenswijziging" of „uit breiding". Wanneer tot grenswijziging of uitbreiding wordt overgegaan, is het niet een kwestie van machtswellust, maar van noodzakelijkheid voor de gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 12